Zinka's opvatting over de leer van Jezus.

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)

«« 19 / 263 »»
[1] ZINKA denkt daar wat over na en zegt na een poosje: "Beste vriend! Hoewel die leer wat gedurfd is, is er niets tegen in te brengen. Het wezen ervan is, als er tenminste een God is Die zich ook maar iets om de stervelingen bekommert, duidelijk goddelijk! Weliswaar hebben ook andere grote wijzen de grondregel opgesteld dat de zuivere liefde de oerkiem van al het leven is en dat de mensen de liefde het meest zouden moeten bevorderen omdat slechts uit de liefde al het heil voor de mensen zou kunnen opbloeien. Maar zij verklaarden het zuivere wezen van de liefde niet. De liefde heeft echter even vaak goede als kwade kanten en uiteindelijk weet men niet welke kant van de liefde men dan eigenlijk voor het welzijn moet beoefenen.
[2] Maar hier is zonneklaar onder woorden gebracht welke soort liefde de mens moet koesteren en als levensprincipe moet aanhouden. Daarom kan zo'n leer natuurlijk oorspronkelijk niet van een mens afkomstig zijn, maar alleen van God, en dat bewijst dan meteen dat er dan toch een God is. Wel, wel, ik ben u, beste, mij geheelonbekende, verheven vriend - ook al bent u misschien een heiden van ganser harte dankbaar, want u heeft mij nu, net als mijn niet op hun achterhoofd gevallen vrienden, een grote dienst bewezen! Wij waren in zekere zin allen min of meer goddeloos, maar nu komt het mij in ieder geval voor, dat wij de verloren God hebben weergevonden, hetgeen voor mij zeer verheugend en aangenaam is.
[3] Johannes gaf zich weliswaar ook alle moeite om mij van het bestaan van een eeuwige God te overtuigen, maar dat lukte hem toch niet. Ik gaf hem duchtig tegenspel en hij kon al mijn twijfel niet wegnemen, en zo bleef ik dan ook tot op heden in al mijn twijfels steken. Maar nu is het in één klap uit met al dat getwijfel!
[4] Merkwaardig! Ja, ja, zo is het: "Als iemand in een dwaaltuin niet de juiste poort vindt, komt hij niet in het paleis van de koning die in het ruime centrum van de grote dwaaltuin zijn vaste woonplaats heeft gebouwd. U heeft mij nu echter de juiste poort gewezen en deze voor mij geopend, en nu is het dus een kleine moeite zo snel mogelijk in het grote en eeuwige paleis van de koning te komen.
[5] Wees nu echter ook nog zo goed mij te zeggen waar u het buitengewone geluk had de grote man te ontmoeten! Hij is beslist geen magiër, maar een met hogere, goddelijke krachten begiftigd mens, want dat blijkt uit zijn waarlijk goddelijke leer! Zeg mij dus waar u hem heeft gesproken! Ik zou daar zelf heen willen gaan en uit zijn mond die levende woorden van heil horen"
[6] IK zeg: "Blijf nu maar hier, je zult Hem al gauw tijdens het verloop van de besprekingen die nog zullen volgen vanzelf vinden! Ook is het nu al ruim een uur na het midden van de dag. Onze brave gastheer Marcus heeft het middagmaal reeds klaar en het zal dadelijk opgedaan worden. Maar na de maaltijd zullen wij nog zeeën van tijd krijgen om over allerlei zaken met elkaar te spreken. Jij blijft aan onze tafel, -je negenentwintig metgezellen kunnen hiernaast gaan zitten."
[7] Dan brengt Marcus de spijzen. Toen de spijzen op de tafels stonden, viel het Zinka op dat al die grote tafels door een paar mensen opeens als bij toverslag vol gezet waren met spijzen en bekers met wijn.
[8] HIJ vroeg de naast hem zittende Ebahl: "Vriend, vertel mij alsjeblieft, hoe kon nu door zo weinig mensen ineens zo'n grote hoeveelheid voedsel hier op al die lange tafels gebracht worden! Heus, daar verbaas ik mij bijzonder over! Ik zou haast durven beweren, dat het er hier niet helemaal natuurlijk aan toegaat! Heeft de oude waard soms geheime, gedienstige geesten die hem bij dit werk helpen?"
[9] EBAHL zegt: "Je zult er wel niet steeds op gelet hebben, omdat je erg verdiept was in je gesprek, terwijl intussen al die tafels gemakkelijk van wijn en voedsel voorzien konden worden zonder dat je dat speciaal is opgevallen. Zelf heb ik er weliswaar niet op gelet, maar zonder meer onnatuurlijk zal het er toch wel niet aan toegegaan zijn!"
[10] ZINKA zegt: "Vriend, geloof me, ook al ben ik nog zo verdiept in het een of andere gesprek, dan zal er om mij heen toch niets kunnen gebeuren zonder dat ik het zou zien. Ik weet heel zeker dat er zich enige ogenblikken geleden nog geen broodkruimel op de tafels bevond, -en nu buigen de tafels door van het voedsel dat er op staat! Neem me niet kwalijk, in zo'n geval mag een mens met hart en verstand toch wel een vraag stellen, met name als je vreemdeling bent!? Het maakt me nu niet meer uit of iemand mij daarover goed inlicht of niet, maar ik blijf erbij dat er hier beslist geen natuurlijke dingen in het spel zijn! Kijk maar eens naar mijn negenentwintig metgezellen die onder elkaar precies hetzelfde onderwerp bespreken. Alleen jullie allen, die hier waarschijnlijk nu al verscheidene keren gegeten hebben, blijven in dit geval onverschillig, omdat jullie wel weten wat hier aan de hand is! Maar het hindert niet, -ik zal later nog wel achter dit geheim komen!"
«« 19 / 263 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.