Oubratouvishar en Jezus.

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)

«« 194 / 263 »»
[1] (OUBRATOUVISHAR:) "Pas thuis in ons hete land kreeg ik de visioenen! Ik vertelde jullie deze precies zoals ze mij door de onmiskenbare genade van de allerhoogste geest ten deel vielen, en dat verblijdde jullie zozeer, dat jullie daarna rondsprongen als jonge lammeren in de wei. Hoe opgewekt en vrolijk jullie daarbij ook waren, toch benijdden jullie mij in jullie hart, wat heel edel was, omdat ook in jullie de wens zich steeds meer deed voelen, ook zulke visioenen te krijgen. Toen ik met de groep van twintig metgezellen hierheen op reis ging nadat ik zevenmaal geheime, innerlijke instructies had gekregen, konden jullie het thuis nauwelijks een halve dag zonder mij uithouden. Jullie reisden mij na en hebben mij hier op wonderbaarlijke wijze ingehaald.
[2] Nu zijn wij op de heilige plaats van mijn visionaire opdracht en hier is oneindig veel meer dan Memphis, Karnag bij Korak en de grootste tempel van de wereld Ja bu sim bil, oneindig veel meer dan het zeer geheimzinnige Isis beeld! Want zie daar -aan de grote tafel! Daar in het midden, gekleed in een rozerood kleed met daarover een blauwe, geplooide mantel, zit, met over zijn schouder~ weelderig golvend, goudblond haar, niet alleen geestelijk maar ook lichamelijk het allerhoogste, goddelijke wezen, -het volop levende beeld van de onthulde Isis!
[3] Toen de overste ons de liefde tot het oneindige, goddelijke wezen na aan het hart legde, voelden wij dat het kleine mensenhart helemaal niet instaat was tot zo'n liefde en wij dachten en zeiden dan ook dat wij wel de een of andere persoonlijkheid die de goddelijke geest in zijn volheid zou dragen, heel goed boven alles zouden kunnen liefhebben, maar dat een te oneindige goddelijkheid, de door de geest van God vervulde oneindigheid, als iets dat niet te vatten is, niet liefgehad kon worden tenzij de liefde tot zo'n oneindig, goddelijk wezen zou bestaan uit het gevoel van de te kleine, nietige mens door de te eindeloze, oergoddelijke alomtegenwoordigheid.
[4] Hoe sterkte ons het getuigenis van de overste, waaruit naar voren kwam dat Moisez tenslotte toch nog de rug van de oereeuwige godheid gezien had, ook al straalde zijn gezicht door het onbeschrijfelijk grote licht zeven jaar lang zoveel licht uit, dat geen mens er naar kon kijken zonder verblind te worden, zodat de wijze daarom gedurende die lange tijd zijn gezicht met een driedubbele doek bedekt moest houden. O, dit verhaal van de overste heeft ons erg opgebeurd, omdat wij ons daardoor de mogelijkheid van een God als persoonlijk wezen begonnen voor te stellen! Sindsdien begonnen wij de allerhoogste God pas lief te hebben en tengevolge van die liefde heb ik dan ook ongetwijfeld mijn zeven visioenen gekregen als uitnodiging om hierheen te komen, zonder welke wij anders nooit hierheen gekomen zouden zijn.
[5] Wij hebben nu de allerhoogste God persoonlijk voor ons, en Hij draagt ons voor onze vervolmaking niets anders op dan Hem lief te hebben boven alles, en elkaar zoals ieder van ons zichzelf noodzakelijkerwijs liefheeft!
[6] Beste broeders en zusters, wat zeggen jullie allen nu over dit alles? Wat voelen jullie nu, en van welke gedachten zijn jullie harten nu vervuld? O, spreek nu en bid tot de allerheiligste, eeuwige oergeest, de God die zich bijna geen sterveling tot op heden kon voorstellen! Spreek, spreek! Wat denken en voelen jullie nu? Hoe is het jullie te moede?"
«« 194 / 263 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.