Raphaël overtuigt de zwarten van de goddelijkheid van de Heer.

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)

«« 200 / 263 »»
[1] Meteen daarop roep IK de engel en zeg, terwille van de anderen aan tafel, duidelijk verstaanbaar tegen hem: "Raphaël, nu is Oubratouvishar met zijn metgezellen weer op het juiste punt teruggekomen en kun je het meningsverschil met één klap uit de weg ruimen! Zij voelen er alles voor om nu zijn mening en inzicht over Mij te aanvaarden, als hij hun bewijzen kan dat de steen werkelijk door jou in een ogenblik uit Nubië hier is gebracht. Ga er daarom naartoe en haal voor ieder die dat wil, dat wat hij vraagt uit zijn hut hierheen en het hele geschil zal daarmee van de baan zijn!
[2] Want deze mensen, die een vaste wil hebben maar moeilijk begrijpen, moeten door een wonder bekeerd worden, omdat woorden alleen voor hen te weinig overtuigingskracht bezitten. Een wonder schaadt deze mensen ook niet zoveel als het jullie doet en met name veel Joden; want zelf kunnen zij als onbedorven mensen enkel door hun vaste geloof en door hun onbuigzame wil zeer opmerkelijke wonderen verrichten, wat zij een zo goed als heel natuurlijk~ zaak vinden. Daarvan zullen wij ons later overtuigen. Een groot wonder telt bij hen daarom maar half en zodoende kunnen zij, zonder dat dit nadelig voor hen is, door wonderen op onschadelijke wijze bewerkt worden. Ga nu dus! Wat je moet zeggen en moet doen, heb je al in je."
[3] Met deze opdracht, die allen nu kennen, gaat de ENGEL naar de tafel waar de zwarten, door het genot van de wijn nog luidruchtiger geworden, hun tamelijk luide twistgesprekken houden. Daar aangekomen zegt hij met een doordringende, luide stem: "Waarom uiten jullie beschuldigingen tegen deze grote vriend en weldoener van jullie, aan wie je alle goeds te danken hebt, alsof hij jullie zou willen bedriegen en je een onwaar geloof op zou willen dringen?! Waarom maken jullie het wonder, dat ik om hem te overtuigen volgens de wil van. de Heer verricht heb, verdacht alsof ik een door hem ontboden bedrieger zou zijn, om hem te helpen jullie te bedriegen! Wat wensen jullie dan voor bewijzen om jullie twijfel weg te nemen? Moet ik iets uit jullie hutten voor jullie hier brengen? Vraag maar, dan zal ik het doen!"
[4] Deze energieke toespraak bracht allen tot zwijgen en zij wisten van angst niet wat te doen.
[5] Maar de AANVOERDER zei: "Dat is de hulp van God! Die zal mij rechtvaardigen tegen jullie toch wel heel erge beschuldigingen! Vraag en overtuig je; want dat alleen kan jullie dwaasheid te niet doen!"
[6] EEN, die de meeste twijfels geuit had, ging toen staan en zei: In mijn hut is een schat verborgen; buiten mij en mijn vrouw, die hier is, weet niemand ervan. Breng die hier, dan zal ik volledig geloven!"
[7] De ENGEL zegt: "Binnen hoeveel tijd moet ik de schat, die je in linnen en riet gewikkeld, in de hoek aan de oostkant van je hut op de plaats waar buiten de hut een grote palmboom staat, twee voet diep in het zand begraven hebt, en die bestaat uit een dertig pond zware klomp zuiver goud, hier brengen? Zeg mij, binnen hoeveel tijd!"
[8] De TWIJFELAAR kijkt dan heel verbaasd en zegt: "Maar hoe is het in 's hemelsnaam mogelijk dat jij, beminnelijke knaap, dat zo precies weet? Daarmee alleen al heb je mijn twijfel weggenomen, want nu begrijp ik alles wat onze leider en oudste over die jonge man daarginds heeft gezegd! Maar daardoor wordt het geheel alleen maar vreemder en wel op een angstaanjagende manier! Als er geen twijfel mogelijk is dat in deze man de oereeuwige geest van God in zijn volheid woont, hoe kunnen wij Hem dan onder ogen komen! Moet ons twijfelen Hem niet uitermate beledigd hebben? O, O, wij zijn allen verloren!
[9] De ENGEL zegt: "Helemaal niet, jullie zijn nu allen gewonnen! Maar bepaal nu binnen welk tijdsbestek ik je schat hier moet brengen!" .
[10] De TWIJFELAAR zegt: "O beminnelijke, - voor mijn ongeloof is dat nu helemaal niet meer nodig; maar als je hem nu op wonderbare wijze hier wilt brengen, doe dat dan maar! Mocht hij soms hier voor iemand een speciale waarde hebben, dan kan hij hem van mij krijgen in ruil voor ander nuttig gereedschap; want ik. heb er immers toch al.niets aan! Hij is prachtig en op sommige plaatsen schittert hij in de zon; en als je hem heel goed bekijkt, vertoont de oppervlakte allerlei figuren. Een aantal is donker en dof maar een aantal schittert prachtig in de zon. Daarin zat voor mij de eigenlijke waarde van de klomp, die tamelijk groot en heel compact is. Als jij, beminnelijke, mooie jongeman, hem dus hierheen wilt halen, hoef je je ondanks al je wonderbare kracht niet te overhaasten!"
[11] De ENGEL zegt: "Kijk naar mij! Op dit ogenblik haal ik jouw schat; tel de momenten die ik nodig heb om heen en weer terug te komen!"
[12] De twijfelaar en zijn metgezellen richten al hun aandacht op de engel om vast te stellen wanneer hij vertrekt en hoe snel hij daarna weer terug zal keren.
[13] De ENGEL vertrekt echter helemaal niet, maar vraagt aan de man die eerst twijfelde: "Wel, heb je mijn afwezigheid opgemerkt?"
[14] De TWIJFELAAR zegt: "Nee, want je stond tot nu toe nog onwrikbaar op dezelfde plaats! !"
[15] De ENGEL zegt: "O, helemaal niet; want kijk maar naar beneden, jouw schat ligt behouden en wel aan je voeten!"
[16] De twijfelaar kijkt onder de tafel en ziet daar zijn goed herkenbare schat in de onbeschadigde verpakking aan zijn voeten liggen! Dat bezorgt de twijfelaar zo'n schrik dat zijn anders karmijnrode lippen verbleken en hij gewoonweg begint te beven.
[17] Ook de ANDEREN kijken erg onthutst als zij dit zien en ze roepen: "Maar machtige wil van God! Wat is dat, hoe kan dat?! Beminnelijke, je bent toch geen moment van je plaats weggeweest! Hoe kan dat dan?"
[18] De ENGEL zegt: "Bij God is alles mogelijk, en jullie kunnen daaruit opmaken hoe God de Heer, ook al is Hij hier als mens net als een ander mens aanwezig, met de oneindige macht van Zijn wil toch de gehele oneindigheid leidt, regeert en in stand houdt, en dat er voor Zijn alziende ogen eeuwig nergens iets verborgens kan zijn waarvan Hij niet heel precies alles weet!
[19] Dat de eeuwige, goddelijke geest nu op deze aarde in het vlees is gekomen en Zelf persoonlijk Mens is geworden, kwam vooral omdat Zijn overgrote liefde voor jullie mensen van deze aarde, en daardoor ook voor de mensen van al de talloze andere aardse werelden, Hem bewoog om voor jullie in alle liefde voor alle eeuwige tijden een voelbare, zichtbare en aanspreekbare God en Vader te zijn! Want Hij, als God, is de machtigste en zuiverste liefde, en daarom kan ook geen mens en geen engel Hem anders dan alleen door de liefde benaderen.
[20] Als jullie bij Hem willen komen, moeten jullie Hem vóór alles boven alles liefhebben en jullie moeten elkaar als ware broeders en oprechte zusters liefhebben; zonder die liefde is het zo goed als onmogelijk om bij Hem te komen! Maar pak jij, verschrikte haas, nu je schat op en leg hem op tafel en kijk of het wel de echte is!"
«« 200 / 263 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.