Schenking van de schatten aan Cyrenius.

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)

«« 201 / 263 »»
[1] Wat van de eerste schrik bekomen bukte de Moor zich en tilde de tamelijk grote klomp op en legde hem op tafel, verwijderde het riet en het linnen en al snel lag de goudklomp open en bloot op tafel; en velen liepen er op af en bekeken deze grote schat. Ook onze Judas Iskariot kon zijn nieuwsgierigheid niet bedwingen, bekeek de schat en vond het heimelijk erg jammer dat niet hij daarvan de bezitter was.
[2] Toen de schat voldoende bekeken en bewonderd was, vroeg de Moor aan de engel, wie hij nu het best deze klomp kon schenken, omdat hij hem toch niet meer de lange weg naar huis zou willen dragen.
[3] En de ENGEL wees naar Cyrenius en zei: "Kijk daar, aan de rechterhand van de Heer zit de opperstadhouder van Rome! Hij gebiedt over Azië en een groot deel van Afrika; geheel Egypte valt onder hem en dus ook de overste van Memphis! Geef hem deze schat! En Oubratouvishar , ook jij zou de steen beter aan deze opperstadhouder kunnen overhandigen dan aan de overste in Memphis, die weinig of niets om zulke schatten geeft! -Maar dat is alleen maar een advies van mij, je kunt doen wat je wilt!"
[4] De AANVOERDER zegt: "Je wijze raad is voor mij al een gebod waar ik mijn leven voor zou geven, omdat jij mij alleen maar het meest wijze en beste kunt aanraden! "
[5] Dan staan beiden op - de twijfelaar met zijn goudklomp en de aanvoerder met zijn grote diamant - en gaan daarmee naar Cyrenius.
[6] Daar aangekomen zegt de AANVOERDER: "Ik wist voorheen niet wie u was. Ik vroeg ook naar niemand anders dan alleen maar naar de Heer, omdat ik dacht: 'Eén Heer en Gebieder kan er maar zijn en alle anderen zijn zijn knechten en dienaren! ' Maar nu heeft die stralend blanke, wonderbaarlijke jongen mij pas verteld, dat u, in aardse zin, ook een groot heer en gebieder bent en daarom heb ik naar aanleiding van de wijze raad van die beminnelijke, wondere jongen samen met mijn metgezel geheel uit vrije wil besloten onze op zo wonderbaarlijke wijze hierheen gebrachte schatten aan u ten gebruike te geven, in ruil waarvoor wij dan graag een paar van de hoogstnodige, meest bruikbare huishoudelijke gereedschappen van u zouden willen ontvangen, opdat ook wij daarmee ons huis in kunnen richten voor het vervaardigen van brood, dat zo goed is en zo lekker smaakt.
[7] Onze hak en snij gereedschappen zijn slecht en worden meteen bot, want zij zijn heel moeizaam uit hout en beenderen van dieren gemaakt. In Memphis hebben wij echter allerlei snijwerktuigen leren kennen die zelfs op steen niet zo gemakkelijk bot worden, -en zulke werktuigen zouden wij veel beter kunnen gebruiken dan ons geelglanzende metaal, dat zacht en onbruikbaar is! -Neem daarom deze twee stukken welwillend aan!"
[8] CYRENIUS zegt: "Goed, vrienden, ik neem van jullie de twee buitengewoon waardevolle stukken aan; maar niet voor mijzelf, maar voor dit verarmde Galilese volk, dat al een behoorlijke belastingachterstand heeft bij Rome! Met deze twee stukken zijn voor dit land alle belastingen aan Rome voor tien achtereenvolgende jaren vooruit voldaan en in die tijd kan het land op verhaal komen.
[9] Als jullie weer naar huis gaan, zal ik er voor zorgen dat jullie voldoende meegegeven wordt van allerlei hoognodige en goed bruikbare werktuigen en gereedschappen, en als jullie je vrijwillig onder Romeinse bescherming willen stellen, dan krijgen.jullie ieder jaar nieuwe werktuigen en gereedschappen! Anders zouden jullie daar minstens ieder jaar, natuurlijk in ruil voor zulke metalen, in Memphis zelf daarvoor moeten zorgen!"
[10] De AANVOERDER zegt: "Om dat te beslissen zou eerst een algemene volksraad ge.houden moeten worden, wat bij ons altijd erg moeilijk is, want ons land is erg uitgestrekt en de bewoners in veel uithoeken wonen die vaak totaal ontoegankelijk zijn, waardoor het erg moeilijk is een volksraad bijeen te roepen. Het zal daarom beter zijn in Memphis van tijd tot tijd datgene te halen wat wij het meest nodig hebben.
[11] Uw Romeinse wetten kunnen wel zeer goed zijn, maar zij zouden voor ons land en volk toch niet geschikt zijn. Ook de overste in Memphis heeft ons al zo'n aanbod gedaan, dat wij echter net zo min kunnen accepteren als nu dit voorstel van u. Ook al zou u ons land binnen kunnen dringen, dan zou u daar weinig aan hebben! U zou daar in de gloeiend hete woestijn ronddolen en met honderden versmachten en toch geen mensen, maar wel honderden kudden leeuwen, panters en tijgers aantreffen, die u verscheuren zouden; ook zou u de strijd met slangen en adders niet overleven!"
[12] CYRENIUS zegt: "Hoe redden jullie je dan met zoveel verscheurende beesten? Doen die jullie dan werkelijk geen kwaad?"
[13] De AANVOERDER zegt: "U heeft toch zojuist uit de mond van de jongen en uit de allerheiligste mond van de Heer Zelf gehoord hoe wij geaard zijn! Hoe kunt u dat desondanks dan ook nog aan mij vragen? Het is zoals de Heer Zelf dat over ons verteld heeft; maar het hoe, waardoor en waarom, -weten wij zelf niet! Daarom vraag ik u mij zulke vragen te besparen; want aan de antwoorden daarop zult u niets hebben!"
[14] Daarop maakten beiden een diepe buiging voor ons en gingen meteen weer naar hun metgezellen terug en vertelden wat zij allemaal bij Mij hadden gedaan. de sfinx en de zuilen van Memnon
«« 201 / 263 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.