De zeven reuzen en de sarcofagen.

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)

«« 203 / 263 »»
[1] Daarop nam Raphaël de derde parel in zijn hand en ontdeed deze van haar korst.
[2] Toen zij open en bloot voor hen lag, maakte RAPHAËL de toeschouwers, die behoorlijk nieuwsgierig waren, meteen attent op de prachtig ingegraveerde Memnonbeelden en zei: "Kijk, daar zijn ze al, de beide naamlozen! Maar daar bovenaan, als voor de naamlozen, zien jullie zeven reusachtige figuren in de vorm van geklede mensen, en om hen heen zien jullie een aantal heel kleine mensenfiguurtjes! Wat heeft de wijze Shivinz, die de parels alle eigenhandig gegraveerd heeft, daarmee dan aan willen geven?
[3] Luister! In diezelfde tijd, ongeveer honderdzeven jaar voor de eerste van de twee naamloze voorouders, is er een zeer grote aardbol diep in de scheppingsruimte met toestemming van de Heer verwoest en in talloze stukken uiteengevallen. Hij werd bewoond door heel veel mensen, die enorm groot waren.
[4] Tengevolge van de plotselinge, door niemand voorziene verwoesting, die toch wel meermalen aan die mensen voorspeld was, gebeurde het dat zeven van de genoemde mensen van die aardbol in Opper-Egypte op een aantal open plekken van het grote land neerstortten en door hun zware val een heel krachtige aardschok veroorzaakten.
[5] Deze mensenregen duurde van de eerst gevallene tot de laatste meer dan tien dagen. De bewoners van het land hebben gedurende die tijd veel angst en schrik door moeten maken, want vooral 's nachts waren zij bang, dat zo'n reus op hen zou vallen en hen allemaal gruwelijk zou verpletteren. Daarom staarden zij heel angstig steeds naar de hemel of er niet weer zo'n onuitgenodigde gast van plan was hun uit de wolken een zeer onwelkom bezoek te brengen.
[6] Ruim tien jaar lang werden vaste wachten opgesteld om te zien of er niet weer zo'n ontzettende reiziger uit de lucht aankwam; maar omdat daar na die tien dagen geen spoor meer van te ontdekken viel, werden de gemoederen van de mensen gaandeweg weer rustiger en zij waagden zich zelfs bij de grote, geheel verdroogde reuzenlijken, die tot een kwart dagreis ver verspreid van elkaar lagen.
[7] De wijzen onder die oermensen van Egypte meenden dat het door de geest van God bestrafte reuzen betrof uit een groot, vergelegen land, die tegen God gezondigd hadden, waarop God hen toen in Zijn rechtvaardige toom door Zijn machtige geesten van de aarde had laten opheffen en hierheen laten smijten om de Egyptenaren te tonen, dat Hij ook de sterkste reuzen niet ontzag als zij tegen Zijn wil handelden. Kort en goed, uiteindelijk begon men zelfs deze dode reuzen stukje bij beetje te verbranden en na vijftig jaar viel er van deze dode reuze gasten totaal niets meer te ontdekken.
[8] Wat bij de Egyptenaren echter toch bleef hangen van deze reusachtige mensengestalten, was, dat zij door de blijvende herinnering aan de reuzen de neiging kregen om alles kolossaal weer te geven, waarvan hun eerste beeldhouwwerken maar al te duidelijk het bewijs leveren.
[9] In de tempel te Ja bu sim bil werden in ieder van de drie afdelingen zeven reuzen als een soort dragers van het plafond afgebeeld, dat wil zeggen in steen uitgehouwen, en hun kleding is die waarin de grote reizigers uit de lucht aangekomen zijn; en de Egyptenaren, die voorheen vrijwel naakt rondliepen, zijn begonnen zich ook op die wijze te kleden, -dat is dan ook de reden waarom men tot op de huidige dag alle oude stoffelijke overschotten zo gekleed ziet. Hun mummies en sarcofagen zijn vol van dergelijke versieringen."
[10] Dan vraagt de aanvoerder, wat de bedoeling van de oude Egyptenaren eigenlijk was met de sarcofagen en waarom zij de grote en ook kleinere, zeer massieve grafkisten zo genoemd hebben.
[11] RAPHAËL zegt: "Dat zullen jullie meteen uitvoerig horen! Jullie weten dat het begraven van de lijken in dit land in de meeste gevallen niet gemakkelijk is, omdat in de zeer droge bodem een lijk heel moeilijk tot ontbinding overgaat en er geen verrotting plaats vindt. In de vochtiger omgeving van de Nijl wilde men de doden ook niet begraven om de zeer wijze reden dat men het rivierwater niet wilde verontreinigen. Om de lijken zo maar te laten liggen of ze zelfs de wilde dieren als voedsel te geven, daarvoor waren vooral de oude Egyptenaren te veel mens. Zij hadden ook voor de lijken van de gestorven broeders te veel respekt om deze zo'n oneer aan te kunnen doen. Maar wat bleef er dan nog over?
[12] Wel, zij kwamen op een heel slimme gedachte! Zij nietselden uit steen deels zeer grote en later ook heel kleine doodskisten, waarin hoogstens een, twee tot drie lijken voldoende ruimte hadden. Iedere kist kreeg een naar verhouding groot en zwaar deksel. Als dan in zo 'n kist een of meer lijken werden gelegd, nadat zij eerst met Mum (Muma, ook mumie, betekent aardhars, aardbalsem) goed gebalsemd werden, werd het deksel gloeiend heet gemaakt en de kist werd met het gloeiend hete deksel zogezegd voor eeuwige tijden afgedekt. Daardoor droogden de lijken in de kist helemaal uit, en als het deksel erg groot en heet was, verkoolden zij ook vaak of verbrandden tot as.
[13] In de grotere plaatsen en gemeenten had men echter ook algemene kisten, die iedere zeven jaar weer voor een deel werden geopend. Hier werden dan iedere keer lijken bijgelegd, die weer geheel afgedekt werden, waarna dan boven op het deksel een flink vuur werd gestookt, waardoor de lijken in de grote kist natuurlijk tot as werden. Als zo'n kist vol as was, werd hij met meer geopend, maar hij bleef ter gedachtenis aan de vergankelijkheid van al het aardse als een monument staan waaraan men eer bewees.
[14] Mettertijd bouwde men daar gewelven en piramiden overheen, en dat is de reden waarom men nog heden ten dage in de omgeving van de piramiden veel van zulke kisten vaak in zeer nauwe en vaak in grotere gewelven (Kaitu comba, hetgeen betekent verborgen vertrek) vindt. Deze kisten, die jullie nu duidelijk beschreven zijn heeft men toen sarcofagen genoemd omdat in de oertaal van de Egyptenaren Sarko "gloeiend' en Vaga (Vascha) 'zwaar deksel' betekent.
[15] Dat is nu wat jij wilde weten over de sarcofaag; maar nu gaan wij over naar de onthulling van de vierde parel en zullen eens zien wat die ons allemaal onthullen zal!"
«« 203 / 263 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.