De macht van de Moren over planten en elementen.

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)

«« 213 / 263 »»
[1] Toen riep IK Oubratouvishar weer en zei tegen hem: "Laat nu zien hoe jullie met de lucht en haar kracht vertrouwd zijn; want in het begin is de zuivere mens ook macht gegeven over de luchtgeesten, opdat deze hem altijd dienstbaar zijn als hij hun dienst nodig zou hebben! Laat dus zien in hoeverre jullie nog met dit oorspronkelijk vermogen toegerust zijn!"
[2] Meteen riep de aanvoerder de tien bekwaamsten van zijn metgezellen en zei tegen hen, dat zij hun handen naar hem uit moesten strekken en zo in een kring om hem heen moesten gaan staan, dat iedereen met zijn rechter voet de linker voet van zijn buurman zo goed mogelijk bedekte. Dat gebeurde meteen en onze aanvoerder begon in het rond te draaien, verhief zich van de grond en zweefde toen vrij in de lucht op ruim een manshoogte boven de grond.
[3] Vanaf deze plaats vroeg hij Mij of hij nog hoger moest gaan, of dat dit als demonstratie voldoende was.
[4] En IK zei: "Het is voldoende, kom dus maar naar beneden!"
[5] Meteen gingen de tien uit elkaar, en de aanvoerder was vlug weer op de grond, maakte een diepe buiging voor Mij en vroeg Mij of hij nog meer moest laten zien.
[6] En IK zei: "Hoe ontwortelen jullie eigenlijk bomen, en hoe verplaatsen jullie grote steenmassa's?"
[7] De AANVOERDER zei: "Heer, ons land heeft een aanzienlijk tekort aan forse, grote bomen; slechts de hogere bergen kunnen zich daarin verheugen. Op de bergweiden, waar de kamb' sim niet doordringt, en de kudden weiden, staat hier en daar een oude bohahaniaboom, die meestal door de apen als woonplaats gebruikt wordt. Hier en daar vindt men ook een cypres en een mirte, wilde dadels en bok en kippebrood. Maar dat is dan ook wel de hele boomvegetatie van ons land.
[8] In de vlakte en in de van de wind afgelegen streken van het land gedijt alleen de edele dadel, de vijg, de ouraniza (pomerans) en de semenza (zaad of granaatappel) en een aantal belangrijke heestersoorten, die ons het bouwmateriaal voor onze hutten leveren.
[9] Om die te ontwortelen heeft men echt niet zo'n buitengewone kracht nodig; maar op de grotere bomen hebben wij onze krachten nog nooit uitgeprobeerd, hoewel wij er niet aan twijfelen dat ook die, net als de zwaarste en grootste rotsblokken, aan onze wil moeten gehoorzamen. Hier op deze verhoging staat echter wel een reusachtige boom waarvan wij de naam natuurlijk niet kunnen weten, net zomin als zijn verdere eigenschappen; maar wij zullen proberen of hij zich door onze wil zal laten ontwortelen of niet!"
[10] De oude MARCUS zegt: "Nou, gehoorzaamste dienaar van alle heren der aarde! Dat is een ceder van minstens vijfhonderd jaar oud! Zeven man zouden hem nauwelijks kunnen omvamen en vier sterke, ervaren houthakkers zouden deze ceder nauwelijks in twee dagen kunnen omhakken, en dan willen: zes mannen en zeven vrouwen zonder houweel en bijl deze boom ontwortelen?! Nou, als de Heer ze niet heimelijk met Zijn almachtige wil ondersteunt, zou dit toch wel eens een zeldzame zaak kunnen worden!"
[11] IK zeg: "Wacht maar af, oude krijger van Mij! Ik zal ook ditmaal met Mijn wil helemaal niets doen, en toch zal de boom binnen de kortste keren met al zijn wortels uit de grond gerukt worden!"
[12] Terwijl Ik de oude Marcus dit antwoord gaf, legden de zwarten lichtjes hun handen om de stam en wel zo, dat de rechter hand van een Moor steeds de linker van zijn buurman of buurvrouw bedekte. In die houding bleven zij ongeveer een half kwartier heel rustig bij de boom staan. Daarna begon de boom heel langzaam te draaien en daarbij geweldig te kraken. Alle aanwezigen stonden als aan de grond genageld van verbazing, en niemand begreep hoe dat in zijn werk ging.
[13] Maar al gauw bemerkte men, toen de boom met de dertien zwarten die hem heel lichtjes rondom vasthielden, steeds meer ging draaien, dat hij samen met de aardkluit en de hem omvattende Moren al helemaal los in de lucht ronddraaide. Toen begonnen er een aantal, voor al de vrouwen, hard te schreeuwen, want zij dachten dat de boom die nu aan het omvallen was, een aantal Moren zou verpletteren.
[14] IK zei echter tegen degenen die bang waren: "Vrees niet, de boom zal heel zachtjes omgelegd worden en door zijn val niemand schade berokkenen!"
[15] Daarmee keerde de rust terug en op datzelfde ogenblik lieten de Moren die de boom omvat hielden, elkaar los, sprongen snel van de verhoging af en liepen naar ons toe. Op datzelfde moment begon de boom in de lucht heen en weer te schommelen, neigde tenslotte naar zijn natuurlijke zwaartepunt en ging na enige ogenblikken heel zacht op de grond liggen.
[16] Toen de boom op deze wijze ontworteld was, wees IK de Moren nog een rotsblok, dat minstens vijfduizend centenaar woog, en zei tegen de aanvoerder: "Til dat rotsblok ook op en zet het in het gat dat nu door het uittrekken van de boom is ontstaan!" .
[17] Snel gingen dezelfde Moren naar de rots en omvatten hem op dezelfde wijze als eerder de boom. Nog vlugger dan de boom zweefde de rots in de lucht. Hij werd echter vanwege zijn grotere omvang door meer Moren omvat dan de boom; maar iedereen begreep wel, dat om het gewicht van deze rots aan te kunnen, duizend van de sterkste mannen ook nog veel te weinig geweest zouden zijn.
[18] In nauwelijks een half kwartier stond de rots reeds muurvast in het voor hem bestemde gat, en de Moren kwamen daarna weer vlug naar ons toe, en de aanvoerder vroeg Mij of zij nog wat moesten doen.
[19] Ik deed echter alsof Ik over iets nadacht, hetgeen de AANVOERDER direkt opviel, waarop hij tegen Mij zei: "O, nu zal er wel iets enorms te voorschijn komen, nu U Zelf eerst staat na te denken! Want naar onze mening weet een God anders van eeuwigheid al overduidelijk wat Hij doen wil!"
[20] IK zei: "O jawel, zo is het ook! Maar Ik gunde jullie alleen maar een kleine pauze, want dat wat jullie nog voor Mij zullen doen, is iets waaraan jullie altijd een erge hekel hebben, en na twee handelingen die jullie uiterlijke, uitstralende levenssfeer helemaal hebben opgeëist, hebben jullie nu een kleine rust nodig. Nu zijn jullie uitgerust en moeten jullie nog laten zien hoe je vuur maakt en hoe je ook dit element beheerst! Ga en maak vuur en toon daarna dat jullie er meester over zijn!"
[21] Meteen vormden alle aanwezige Moren een halve kring om een groot struikgewas, dat echter sinds lang helemaal verdord was, en zij strekten hun handen en vingers straalvormig naar het dorre struikgewas uit. Binnen enkele ogenblikken begon het struikgewas te roken; de rook werd sterker en sterker en opeens sloegen er knetterend laaiende vlammen uit. Toen echter uit het hele struikgewas de vlammen behoorlijk hoog oplaaiden, gingen alle Moren in een gesloten kring met hun gezichten naar de grond om het vuur liggen en binnen een ogenblik doofde het vuur dermate, dat men van het struikgewas dat voor de helft was afgebrand, nog geen glimmend vonkje meer kon ontdekken.
[22] Daarop kwamen de Moren terug en vroegen Mij of zij hun werk goed gedaan hadden. En Ik prees hun werk. Zij wilden nu direkt onderricht van Mij krijgen, maar Ik beduidde hun nog wat te wachten, omdat Ik nu hun handelingen aan de blanken moest uitleggen. Daar waren de Moren het mee eens en wij gingen weer naar onze tafels.
«« 213 / 263 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.