De zelfstandige ontwikkeling van een mensenziel.

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)

«« 245 / 263 »»
[1] (DE HEER:) "Dat jij, Mathaël, echter zegt dat de schuld uiteindelijk toch bij Mij ligt voor het feit, dat in de loop van de tijd de mensen in zo'n totaal verkeerde manier van leven terecht gekomen zijn, die hen overduidelijk ten gronde zou moeten richten, daar stel Ik ook meteen het volgende tegenover: Zielen zoals die van deze zwarten, zijn tot op heden nog niet geroepen tot het kindschap van God, en voor datgene waarvoor zij er zijn, was een meer stereotiep, vast bewaarde volmaaktheid van hun ziel voldoende; want je moet deze niet zien als een speciaal gevolg van hun voortreffelijke zelfontwikkeling, maar zij is hun gegeven, net als hun zwarte huid. Als zij echter ook het kindschap van God willen bereiken, dan zal hen dit alles niet meer gegeven worden, maar alleen de leer .
[2] Als zij volgens de leer voor zichzelf verantwoordelijk zijn, en proberen de vervolmaking van hun ziel uit eigen kracht na te streven en daardoor Mijn geest der liefde in zich op te wekken, dan zullen zij natuurlijk net zo zijn als jullie nu. Maar zolang de volmaaktheid van hun ziel voor twee derde deel gegeven en slechts voor één derde deel zelf verworven is, kunnen zij met zo'n volmaakte ziel de geest in zichzelf nooit opwekken en blijven zij ook in het hiernamaals datgene, wat zij hier zijn: zeer goede, maar meer mechanisch zalige, volmaakte zielen, met noodzakelijkerwijs precies vastgestelde grenzen van de zaligheid, want iets anders is niet voorstelbaar .
[3] Als dat wat voorafgaat, gegeven is, kan het daaruit voortkomende en daarop volgende toch beslist niet in vrijheid zelf verworven zijn; want wie aan jou je hoofd heeft gegeven, heeft je toch zeker ook je handen, je lichaam en je voeten erbij gegeven! Of denk je soms dat die vanzelf uit je hoofd ontstaan zijn?
[4] Ah, bijeen ziel die over zichzelf beschikt en zichzelf volgens het gehoorde woord van God ontwikkelt, is dat heel wat anders! Wat zij heeft, is haar volledige eigendom en zij kan zich daaruit duizend en meer hemelen bouwen, want zij heeft nu haar eigen stof en haar eigen materie, en door de in haar gewekte geest der liefde ook volkomen dezelfde kracht als God om dat te doen, en in alles net zo volmaakt te zijn als ook de Vader in de hemel volmaakt is! En nu verder!
[5] Met een ziel zoals deze zwarten hebben, zo vol vertrouwen, zul je in het hiernamaals heel weinig moeilijkheden hebben, want wat zij heeft, heeft zij en houdt zij. Zij heeft voor zichzelf eeuwig geen hogere behoefte en is volkomen gelukkig, zoals een bij wanneer zij een rijkelijk met honing gevulde bloemkelk heeft gevonden; haar behoeften gaan voor eeuwig niet verder dan deze honing. Als de bij heeft wat zij zocht, heeft zij reeds alles; alle andere schatten van de hele oneindigheid zijn voor haar van nul en generlei waarde.
[6] Maar bij een ziel die zichzelf vervolmaakt, ligt dat heel anders! Om dat te kunnen realiseren moesten haar toch alle daarvoor nodige middelen volledig ter beschikking gesteld worden, waardoor zij, als zij deze wil gebruiken, noodzakelijkerwijs en onfeilbaar de volmaaktheid bereiken moet; maar de daarvoor vereiste middelen worden de ziel die tot het vrije kindschap van God geroepen is, toch beslist nooit opgedrongen, maar worden alleen klaargezet, zoals voor een wijze bouwmeester de materialen die voor de bouw van een huis nodig zijn. Vanaf dat punt gebruikt de bouwmeester ze naar eigen goeddunken en bouwt daarvan een huis volgens zijn idee en zijn smaak, en het gebouwde huis is dan volkomen zijn werk en niet het werk van degene die het materiaal voor hem heeft klaargezet. Ook al heb je het beste materiaal klaargezet om een goed woonhuis voor je te laten bouwen, maar je bouwt het zelf niet, maar stelt een bouwmeester aan die het gevraagde huis voor je bouwt, kun je dan toch zeggen: 'Kijk, dit mooie en prachtig ingerichte huis is mijn werk!? Beslist niet, want het huis blijft altijd het werk van degene die het naar eigen goeddunken en inzicht heeft gebouwd!
[7] En kijk, op overeenkomstige wijze zijn de volmaakte zielen van de zwarten niet hun eigen werk! Zij zijn weliswaar bijzonder goed gebouwd, maar de zwarten hebben daar maar weinig toe bijgedragen. En omdat het zo is en niet anders, kunnen zij voorlopig het kindschap van God niet bereiken; zou het echter enigen van hen ook gegeven worden dit te bereiken, dan zouden hun zielen er meteen onvolmaakter gaan uitzien. Omdat dus een tot het kindschap van God geroepen ziel slechts het materiaal voor de eigen bouw mag gegeven worden en daarnaast de leer hoe de bouw uitgevoerd moet worden, is hiermee beslist wel voldoende begrijpelijk uiteengezet dat, om het eigene van iedere ziel te bewaren, ook in het hiernamaals niet meer dan dat voor haar gedaan mag worden. Ook al is een ziel nog zo verdorven, dan mag zij toch niet door Mijn almacht aangepakt worden, maar wordt haar slechts zoveel materiaal aangereikt als zij kan verwerken; zij mag ook niet zwaarder belast worden dan haar krachten reiken."
«« 245 / 263 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.