Zinka vraagt verder.

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)

«« 25 / 263 »»
[1] Natuurlijk had ook ZINKA van deze les niet slechts een deel, maar alles gehoord en hij vroeg aan Ebahl, in wie hij nog het meeste vertrouwen had: "Vriend, die merkwaardige jongen die ons daarnet een hemelse toon liet horen en nu je dochter zo'n vreemde, mystieke les gaf zoals ik die - eerlijk gezegd nog nooit heb gehoord, lijkt toch niet helemaal, zoals wij, tot deze aarde te behoren. Zeg mij eens, of achter hem soms diegene schuilgaat, waarvoor Johannes zich te gering achtte om zijn schoenriemen los te maken! Hij lijkt mij alleen te jong, want dan zou hij al in de dertig moeten zijn!"
[2] EBAHL zegt: "Beste vriend, dat is de jongeman weliswaar niet, - maar hij is wel een belangrijk leerling van hem! Want ik moet je nu heel eerlijk bekennen dat die profeet uit Nazareth een zodanige macht en wijsheid bezit, dat er zelfs, naar men zegt, engelen uit de hemelen naar de aarde komen om zijn leer te horen en zijn daden te bewonderen en in hem de almacht van God te loven!
[3] Als bewijs van wat ik zeg, dient nu juist die jongen waarvan je niet weet wat je van hem moet denken! Als aards mens ziet hij er toch wel wat te hemels, en als engel misschien toch nog wat te aards uit! Hij woont al ongeveer een maand bij mij en is de onderwijzer van mijn dochter. Dat hij op aarde geen vader of moeder heeft en in alles een macht bezit die gewoonweg fabelachtig is, kun je zonder meer van mij aannemen! Meer weet ik niet van zijn afkomst. Je kunt hem trouwens zelf om meer informatie vragen, hij zal op geen enkele vraag het antwoord schuldig blijven. Er zit geen greintje hoogmoed in hem!"
[4] ZINKA zegt: "Ik weet nu genoeg en ook wat ik in deze buitengewone tijd van de jongen moet denken! Maar nu zou ik toch wel eens willen weten of ook die grote profeet uit Nazareth zich soms niet hier bij ons bevindt! ? Want zonder hem begrijp ik absoluut niet wat een engel hier zogezegd te doen zou hebben! Als hij hier is, zeg het mij dan, opdat ook ik hem mijn diepste eerbied kan betuigen! Want volgens jouw verhaal moet hij een volstrekt zuiver, goddelijk wezen zijn. Geef me daarom een kleine aanwijzing of hij er is, en wie het is !"
[5] Daarop zegt EBAHL: "Beste vriend, heb nog enig geduld. Je zult hem nog welleren kennen! Tot je geruststelling kan ik echter wel zoveel zeggen -omdat je geen gerechtsdienaar of achtervolgermeer bent -dat hij zich bij ons bevindt en werkelijk hier is, anders zouden al die Romeinse hoge heren hier echt niet zijn!"
[6] ZINKA zegt: "Dat is ook genoeg, ik heb niet meer nodig! Nu zal ik hem wel ontdekken!"
[7] Dat bracht onze Zinka tot rust, maar hij lette nu overal op en hield zijn ogen en oren op Cyrenius, Cornelius en de engel gericht omdat hij dacht dat zij Mij het eerst zouden kunnen verraden. Daarin vergiste hij zich evenwel, want Ik had hun meteen in hun hart gelegd wat zij moesten zeggen en waarheen zij de aandacht van Zinka moesten afleiden. Ook werd nu de zitting opgeheven en werden de tafels weer afgeruimd. Wij gingen naar de oever en hadden het daar over heel onbelangrijke zaken. Natuurlijk verloren Zinka en zijn metgezellen ons niet zo gemakkelijk uit het oog.
«« 25 / 263 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.