De alwetendheid van God.

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)

«« 257 / 263 »»
[1] MATHAËL en een aantal anderen zeggen: "O Heer, nu wel, nu is het ons volkomen duidelijk, en we zouden nauwelijks nog iets weten om aan U te kunnen of willen vragen! Heer, vraagt U ons nu het een en ander, want U zult wel het beste weten waar het ons nog aan schort! "
[2] IK zeg: "Het lijkt Mij niet zo passend om jullie in feite iets te vragen wat jullie Mij eerst zouden moeten vertellen, terwijl Ik toch alles weet en zie wat er in jullie omgaat! Ja, zelfs jullie geheimste gedachten, die jullie jezelf nauwelijks bewust zijn, zie Ik net zo duidelijk als jullie de zon aan de hemel zien, en zou Ik jullie dan nog ergens naar moeten vragen alsof Ik het vooraf niet zou weten?! Zou dat niet erg onpassend zijn, of op z'n minst een nutteloos, tijdverspillend gebruik van tong en mond?!"
[3] Dan zegt de ernaast staande ZWARTE: "Heer, dat lijkt mij niet consequent, want zover ik weet, heeft U nog niet zolang geleden toch Zelf Uw blanke leerlingen gevraagd of zij alles wel begrepen hadden! Dat is toch ook een vraag waarmee men van iemand iets wil horen, wat men eerder nog niet precies wist! Waarom vroeg U dat dan aan Uw leerlingen? Wist U dan niet, of zij Uw grote en uiterst wijze onthullingen wel of ook niet begrepen hadden?"
[4] IK zeg: "O, gewaardeerde, zwarte vriend van Mij! Als men iets vraagt, informeert men lang niet altijd alleen maar naar datgene wat men eventueel zelf niet weet, maar men vraagt vaak, en dat met goede redenen, onderzoekend, om door de vraag zijn medemens tot nadenken te brengen.
[5] Zo vraagt een onderwijzer zijn leerlingen naar zaken, die hij ook zonder het antwoord van de kleine leerlingen tevoren heel goed weet en weten moet. En de rechter vraagt de overtreder van de wet wat hij gedaan heeft, niet om nu pas te weten te komen wat deze tegen de wet gedaan heeft -dat weet de rechter al lang! -, maar hij wil van de ondervraagde alleen maar de bekentenis, en hij straft de geslepen zondaar als hij hardnekkig alles ontkent, waarvan de rechter door de eensluidende verklaringen van een aantal getuigen reeds lang volkomen overtuigd is geraakt!
[6] En zo kan ook Ik wel, als een echte leraar en als een zeer rechtvaardige rechter, altijd vragen aan jullie mensen stellen, niet om van jullie iets te horen wat Ik eerder niet geweten zou hebben, maar om jullie daardoor te dwingen tot nadenken en zelfonderzoek! Dus in die geest kan Ik wel iedereen vragen stellen; maar als Ik iemand van jullie zo zou vragen, alsof Ik Mij zou willen overtuigen of deze of gene van de leerlingen Mijn les wel begrepen zou hebben of niet, dan zou dat wat Mij betreft een ijdel en misplaatst vragen zijn, omdat Ik ook zonder al die vragen, als God toch al sinds eeuwigheden heb kunnen weten wie Mij in deze tijd op deze aarde begrijpen zal en hoe goed! -Is je dat nu ook duidelijk!"
[7] De ZWARTE zegt: "Ja, Heer, en ik vraag U om vergeving dat ik U, o Heer, nu met mijn erg misplaatste vraag lastig heb gevallen! In het vervolg zal ik zoiets beslist nooit meer doen, als het mij vergund zou zijn met de mijnen nog langer in Uw heilige nabijheid te mogen verblijven!"
[8] IK zeg: "Zolang je wilt, kun je bij Mij blijven en ook vragen stellen! Als je nog iets hebt wat je niet duidelijk genoeg is, dan heb je net als alle anderen het vrije en volle recht om te vragen! Want nu op deze plaats ben Ik geheel en al oor; later zal er een tijd komen dat Ik gedurende enige tijd op geen enkele vraag zal reageren. Je mist nog iets; onderzoek jezelf en vraag, en ook dat zal je uitgelegd worden!"
[9] De ZWARTE zegt: "O Heer, daar hoef ik niet lang over na te denken; want wat ik mis weet ik reeds lang! Kijk, een voornaam ding wat mij ontbreekt is, dat ik mij Gods alwetendheid op geen enkele manier kan verklaren! Hoe kunt U nu helemaal alles in de gehele oneindigheid weten?"
[10] IK zeg: "Ja, als je dat nu nog niet begrijpt, dan heb je eerder Mijn onthullingen over de vrije levensether van de geest niet goed genoeg begrepen! Je zult toch wel begrepen hebben dat de eeuwige scheppingsruimte eeuwig en oneindig is, en dat deze met niets anders gevuld is dan overal eeuwig altijd met Mijn geest, die bestaat uit zuiver liefde, dus leven, licht, wijsheid, het zuiverste zelfbewustzijn, en een heel nauwkeurig voelen, gewaarworden, zien, horen, denken, willen en werken.
[11] In Mij bevindt zich weliswaar het brandpunt van deze enige en eeuwig onveranderlijke geest, maar dat vormt wel een eenheid met zijn oneindig grote, de gehele oneindigheid vullende, vrije levensether, die bij Mij via het voornaamste levensbrandpunt steeds met alles wat hij bevat ten nauwste verbonden is. Deze vrije levensether van Mij doordringt en omvat echter alles in de gehele, eeuwige oneindigheid en ziet, hoort, voelt, denkt, wil en werkt overal op een en dezelfde wijze.
[12] Tot een bepaalde afstand kan jouw ziel dat ook, en het zou iemand moeilijk vallen in jouw omgeving kwade gedachten in zich op te laten komen zonder dat jij dat meteen merkt. Zoals jij dat echter kunt met de krachtige, uitstralende levenssfeer van je ziel, die daarmee steeds direkt in verbinding staat en zodoende je heldere ik tot ver buiten jezelf reikt, -zo is het ook bij de vrije levensether van Mijn geest, alleen met het verschil dat de uitstralende levenssfeer van jouw ziel slechts tot een bepaalde ruimte beperkt is omdat zij als materie vanwege de ongelijksoortigheid van de vreemde elementen die zij op haar weg ontmoet, niet verder kan reiken.
[13] Maar de vrije levensether van de geest kan eeuwig op geen vreemde elementen stoten, omdat alles in feite deel is van hemzelf; en daarom kan hij ook vrij en ongehinderd eindeloos van al wat is alles zien, voelen, alles horen en volkomen begrijpen. En kijk, dat is dan helder en goed begrijpelijk de basis van de voor jou zo moeilijk te begrijpen alwetendheid van God! -Zeg eens, is het je nu duidelijk?"
«« 257 / 263 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.