Voorbeelden van de intelligentie van de dieren.

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)

«« 259 / 263 »»
[1] "In alle rust keken wij een halve dag lang naar hen en wij vermaakten ons best, omdat wij uit al het doen en laten van deze diertjes zeer helder en duidelijk een zekere orde en een heel doordacht plan konden afleiden en ons tevens erg moesten verwonderen over de bijzondere vaardigheid waarmee deze echt bovenmenselijk intelligente wezens hun werk uitvoerden. Ik dacht dat ze moe zouden worden, maar daar was geen spoor van te zien. Hoe langer het werk duurde, met des te meer ijver begonnen ze steeds weer helemaal opnieuw aan begonnen.
[2] Na ongeveer een uur of drie, volgens jullie tijdmeting, kwam het mannetje terug en zei, dat zij met deze zandbank nauwelijks binnen vier dagen klaar zouden komen en dat er daarna aan de overkant aan de linkeroever ook nog een grote zandhelling was waarin ook veel krokodilleƫieren begraven lagen. Die moesten zij ook vernietigen, anders zou het binnen een jaar wemelen van de krokodillen, en binnen tien jaar zouden zij zich zo sterk vermeerderd hebben, dat geen mens ook maar een stap in het hele laagland zou kunnen zetten zonder ergens op een krokodil te stoten. De mensen van deze landen konden hen, de civetkatten, daarom niet genoeg dankbaar zijn voor het voortdurend vernietigen van de kwaadaardige krokodillen in het hele laag en hoogland aan beide zijden van deze rivier.
[3] Mijn dienaar vroeg het wakkere mannetje, hoe het komt dat er zich, ondanks al hun ijver, toch nog steeds krokodillen in de rivier ophouden en gedijen. Toen zei het mannetje heel serieus: 'De grote natuurgeest wil dat de krokodillen in deze rivier nooit helemaal uitgeroeid zullen worden; want ook hun bestemming is, de aarde en haar bewoners van nut te zijn. Maar de overhand krijgen mogen zij niet, daarom zijn wij er om hun toename binnen de juiste perken te houden. De grote geest heeft dat alles op deze wijze manier geregeld en zo moet het allemaal gebeuren, opdat het ene leven in het andere zijn vervolmaking kan vinden. De overgangen zijn steeds bitter, maar daar tegenover staat dan een aangenaam hoger bestaan! ,
[4] De dienaar vroeg, hoe het dan aan de kennis van een oppergeest gekomen was. Toen begon het mannetje te giechelen, dat was zijn manier van lachen. Toen het mannetje uitgegiecheld was, zei het tegen de dienaar: 'We zien toch iedere dag Zijn zon aan de hemel, en hoe daaruit allerlei goede geesten naar ons toestromen! Waar moeten zij anders vandaan komen dan van de grote lichtgeest in de zon?!
[5] En weer vroeg de dienaar het mannetje: 'Vereren jullie die grote lichtgeest ook?' Toen antwoordde het mannetje: 'Dat is toch wel een vreemde vraag voor een groot mens! Jullie zijn toch niet dommer dan wij zwakke dieren? Wij eren de grote geest toch het meest door altijd graag en onverdroten te doen wat Zijn wil ons in onze natuurlijke aard heeft meegegeven! Of eren jullie elkaar niet het beste door met vreugde de wil van je naaste te doen?! Kijk, het belangrijkste is, dat men de wil van Diegene doet die men waarachtig eert! ' Toen verliet het mannetje ons en ging weer vlijtig aan het werk. Maar wij verlieten toen die plek en gingen weer naar huis om onze huiselijke werkzaamheden uit te voeren.
[6] Een paar dagen later brachten wij de diertjes melk en kaas, welk voedsel zij met veel genoegen aten, maar waarna zij een hele dag van hun werk uitrustten.
[7] De dienaar vroeg aan het mannetje of krokodillevlees ook voor mensen te eten was, natuurlijk als het eerst op het vuur gebraden zou zijn. Toen zei het mannetje: Het buikvlees wel, omdat dat verteerbaar is; maar met het andere vlees was niets aan te vangen, omdat het onverteerbaar hard was. Nijlpaard zou beter zijn en nog beter nijlkalf, dat zich echter steeds meer in de nabijheid van de zee merendeels in de diepte ophield en zich slechts ten tijde van de onderwaterstormen naar de oppervlakte begaf en daar met de boten van de mensen speelde.
[8] Na deze uitleg sprongen ze alle zeven weer bij ons weg en staken het water over naar de andere oever, waarheen wij hen toen niet meer volgden, omdat wij hun aard en karakter nu voldoende hadden leren kennen.
[9] Ik heb dit voorbeeld van de civetkatten hier alleen maar verteld, omdat het voor mij iets heel nieuws was, en omdat ik bij geen enkel mij bekend dier zoveel verstand heb gevonden.
[10] Ook onder de vogels vind je er met een heel wijs karakter. Daartoe behoren vooral de ibissen en ooievaars, de kraanvogels, de wilde ganzen en de zwaluwen. Onder de viervoetige aardse dieren zijn echter de kameel en nog meer de grote olifant, de ezel, de hond, de aap, de geit, dan de vos, de beer en de leeuw beslist de meest intelligente, en die hebben een echt duidelijke taal. Het verstand van de andere huisdieren is geringer, en hun taal is onverstaanbaarder en dom. Bij de koudbloedige dieren staat de grote hagedis bovenaan, want die wordt bij ons voor een echte voorspeller aangezien, en vaak vertelt hij ons al dagen van tevoren wat er gebeuren zal. Daarom worden deze dieren bij ons ook speciaal verzorgd en met melk en kaas gevoerd.
[11] Het is een groot raadsel waar deze dieren hun kennis vandaan hebben. Wel, ik vertelde hier beslist geen fabeltjes, hoewel hetgeen ik nu verteld heb de onervaren blanken wel als een fabel in de oren moet klinken. Wanneer zij echter beslist niet kunnen geloven dat dit alles zo is, breng dan als praktisch voorbeeld een totaal vreemde ezel hier, en mijn dienaar zal vragen aan hem stellen en de ezel opdragen iets te doen, en het dier zal ook zeker heel precies doen wat de dienaar van hem zal vragen!"
«« 259 / 263 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.