Zorel vraagt om vrije aftocht.

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)

«« 46 / 263 »»
[1] Wat peinzend zegt ZOREL: "Geëerde gebieder! Als u bij voorbaat al zegt dat u één van uw beproefde waarzeggers meer geloof schenkt dan honderdduizend andere getuigen, zou ik wel eens willen weten waarvoor dan een tegenbewijs van mijn kant goed zou zijn, want dat zou in ieder geval toch zinloos zijn! Tegen uw onwankelbare geloof, op wat voor gronden dat ook maar gebaseerd is, is het onmogelijk nog het een of andere tegenbewijs te leveren. Bovendien heeft u alle macht in handen! Wie zou u tegen kunnen spreken?!
[2] Wat baat het mij al zeg ik u nog zo vastberaden dat het toch niet waar is? U zult de waarzegger erbij halen die mij dat, wat u mij reeds gezegd heeft, nog een keer rechtstreeks zal zeggen en dan zit ik met mijn weerwoord helemaal in de diepste put. Kortom, met uw' meer dan honderdduizend mensen geloof' is verder niets aan te vangen dan het heel gemoedelijk te accepteren, want u zult de waarzegger toch meer geloven dan honderdduizend door mij aangevoerde tegenbewijzen! Ik zeg bij zo'n vooraf vaststaande bewering niets anders meer dan: "Geëerde gebieder, vergeef mij dat ik tot u ben gekomen!
[3] Overigens blijf ik toch wel bij mijn principe, dat een door strenge wetten beschermd privé-bezit duizendmaal slechter is voor de menselijke samenleving, dan een vrij, gemeenschappelijk bezit! Mijn motieven tegen deze echte doos van Pandora heb ik reeds kenbaar gemaakt en daarom hoef ik ze niet meer te herhalen. Alleen dit voeg ik nu daaraan toe, dat ik in het vervolg, terwille van de ellendige dwang van het uiterlijke, ruwe geweld het in praktijk brengen van mijn principe zal laten varen!
[4] Ik zie weliswaar in de wetten tot bescherming van het bezit geen heil voor de arme mensheid, ik vind het eigenlijk de grootste dwaasheid; maar wat kan één enkel, in de armzaligste lompen gehuld mens tegen honderdduizend maal honderdduizenden?! Het is mogelijk, dat er door het wettige bezit kleine, hier of daar in het gemeenschappelijke bezit voorkomende ongerechtigheden tegengehouden worden op grond van het feit, dat iets slechts ook een beetje goeds met zich meebrengt, maar het tegenhouden van kleine euveltjes staat in geen enkele verhouding tot de verschrikkingen die uit het ondermijnde privé-bezit ontstaan en moeten ontstaan!
[5] Ik ben derhalve uitgesproken. Iets goeds heb ik onder de huidige omstandigheden beslist niet te verwachten, en daarom zal het beter zijn dat ik, met uw welwillende toestemming, weer vertrek. Maar natuurlijk alleen als u het goed vindt! Want volgens de -de goden weten het -schijnbaar ware getuigenissen tegen mij, waarmee uw waarzeggers u overladen hebben, sta ik als een misdadiger voor u, en misdadigers moeten immers eerst gestraft worden, voor men ze weer vrijlaat. De wet moet eerst met het bloed van een arme faun verzadigd worden, eer hem de vrijheid wordt teruggegeven!
[6] Sta ik volgens uw begrippen als een te bestraffen misdadiger voor u, straf mij dan meteen en geef mij daarna de vrijheid weer - of de dood! Mij maakt het niets meer uit, want ik sta nu volkomen weerloos voor u. Romeinen zijn en blijven echter dorre toepassers van de wet, en niemand kan zijn verstand en zijn nood beschermen tegen de wraak van uw wetten! Zeg mij, geëerde gebieder, mag ik weer vertrekken zoals ik ben gekomen, of moet ik hier blijven vanwege een mij op te leggen straf?"
«« 46 / 263 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.