De reiniging van de slapende ziel.

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)

«« 49 / 263 »»
[1] Dan begint Zorel in zijn slaap te zuchten en sommigen menen dat hij nu ontwaken zal.
[2] Maar IK zeg tegen hen allen: "O zeker niet! Dit was nog maar het eerste stadium van zijn slaap. Hij zal nog langer dan een uur slapen en al gauw weer in een ander en hoger stadium van zijn zieleleven beginnen te spreken. Dit stadium bestond uit het zich los wikkelen van de ziel van haar lichamelijke en op de wereld gerichte, - innerlijke hartstochten, die hij moest zien als echte ziekten aan de lichamelijke vorm van zijn ziel, die hem met diepe afschuw moesten vervullen. Voor zulke ziekten van de ziel is er geen andere medicijn dan eerst het herkennen daarvan, vervolgens het krijgen van de grootste afschuw daarvoor en tenslotte de onwrikbare wil om er zo vlug mogelijk helemaal vanaf te kome~. Als die wil er eenmaal is, maakt de genezing gemakkelijk vorderingen.
[3] Let nu op, hij begint direkt weer te spreken.'Vriend Zinka, als hij nu weer om iets vraagt, antwoord hem dan alleen maar in gedachten, en hij zal je horen en duidelijk verstaan !"
[4] Nog maar nauwelijks had Ik Zinka deze aanwijzing gegeven.of ZOREL begon al te spreken en zei: "Kijk, ik huilde om mijn.grote ellende! Uit die tranen ontstond een vijver zoals Siloam in Jeruzalem, en ik baad mij nu in deze vijver en zie het water van deze vijver geneest de vele wonden, zweren en bullen op het lichaam van mijn ziel! O, o, dat is een echt genezend bad! De lidtekens zie ik nu nog wel, maar de wonden, builen en zweren zijn verdwenen van het lichaam van mijn o zo arme ziel. Maar hoe was het mogelijk dat zich uit mijn tranen kennelijk een hele vijver heeft gevormd?
[5] om de vijver ligt een heerlijk landschap, dat is het gebied van troost en lieflijke hoop. Mijn gevoel zegt mij ook, dat ik op een algehele genezing mag hopen. - O, wat is deze streek lieflijk, ik zou er wel altijd willen blijven! Het water in mijn vijver is nu erg helder, terwijl het eerst troebel was, en hoe helderder het wordt, des te heilzamer werkt het op mij in!
[6] Ah, maar nu merk ik ook, dat er iets in mij wakker wordt dat op een sterke wil lijkt, en achter die sterke wil merk ik iets als woorden die in mij opborrelen en die luid roepen: "Ik wil, ik moet, - ik moet omdat ik wil! Wie kan dat, wat ik wil, in mij tegenhouden? Ik ben vrij om te willen. Ik mag niet willen wat ik behoor te willen, maar ik wil wat ik zélf wil! Wat waar en goed is, dat wil Ik, omdat ik het zélf wil willen en niemand kan mij daartoe dwingen!
[7] Ik herken nu de waarheid. Zij is een goddelijk licht uit de hemel! Onze goden zijn allemaal schimmen, niets, helemaal niets zijn ze. Wie in hen gelooft is meer dan een echte dwaas, want een echte dwaas gelooft nooit aan zulke waardeloze goden. Ik zie de goden nergens, maar ik zie het goddelijke licht en hoor het goddelijke woord. Maar God Zelf kan ik niet zien, want Hij is te heilig voor mij.
[8] Maar nu is het water van mijn vijver rondom mij al een meer geworden! Het meer is niet diep, het water staat mij slechts tot aan de lendenen. En het is helder, onvoorstelbaar helder, maar er zijn nog geen visjes in! Ja, er zullen ook. nooit visjes in komen, want de visjes zijn ontstaan door Gods adem en dat is een volstrekt almachtige adem! Ik ben slechts een zeer zwakke mensenziel uit wiens adem geen visjes van God ontstaan.
[9] O, daar is veel voor nodig, daarvoor moet men zeer almachtig zijn wil men met zijn adem visjes creëren! O, een mens kan dat nooit, want een mens is daarvoor veel te zwak! Helemaal onmogelijk zou het nu juist voor de mens met zijn, maar dan zou hij vol goddelijke wil en goddelijke geest moeten zijn! Voor een echt mens is dat weliswaar niets onmogelijks, maar ik ben geen echt mens en daarom is dat voor mij toch helemaal onmogelijk!
[10] Maar het water is zuiver en de bodem is ook rein, louter mooi gras. Dat is toch echt wel wonderlijk: onder het water zulk mooi sappig gras! En kijk, het gras groeit zienderogen en begint het mooie water te verdringen! Ja,ja, de hoop wordt sterker dan de kennis en de haar begeleidende vrees!
[11] Ah, ah, nu zie ik een mens aan de tamelijk ververwijderde oever. Hij wenkt mij! Ja, ik zou wel naar hem toe willen, maar ik weet niet hoe diep het meer overal is! Gesteld dat er zeer diepe plaatsen zijn, dan zou Ik daar in verdwijnen en verloren zijn! .
[12] Maar er klinkt een stem uit het water: "'Ik ben overal even diep! Je kunt zonder angst of vrees door mij heen waden. Ga naar hem die je roept, die je zal leiden en oordelen!' Dat is toch merkwaardig, hier spreekt zelfs het water en het gras! Nee, dat is nog nooit gebeurd!
[13] Ik ga nu naar de vriend aan de oever. Een vriend moet het toch wel zijn, anders zou hij mij niet gewenkt hebben om te komen! Zinka, jij bent het niet, het is een ander! Jou zie ik nu ook achter hem, maar je bent lang met zo vriendelijk als hij! Wie kan dat toch zijn? Maar ik schaam me erg voor hem, want ik ben helemaal naakt. Mijn lichaam ziet er nu weliswaar al heel goed uit, ik ontdek er bijna geen sporen van ziekte meer aan. O, had ik maar een hemd. Maar ik ben zo naakt als iemand in het bad. Maar ik moet er toch heen, Zijn wenken heeft een geweldige aantrekkingskracht op mij! Nu ga ik, - kijk eens, het gaat heel goed!"
«« 49 / 263 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.