Het etherische lichaam van de ziel en haar zintuig.

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)

«« 51 / 263 »»
[1] Dan stelt ZINKA in gedachten de vraag: "Heeft de ziel dan ook een lichaam?"
[2] Zinka vroeg zich dat af, omdat hij zelf geen flauw idee had van het uiterlijk en de aard van een ziel. Want volgens het normale Joodse denkbeeld was de ziel een soort nevelig niets en zij zeiden: "de ziel is een pure geest, die een verstand en een wil, maar doorgaans geen gestalte en nog minder een soort lichaam heeft.
[3] Zinka zette daarom grote ogen op, toen ZOREL hem op de gedachte vraag antwoordde: "Och kom, natuurlijk heeft de zielook een lichaam, het is weliswaar etherisch, maar voor de ziel is dat lichaam net zo volmaakt als het vleselijke lichaam voor een stoffelijk mens. Het zielelichaam heeft ook alles wat een vleselijk lichaam heeft. Met je stoffelijke ogen zie je het weliswaar niet, maar ik kan alles zien, horen, voelen, ruiken en proeven. Want ook de ziel heeft dezelfde zintuigen die het lichaam heeft voor de communicatie tussen zichzelf en zijn ziel.
[4] De lichamelijke zintuigen zijn de leidsels in de handen van de zielom haar lichaam te besturen in de buitenwereld. Als het lichaam die zintuigen niet zou hebben, zou het voor de ziel totaalonbruikbaar en een ondraaglijke last zijn.
[5] Stel je maar eens een mens voor die volledig blind en doof zou zijn, niets zou voelen, geen pijn, noch het aangename van de gezondheid en die ook geen reuk en geen smaak zou hebben, zeg dan zelf eens of de ziel met zo'n lichaam iets aan zou kunnen vangen! Zou zij, als haar bewustzijn verder volledig en helder is, niet totaal vertwijfelen?
[6] Maar evenzeer zouden de gevoeligste, lichamelijke zintuigen voor de ziel geen nut hebben als zij niet zelf in haar etherisch lichaam precies dezelfde zintuigen zou hebben! Omdat de ziel dezelfde zintuigen heeft als het lichaam, neemt zij ook gemakkelijk en zeker met haar fijne zintuigen waar wat eerst door de lichamelijke zintuigen in de buitenwereld wordt waargenomen. -Nu weet je dat de ziel ook een lichamelijke vorm is.
[7] Je weet het nu omdat ik je heb verteld hoe ik het nu zie, voel en als lichamelijk ondervind. Als ik echter weer ontwaak, zul jij het nog weten, maar ik zal er niets van weten, omdat ik het nu alleen maar met mijn fijne ziele zintuigen zie en voel en ondervind - en niet ook met mijn lichamelijke zintuigen.
[8] Zou ik dat allemaal nu ook met mijn lichamelijke zintuigen waarnemen, dan zouden die op mijn geheugenzenuwen en dienovereenkomstig op de levenszenuwen van het lichamelijke hart zekere tekens graveren en ik, als ziel, zou ze dan in mijn stoffelijke lichaam terugvinden en geheel en al herkennen. Maar omdat ik nu bijna helemaal vrij ben, zonder enige samenhang met mijn lichaam en geen contact heb met de zintuigen van mijn lichaam, zal ik na de terugkeer in mijn lichaam niets van alles weten wat ik nu zie, hoor en voel en spreek, en van alles wat er nu met mij gebeurt.
[9] De ziel heeft echter ook zelf wel een herinneringsvermogen en kan zich daarom ook het minste of geringste herinneren wat er ooit met haar is gebeurd, maar dat kan zij alleen in vrije toestand. Bevindt zij zich echter in het lichaam, dat haar helemaal van het licht afschermt, dan ziet, hoort en voelt zij slechts de grove en allesoverheersende, luidruchtige, ruwe indrukken, die al het geestelijke overstemmen. Haar eigen aanwezigheid neemt zij vaak nauwelijks voldoende waar om zich bewust te worden dat zij bestaat, laat staan dat zij van de in haar aanwezige hogere en diepere geestelijke indrukken iets zou waarnemen.
[10] Jij hebt ook een ziel, zoals ik zelf nu een volslagen vrije ziel ben; maar jij wist ook weinig of niets van jezelf. De reden daarvoor ligt in het duistere vlees waarmee iedere ziel een tijdlang omhuld is. Pas nu, omdat ik bij jou door de stem van mijn nog actieve, lichamelijke mond enige indrukken maakte in de zenuwen van je achterhoofd, en jij, als ziel, nu door die indrukken dezelfde oertekens in jezelf leest, weet jij nu ook als ziel en niet als lichaam, dat je een ziel hebt en op grond van je denken en willen zelf een ziel bent waarvan het etherische lichaam dezelfde vorm heeft als je stoffelijke lichaam.
[11] Verwonder je er dus niet over als ik nu tegen je zeg, dat ik straks bij mijn ontwaken in het aardse leven niets meer zal weten van alles wat ik je nu heb gezegd, want ik heb je de reden daarvan uitgelegd!"
«« 51 / 263 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.