Overdreven en ware deemoed.

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)

«« 86 / 263 »»
[1] Marcus geeft nu het teken dat iedereen op de klaargezette, lange banken kan gaan zitten en Cornelius vraagt Zorel om aan zijn rechterzijde plaats te nemen.
[2] ZOREL bedankt daarvoor door te zeggen: "Geëerde heer en gebieder! Doe mij dat toch niet aan! Zie toch, mijn plaats is daar aan die kantdicht bij de houten hut, aan de laatste en eenvoudigste tafel, waar uw laagste en minste dienaren zitten, - maar niet hier en zelfs aan uw rechterzijde, waar de voornaamste plaats aan tafel is! Dat zou een mooie oefening in deemoed zijn, die de Heer van al het leven mij toch vóór alles heeft aanbevolen!"
[3] IK zeg: "Vriend Zorel, je wil is hier voldoende! Doe Cornelius dus dat plezier! De ware deemoed ligt toch immers niet in uiterlijke, zichtbare dingen, maar geheel naar waarheid in het hart. Ga naar Jeruzalem en zie daar hoe de Farizeeën en alle schriftgeleerden met deemoedige gezichten en kleren rondstappen terwijl hun harten vervuld zijn van stinkende hoogmoed en diepste hellehaat ten opzichte van iedereen die niet naar hun pijpen wil dansen, -maar een koning kan, wanneer hij zijn kroon en scepter niet hoger stelt dan de waarde van een mens, in zijn hart zo deemoedig zijn als de minste bedelaar langs de weg! Als je daar eens goed over nadenkt, kun je wel aan de rechterzijde van Cornelius aan onze tafel zitten."
[4] ZOREL zegt: "Ah, in dat geval kan het natuurlijk wel!" -Hij loopt er nu heen en gaat zitten zoals Cornelius dat gevraagd heeft.
[5] CORNELIUS zegt dan tegen hem: "Zo, beste vriend, dat doet mij van ganser harte genoegen! In het vervolg zullen wij immers in de naam van Hem die ons verlicht heeft, samen leven en werken! Wat betreft de ware deemoed, geloof ik dat men in het hart vol ware deemoed en naastenliefde moet zijn, maar daar uiterlijk juist niet mee moet pronken; want door uiterlijk te onderdanig dieper dan de andere mensen te buigen, maak ik hen hoogmoedig en ontneem mijzelf de gelegenheid hen in alles wat nuttig zou zijn, te kunnen dienen.
[6] Een zekere achting, die ik alleen al als mens van mijn medemensen kan verwachten, mag ik nooit geheel weggeven, omdat ik zonder die achting niets kan doen wat bevorderlijk is voor het goede! Laten wij daarom beiden weliswaar in ons hart zo deemoedig zijn als maar mogelijk is, maar van ons noodzakelijke, uiterlijke aanzien kunnen en willen wij niets laten vallen!
[7] Wij zullen heel vaak de gelegenheid krijgen om te zien hoe arme mensen zich voor hun levensonderhoud in moeten laten met de minste en alleronzienlijkste bezigheden. Moeten wij dan, om zeg maar de kroon op onze deemoed te zetten, ook de poelen en riolen leeg gaan scheppen?! Ik geloof niet dat dat metterdaad gedaan hoeft te worden; het is voldoende als wij zulke mensen, die zich met dat werk bezighouden, in ons hart daarvoor niet minder achten dan onszelf, die door de Heer een geheel ander ambt te vervullen hebben gekregen.
[8] Wijzelf moeten op de eerste plaats het ambt eren, maar natuurlijk niet terwille van onszelf maar voor het volk, alleen terwille van het ambt. Als dat echter een vereiste is, mogen wij niet zelf de poelen en riolen gaan schoonmaken, maar moeten wij dat werk opdragen aan hen die daar door de Heer en door de natuur voor bestemd zijn. Wij zouden er ook niet tegen bestand zijn, omdat wij niet van jongs af aan daaraan gewend zijn. En de Heer zal zoiets beslist ook niet van ons verlangen; maar als Vader van alle mensen verlangt Hij dat wij in ons hart geen mens, zelfs niet de grootste zondaar, zullen verachten, maar alles in het werk zullen stellen om zijn ziel te redden! En ik geloof dat wij op die manier juist zullen handelen voor God en alle mensen."
[9] IK zeg: "Ja, zo is het goed! De ware deemoed en de ware naastenliefde wonen in waarheid in jullie hart - en niet in de uiterlijke schijn zoals bij de Farizeeën!
[10] Wie zich zonder noodzaak mengt tussen de zemelen en de draf, moet het zich uiteindelijk laten welgevallen om door de zwijnen opgevreten te worden!
[11] Zo verlangt de ware deemoed ook niet dat jullie de parels van Mijn leer juist voor de zwijnen moeten werpen. Want er zijn mensen die erger zijn dan zwijnen, en voor hen deugt Mijn leer niet; dit soort mensen kunnen jullie heel terecht eerst gebruiken voor het schoonmaken van poelen en riolen, alvorens hen met Mijn woord en Mijn naam bekend te maken!
[12] Maar kijk dan niet bijvoorbeeld naar kleding of naar uiterlijke waardigheidmaar alleen naar hoe een mens zijn hart en gemoed laat spreken! Gedraagt hij zich edel, zachtmoedig en geduldig, verkondig hem dan het evangelie en zeg: 'Vrede zij met u in de naam des Heren en met alle mensen op aarde die van goede wil zijn!' Zijn wil en hart van de op deze wijze vooraf gezegende mens werkelijk goed, dan zal de zegenrijke vrede in hem blijven en het aan hem verkondigde evangelie zal heel snel de mooiste hemelse vruchten gaan dragen. En op jullie menselijke manier geloof en vertrouw Ik nu Zelf dat jullie allen nu helemaal weten wat ware deemoed is!
[13] En laten wij, omdat de spijzen zich reeds overvloedig op tafel bevinden nu allen naar hartelust opgewekt eten en drinken, want nu Ik als een ware bruidegom van jullie zielen temidden van jullie zit, mogen jullie toch wel erg opgewekt en blij van zin dit goed toebereide maal samen met Mij gebruiken! Zodra Ik binnenkort echter niet zoals nu in jullie midden zal zijn, kunnen jullie altijd nog met minder zin en opgewektheid aan de eettafel zitten!"
«« 86 / 263 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.