De zegen van het Romeinse bewind voor het joodse volk

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)

«« 100 / 276 »»
[1] STAHAR zegt: 'Naar het me toeschijnt, geloof jij dus vast aan zijn goddelijkheid?'
[2] FLORAN antwoordt: 'Wat zou me daarvan af moeten brengen? Heeft God in. de tijd van Mozes soms geen grote tekenen gedaan?! En als een mens hier, toegerust met de hoogste wijsheid, zulke ongekende tekenen doet waartoe alleen de goddelijke almacht in staat is, -wat moet mij er dan van afhouden om zo'n mens volledig van de absoluut ware geest van God vervuld te zien, en hem zonder meer voor de enig ware God te houden?! Mijn zienswijze, mijn aanname en mijn daarop gebouwde geloof staan steviger dan de ondenkbaar oude piramides van Egypte!
[3] Ik geloof nu echter niet alleen maar dat het zo en niet anders is, maar ik ben er tot in het diepst van mijn hart van overtuigd, en niets kan deze intense overtuiging van mij meer aan het wankelen brengen, en jij, Stahar die met alle winden meewaait, wel het minst!
[4] Wat dit betreft, kan ik ook met het beste geweten van de wereld met de Romeinse helden uitroepen: Si totus illabatur orbis, impavidum ferient ruinae!* (* Ook al stort de hele wereld in, het puin zal toch de onverschrokkene dragen!) Want ik weet wat ik zie en wat ik geloof, ik ben geen windwijzer , en geen rietstengel in een vijver vol modder en drassigheid. Wel ben ik een marmeren rots in de zee geworden, waartegen orkanen en de golven van de branding geheel en al te pletter moeten slaan'
[5] STAHAR zegt: 'Ook de godsgerichten van de tempel in Jeruzalem?"
[6] FLORAN zegt: 'Wie deze Heer en Meester en de gebieders van Rome als schild heeft, heeft geen vrees voor de zogenaamde godsgerichten, die God nooit heeft ingesteld. Werkelijk, niet de minste vrees kunnen Jeruzalems grootste dreigingen mij inboezemen, - ook alle donderende vervloekingen van de hogepriester zouden zonder een spoor achter te laten aan mijn oren voorbij gaan! Want wie overdag wandelt, heeft naar mijn mening de verschrikkingen van de nacht niet te vrezen, en zo heb ook ik geen vrees voor de tempel in Jeruzalem!
[7] Als men deze zonneklare leer vergelijkt met de mij maar al te bekende leerstellingen van de tempel, dan ziet men immers op het eerste gezicht dat in deze leer de klaarlichte dag van de geest heerst, en in de tempel de donkerste nacht van de geest. Ja, degenen die nog toebehoren aan de nacht zullen nog veel te vrezen hebben, met name de dood van hun ziel; ik heb hoogstens de dood van mijn lichaam te verwachten, die eigenlijk helemaal geen dood is!
[8] Het eeuwige leven van mijn ziel kan niemand me echter meer afhandig maken; want ik zie en voel het al volop levend in me en ik voel ook de eeuwig onmetelijke voordelen van zo'n leven. En als ik dientengevolge niet de minste vrees voor het afvallen van mijn lichaam in mezelf voel, hoe zou ik dan enige vrees voor de zogenaamde godsgerichten van de tempel in me voelen?! Daarom zeg ik en blijf hier ook zeker bij: Wie overdag wandelt, hoeft niet bang te zijn voor de verschrikkingen van de nacht!"
[9] STAHAR zegt met een gewichtig, typisch tempels diepernstig gezicht: 'Waarom en hoe kun je de plaats waar de Schrift en het Woord van God aan het volk wordt geleerd, nacht noemen?'
[10] FLORAN zegt: 'De Schrift die wij beiden als -laten we zeggen schriftgeleerden evenmin begrijpen als iemand die deze nog nooit te zien heeft gekregen, en het zogenaamde woord van God dat slechts uit banale menselijke belangen is opgesteld, ken ik maar al te goed. Zeg er daarom tegen mij geen woord meer over! Welke wonderen hebben wij dan ooit door middel van het zogenaamd almachtige woord van God verricht? Wat kunnen wij verder soms met een goed geweten van onszelf zeggen, behalve dat we met de vrijwillige, door ons opgelegde en door middel van geweld afgeperste offers onze zakken en schatkisten hebben gevuld, en met alle mogelijke middelen, waarvan ook het slechtste niet te slecht werd bevonden, hebben geprobeerd om ieder vonkje beter licht de kop in te drukken?
[11] Is het niet een ten hemel schreiende schande dat wij, als het oude volk van God, ons door de heidenen wijze wetten en staatkundige normen hebben moeten laten voorschrijven? En als deze niet gekomen waren om bij ons toch een enigszins meer menselijke en betere rechtszorg in te voeren, dan zou ons volk nu in zo'n chaos verkeren, dat er onder de wildste dieren geen erger wanorde mogelijk zou zijn.
[12] Wat was ons recht nu voordat de Romeinen hier waren? Niets anders dan de blindste willekeur van een ieder die zich enige macht op wat voor manier dan ook had toegeëigend!
[13] Zo'n rijke man had bijvoorbeeld gisteren een gebod opgelegd; maar vandaag betreurde hij dat, omdat naar zijn mening dit gebod hem geen echt voordeel had opgeleverd. Daarom werd hij boos, bestrafte eerst zijn raadsman en daarna al degenen die de wet van gisteren in acht hadden genomen; want ze hadden naar hem toe moeten komen, zich voor de wetgever in het stof moeten werpen en hem er op moeten wijzen dat de gegeven wet meer in hun voordeel was dan in het zijne! Maar wie tegen deze machthebber gezegd zou hebben: 'Luister, machtige en wijze gebieder, de gegeven wet moet niet in werking gesteld worden! Als deze wordt opgevolgd, dan gaan daardoor u en al uw onderdanen te gronde; want deze wet is afkomstig van een verraderlijke en arglistige raadsman, die hiervoor zeker is omgekocht door een van uw afgunstige buren!' -, wat zou er dan gebeurd zijn? Hij, die de wetgever op dit gebrek of deze fout van de wet gewezen had, zou wegens schaamteloze brutaliteit tot een zware straf veroordeeld zijn; de slechte raadsman zou ook gestraft zijn, en degenen waarvan men wist dat ze zich aan die slechte wet hadden gehouden, zouden ook ter verantwoording geroepen zijn, en dat vaak al voordat er een nieuwe wet was uitgevaardigd. -Hoe bevalt jullie zo'n rechtssysteem?
[14] En voordat de Romeinen hier waren, had het grote land van de joden een groot aantal van zulke kleine machthebbers die zonder uitzondering allemaal uitgesproken tirannen waren voor hun kleine volkjes, die in de grootste materiële en geestelijke nood verkeerden; dag in dag uit werden ze opgejaagd, al naargelang het humeur en de willekeur van hun tiran waarover deze tegenover niemand verantwoording hoefde af te leggen. Waren de Romeinen als heidenen hier soms geen ware hemelsboden, toen ze hier kwamen met een machtig leger en afrekenden met deze honderden gewetenloze kleine tirannen?! Zij gaven toen verstandige en blijvende Wetten, waardoor ieder mens naar goede orde heer over zijn eigen bezittingen was; hij betaalde zijn matige belasting en kon dan ongehinderd zijn zaken regelen naar eigen believen, - natuurlijk wel volgens het geldende recht.
[15] Dat de tempel geen vriend was en is van de Romeinen, dat weten we en de reden daarvan is ons ook niet onbekend; want de machtige Romeinen verlangden ook van de tempel de cijns, terwijl vóór die tijd de kleine tirannen aan de tempel tribuut betaalden, opdat de priesters het volk in onwetendheid hielden en het steeds onvoorwaardelijke gehoorzaamheid predikten.
[16] O, wanneer heeft men hen ooit de joden over onvoorwaardelijke gehoorzaamheid aan de Romeinse machthebbers horen preken? Men zegt tegen het volk wel dat de Romeinen een roede in Gods hand zijn die men moet dulden; maar de honderd afschuwelijkste tirannen die het arme volk voortdurend erger dan duivels kwelden, waren geen roede van God, maar louter door God aangestelde engelen die hen in de gaten moesten houden. Wie tegen hen in opstand kwam, werd al spoedig tot vijand van Jehova verklaard, en verdoemd.
[17] O, dat waren voor de tempel pas gelukkige tijden, waarvoor de Heer de arme mensheid voortaan voor altijd moge behoeden! De godsgerichten van de tempel zijn nog zo'n klein, maar toch niet te onderschatten slecht overblijfsel, waarvoor ik nu echter -de Heer alleen alle lof! -in het geheel geen vrees heb; want ik behoor nu aan de Heer en aan Rome, en dat is voldoende om nooit meer te hoeven sidderen voor de dreigingen van de tempel! - Ben je tevreden met deze verklaring?"
«« 100 / 276 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.