Wijsheid als gevolg van liefdevolle werkzaamheid

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)

«« 123 / 276 »»
[1] (DE HEER:) 'Hoe werkzamer het er in de ziel aan toe gaat, des te lichter wordt het daar ook; want het basiselement van het zieleleven is het vuur. Hoe heviger dit element begint te werken, des te meer licht verspreidt het in en buiten zichzelf: Als de ziel dus steeds meer gloeit van leven, dan wordt het leven in haar ook steeds lichter en helderder en begint de ziel door dit intensievere levenslicht ook steeds meer de innerlijke levensgeheimen te doorzien en te begrijpen.
[2] Dit diepere schouwen en begrijpen verschaft de ziel weer nieuwe moed om God nog inniger lief te hebben en te bewonderen, en deze liefde is dan al een eerste vonk van Gods geest in de ziel; deze vonk groeit en neemt geweldig toe en korte tijd daarna worden de ziel en Gods geest geheel één, en de ziel wordt dan door de geest van God in alle waarheid en wijsheid binnengeleid.
[3] Als voor zo iemand nu alle wijsheid toegankelijk is geworden, zoals Ik jullie nu gedurende een aantal dagen aan een stuk door heb gepredikt en ook inderdaad heb laten zien, zeg Me dan eens, of dat soms is toe te schrijven aan het feit, dat aan deze mens elk van Mijn woorden die Ik tot Jullie heb gesproken, letterlijk precies en onveranderd is overgeleverd! 0 neen! Hem is niets anders ter ore gekomen dan enkel de beide wetten der liefde, alleen doordat hij deze precies, gewetensvol en daadwerkelijk in praktijk heeft gebracht, heeft hij al het overige verworven!
[4] Ofschoon Ik deze zaak aan jullie toch beslist door en door duidelijk heb uiteengezet, vragen sommigen van jullie zich toch af: 'Ja, hoe is het nu mogelijk dat door het praktisch in acht nemen van de beide geboden de ziel tot zo'n hoge wijsheid verheven wordt?' En Ik zeg jullie: Dat komt, omdat de ziel reeds vanaf het eerste begin zo is ingericht!
[5] Hoe wordt dan een druif rijp, zoet en geestrijk -het is immers maar een heel eenvoudig natuurlijk gewas? Dit wordt bewerkstelligd door het licht en de warmte van de zon. Door het licht en door de warmte worden de natuurgeesten in de wijnrank steeds actiever. En doordat ze steeds actiever worden en als het ware steeds bedrijviger door elkaar bewegen en er wrijving ontstaat, worden ze in zichzelf ook steeds vuriger en ontstaat er in hen steeds meer licht. En doordat ze in zichzelf steeds helderder en lichter worden, wordt ook wederzijds hun specifieke intelligentie* (* oorspronkelijk: Spezialintelligenz) verhoogd; hoe lichter hun intelligentie wordt, des te duidelijker wordt het hen dat ze tot een en dezelfde orde behoren; ze beginnen elkaar te omvatten, zich te ordenen en zich te verenigen. Als dit zich geheel en al heeft voltrokken, is de druif ook rijp en goed eetbaar geworden.
[6] Wanneer men het sap heeft verzameld en in een vat heeft opgeslagen, dan dulden de goed geordende natuurgeesten niet meer dat een vreemde stof, die natuurgeesten van een heel andere orde bevat, de goede orde verstoort die de natuurgeesten van het druivensap nu hebben aangenomen. Zodra zich iets vreemds in de most bevindt, dat tot een andere orde behoort, gist en bruist hij net zo lang tot het vreemde verwijderd is of tot het zich volledig naar zijn orde heeft gevoegd. Pas als dat gebeurd is, ontwaakt de geest van het innerlijke licht en de innerlijke warmte uit alle nu goed geordende natuurgeesten van het zuiver geworden druivesap; en de voorheen nog onzuivere most is daardoor tot een geestelijk sterke en zuivere wijn geworden.
[7] Dit is dus allemaal door de zon bewerkstelligd, dat wil zeggen door het licht en de warmte ervan. En precies zo gaat het met de mens en zijn ziel! Wanneer hij door een wet in acht te nemen die de beste orde uit God behelst, zijn ziel tot een steeds grotere werkzaamheid kan brengen, zal het in zijn zielook steeds lichter en levenswanner worden in alle sferen van het leven. Daardoor zal zij zichzelf steeds helderder en zuiverder kennen en zo ook de goddelijke kracht, die steeds meer in haar binnenstroomt en ook een steeds intenser en hoger leven in haar doet gedijen.
[8] Als de ziel deze kracht herkent, dan herkent ze ook God, van wie deze kracht uitgaat. En als ze dit noodzakelijkerwijs moet beseffen, dan kan het niet anders dan dat ze God ook steeds meer en meer liefheeft. Met deze liefde verwijdert ze dan zelf al het vreemdsoortige uit haar steeds zuiverder en volmaakter wordende levensorde en wordt steeds meer één met de orde van Gods geest in haar; omdat dit echter begrijpelijkerwijs het geval is en ook zeer zeker moet gebeuren, is het natuurlijk vanzelfsprekend, dat zo'n ziel, die dan geheel doordrongen is van Gods geest, wel op allerlei manieren moet groeien, ook wat kracht en sterkte betreft; en zo wordt zij zeker een waar kind van de allerhoogste God.
[9] Wanneer zo'n ziel dan tenslotte het lichaam verlaat en in het grote hiernamaals natuurlijk in het volste bewustzijn aankomt, dan zal ze ook God zeker meteen herkennen, omdat ze hier al volledig één met Hem is geworden en Hem tot het volste en helderste bewustzijn in zichzelf heeft gebracht, en dit om de duidelijke reden dat het bewustzijn van Gods geest, dat immers eeuwig het allerhelderste is, nu in zekere zin tot het helderste verenigde bewustzijn van de ziel zelf is geworden"
«« 123 / 276 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.