Roclus' voorstellen voor de hervorming van het instituut der Essenen

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)

«« 142 / 276 »»
[1] (ROCLUS:) 'Wat de andere wetenschappelijke attributen betreft, die kunnen wel blijven; die hebben we immers nooit voor iets anders gebruikt dan om de gasten zo nu en dan op heel onschuldige manier te amuseren. We kunnen ze echter ook vernietigen, dan zal niemand er iets tegen kunnen hebben. Vooral echter moet de namaak-vollemaan weg; want die is zonder meer te plomp en niet eens meer geschikt voor het optisch bedrog van de domste mensen. De sprekende bomen, struiken, beelden, zuilen, bronnen en putten worden opgeruimd en in plaats daarvan komt er iets beters. De elektrische werktuigen kunnen echter blijven, alsook de verschillende brandspiegels; want deze dingen behoren tot het wetenschappelijke vak en men kan met behulp daarvan verschillende ziekten genezen. Daartoe behoren ook onze apothekerskunst en de kunst om glas te maken, het te slijpen en te polijsten.
[2] Kortom, wat bij ons naar waarheid uit puur wetenschappelijke zaken bestaat, moet blijven en al het andere houdt op! En als het ophoudt, zijn wij daarover zeker niemand enige rekenschap verschuldigd, want het instituut is ons eigendom; volgens de wetten van Rome hebben wij het onbetwistbare recht daarmee om te gaan zoals het ons belieft. Als wij iets voor het volk doen, dan doen we dat omdat we het zelf willen daar we bij niemand in dienst zijn, en niemand ons betaalt. Wij zijn zelfstandige mensen en eigen baas, en genieten als Romeinen en onderdanen wettelijke bescherming, evengoed als iedere Romein; bovendien bezitten we nog zoveel schatten en vermogen, dat we onze schatten nog in geen duizend jaar zouden kunnen opmaken, zelfs wanneer we als Croesus zouden leven. Daarom zie ik zelfs in zuiver werelds opzicht niet in, voor wie wij ons zouden moeten schamen! Voor de Heer hebben wij nu verder geen geheimen meer. Hij zou eigenlijk de enige zijn voor wie wij ons zouden moeten schamen; maar met Hem hebben wij alles goedgemaakt. Is Hij ons nu goedgezind omdat Hij vast van te voren weet dat wij Zijn wil tot aan het einde der tijden, zo zuiver als wij deze tot nu toe bewaard hebben, zullen vervullen, dan zal Hij ons niet alleen tot aan het einde aller tijden goedgezind blijven, maar ook eeuwig aan gene zijde.
[3] Stel je voor hoe dwaas het zou zijn van ieder van ons, als wij bijvoorbeeld met een blinde er over zouden willen twisten als hij op een voor hem onbekende weg over een steen zou struikelen, op de grond zou vallen en zichzelf zou verwonden. Ja, als hij kon zien, dan zou men inderdaad kunnen zeggen: 'Vriend, waarom heb je dan twee ogen in je hoofd?' Maar een blinde kan men een dergelijk verwijt niet maken; want hij heeft geen levenslicht, voor hem gaat geen zon op noch onder. En zo waren ook wij geestelijk blind en kon niemand ons ook hulp bieden en op het juiste pad brengen! Ook al zijn wij vaak gevallen op het pad dat we niet zagen, wie kan ons daarvoor ter verantwoording roepen, zodat we beschaamd staan?! Wisten wij dan wat wij nu weten? Van wie hadden we dat moeten vernemen? Maar nu we het weten, zullen we er ook naar handelen, zoals we tot nu toe altijd gehandeld hebben naar hetgeen we wisten.
[4] Het gaat er nu ook helemaal niet om of wij er nu omwille van onszelf bij de reorganisatie van ons instituut eervol vanaf komen of niet, maar het gaat er alleen maar om dat wij in de ogen van de wereld niet van bedrog verdacht worden, omdat wij in de toekomst op het veld van de waarheid willen werken voor het welzijn van de mensen en dat ook zullen doen en daar is een goed vertrouwen voor nodig en een zekere goede eer van de kant van de mensen die door ons onderwezen en geleid moeten worden; en wij mogen deze voor geen goud verliezen wanneer wij willen dat onze moeite goede vruchten zal afwerpen.
[5] Wat dat betreft is alles heel goed in orde en we kunnen alles afschaffen dat zal echt niet opvallen. Alleen de maans - en zonsverduisteringen zullen ons een beetje parten spelen, althans in het begin, omdat deze zeker zullen blijven bestaan! Dan zullen er spoedig. allerlei mensen komen en zeggen: Waarom laten jullie nu zulke verschijningen over ons komen?! Als wij zondaars voor jullie en voor de goden zijn, waarom waarschuwen jullie ons dan niet, opdat we boete kunnen doen en offers kunnen brengen voor jullie en de goden~!' Wat zullen we hun dan voor antwoord geven?
[6] Kijk, dat is de eigenlijke moeilijkheid! Wel, om ons daar zonder leugen om bestwil met de zuiverste goddelijke waarheid uit te redden dat zal moeilijk gaan! Maar een leugen moet volgens de wil van de Heer nooit meer over onze lippen komen! Wat moeten we dan doen?! O, wat een wanhopige geschiedenis! Zoals gezegd, deze keer staan mijn ossen stil op de berghelling en willen de wagen niet verder omhoog trekken over de steile rotswanden!"
[7] IEMAND van het gezelschap zegt: 'Vraag dat dan nu nog aan de Heer en Meester over alle dingen! Hij zal je ook in dit opzicht wel een goede raad geven! WIJ kunnen ons daar wel jarenlang het hoofd over breken en dan zullen we nog geen wijze oplossing vinden! Maar nu zijn we nog bij de bron en kunnen we nog de beste raad halen. Het zou toch dwaas van ons zijn, als we in zo'n belangrijke aangelegenheid niet aan de allerhoogste, meest wijze schepper van alle dingen zouden vragen wat we moeten doen, omdat we omwille van Gods rijk op aarde niet te schande staan voor de blinde wereldse mensheid?!'
[8] ROCLUS zegt: 'Je hebt natuurlijk wel gelijk, en ik kan dat inderdaad in ieder geval doen omwille van de verbreiding van Zijn goddelijke leer; alleen is het wel gepast om van te voren na te gaan of ons beroep op Zijn goddelijke liefde en wijsheid op zichzelf al een niet te grote dwaasheid is, waarmee we eigenlijk toch niet goed bij Hem aan kunnen komen, omdat we daarmee onze nog te grote onnozelheid aan de dag zouden leggen ofwel een veel te geringe achting voor Zijn onbetwistbare goddelijkheid zouden tonen!"
[9] .IEMAND ANDERS :van het gezelschap zegt op zijn beurt: 'Ja, daar heb je gelijk in; maar weet je, daar hebben wij allen niets aan! Als iemand eenmaal in het water ligt en om hulp roept, dan kan men er niet op letten of hij er door een ongelukkig toeval of door eigen moedwillige domheid in is gevallen, -degene bij wie het water eenmaal in de mond begint te stromen, denkt er echt met meer aan, wat hem eigenlijk in het water terecht heeft doen komen, maar 'Help! Help!' is zijn angstgeschreeuw. Of men hem kan helpen of niet, is natuurlijk een andere zaak en hangt enkel van de bekwaamheid af van degenen, tot wie de ongelukkige om hulp heeft geroepen. Zo denk ik erover!'
[10] ROCLUS zegt: 'Je slaat de spijker op de kop! Laat ik daarom nu dan ook de Meester aller meesters om raad vragen! Ik ga vlug naar Hem toe en zal Hem onze moeilijkheid voorleggen!"
«« 142 / 276 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.