Farizeeën klagen de Heer als opruier tegen de staat bij Cyrenius

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)

«« 145 / 276 »»
[1] Al gauw ontdekten de zonen van Marcus een schip, dat nog op behoorlijke afstand heen en weer laveerde, alsof de kapitein niet wist of hij zich wel op de goede plaats bevond; dat had ook een heel natuurlijke reden, omdat er aan de oever van de zee van Galilea sinds de vorige dag heel veel enorm was veranderd. De geweldige rots in zee, een belangrijk herkenningsteken, bestond niet meer; een hoge rots en een machtig grote boom op de berg met de slangen hadden de negers, zoals bekend, nagenoeg uit de weg geruimd; daarbij kwam nog het prachtige nieuwe huls, de tuin en de mooie haven met de vijf nieuwe schepen die van vlaggen waren voorzien, -en zo wist de loods die het schip naar Caesarea Philippi had moeten loodsen, niet waar hij zich eigenlijk bevond en laveerde daarom al geruime tijd op en af en heen en weer, om erachter te komen, waar hij zich bevond.
[2] Er stak echter een sterke oostenwind op, die het schip met onweerstaanbare kracht precies naar onze oever dreef. Binnen enkele ogenblikken konden de zonen van de oude Marcus met hun scherpe ogen al heel goed zien, dat er Romeinen en een paar Farizeeën aan boord van het schip waren. Ze gingen meteen naar Cyrenius en deelden het hem mee. Toen Cyrenius dit hoorde gaf hij meteen het bevel aan Julius om het schip, dat allengs steeds sneller de oever naderde, scherp in het oog te houden. Toen Julius dit hoorde was hij binnen de kortste keren pijlsnel met vijftig bewapende mannen aan de oever en wachtte het schip op, dat ook niet lang meer op zich liet wachten.
[3] Toen degenen die aan boord waren de Romeinen in het oog kregen, staken ze meteen een witte vlag uit ten teken, dat ze geen vijanden waren en dat men hen ongehinderd aan wal zou laten gaan. Maar toen Julius twee hem niet onbekende aarts-Farizeeën onder de Romeinen waarnam, stuurde hij meteen een bode naar Mij en Cyrenius met de vraag, wat hij met degenen die hier aangekomen waren, moest doen. Land of water? De mensen kwamen hem zeer verdacht voor. Het leek wel, alsof ook de Romeinen alleen maar vermomde Farizeeën waren of toch in ieder geval mensen van Herodes.
[4] En CYRENIUS' antwoord luidde heel kort: 'Wie het ook is! Land!" .
[5] Op dit commando werden de reizigers aan land gezet en Julius inspecteerde snel de toentertijd gebruikelijke reispapieren, die helemaal volgens de wettelijke voorschriften van Pilatus in Jeruzalem vervaardigd waren. Toen deze korte legitimatie formaliteit voorbij was, vroeg een Romein aan Julius of de verheven opperstadhouder nog in deze streek verbleef Een donderend 'ja!' was het ontzagwekkende antwoord van Julius, die al behoorlijk geërgerd was over deze brutale vraag.
[6] Nu kwam er een CENTURION die ook op het schip was, heel ernstig naar Julius toe en vroeg hem: Wat geeft je het recht om op zo n toon te antwoorden?"
[7] JULlUS, met nog meer ernst dan daarnet: 'Als ik daar niet zeer gegronde redenen voor had, had ik je wel op een andere toon geantwoord! Maar je Aziatisch domme gezicht zegt mij dat je geen Romein, maar heel iets anders bent! Je hoeft dus helemaal niet zo verbaasd te zijn over mijn antwoord!"
[8] De CENTURIO zegt: 'Wat ben ik dan, als ik geen Romein ben?"
[9] JULlUS zegt: "Daar praten we straks wel over! Nu sta je eenmaal onder mijn gezag en heb je je strikt naar mijn woorden te schikken! Mijn naam is Julius, de zeer gestrenge commandant van Rome voor dit gebied, en ik ben een naast familielid van de verheven opperstadhouder Cyrenius! Dit moet ik je wel vertellen, omdat je geen Romein bent; want als je maar in de verte een Romein zou zijn, dan had je me al op grote afstand herkend!
[10] Zie je, zo vangen wij, Romeinen, gewoonlijk de slimme vossen! Maar vooruit nu, het beste gedeelte komt nog! Wel, deze omgeving, een beetje gecultiveerd nu, is jullie zeker wat vreemd voorgekomen, -anders hadden jullie ons al een uur eerder met jullie onverwachte bezoek vereerd? Maar dat geeft niet, jullie zijn nu ondanks dat deze omgeving er nu zo vreemd uitziet, precies op de juiste plek aangekomen!
[11] Zie je, hoe ik al van te voren alles weet! Nee, in het gebied van Julius komt men onaangekondigd niet zo gemakkelijk als men denkt! Het stoort jullie weliswaar een beetje, dat jullie komst al aan mij verraden is; maar ja, voor mensen die zo sluw zijn als jullie, maakt dat misschien helemaal niet zo veel uit, wat natuurlijk spoedig zal blijken! Vooruit dus nu, op naar de verheven opperstadhouder!'
[12] Nu zegt de CENTURIO zichtbaar verlegen: 'Wat weet jij van ons?! Wie heeft je iets kunnen verraden, wat helemaal niet het geval is?"
[13] JULlUS zegt: 'Ik wil nu geen woord meer horen! Daar bevindt zich de verhevene! Vooruit dus met jullie, valse Romeinen, - daar gaan we verder!'
[14] De centurio met zijn ongeveer acht ondergeschikte krijgsknechten en twee heel echte, goed doorvoede en door en door verstokte aarts-Farizeeën, gingen toen naar Cyrenius, en overhandigden hem daar een brief die door Herodes ondertekend was. In deze brief stond alleen maar, dat er in heel Coelesyrië en een groot deel van Galilea en Samaria een zeer omvangrijke samenzwering tegen alle Romeinen ontdekt was. Aan het hoofd hiervan stond de beruchte profeet Jezus uit Nazareth als belangrijkste gangmaker die in een geheim verbond met de altijd hoogst geheimzinnig doende Essenen allerlei voor het volk onbegrijpelijke wonderen verrichtte om dit te verblinden, en die zich daardoor een soort goddelijk profetische schijn gaf en zelfs de verdoemenswaardige driestheid had om zich aan het volk als een ware zoon van God te presenteren.
[15] {Herodes:) 'Verder is door meerdere getuigen uit verschillende streken betrouwbaar en naar waarheid, eensluidend verklaard dat deze heilloze volksopruier zelfs de allerhoogste Romeinse staatsdienaren met de grootste vriendelijkheid benaderd heeft, samen met zijn reeds heel bekwame schare zogenaamde leerlingen. Maar het geheime gerucht gaat .dat de vermetele dit alleen maar doet om hen op een dag allemaal plotseling om het leven te brengen, waarna hij zich dan zelf zal verheffen tot koning van.alle joden. Nadat dit nu door het besluit van de hoge goden aan mij, die ter zake kundig is, verraden werd, is het mijn plicht u hierop te wijzen en ik hoop, dat u de juiste maatregelen weet te treffen en doet, wat u doen moet! Met de meeste hoogachting, Herodes, Viervorst -- nu in Jeruzalem.
[16] In verband met de lengte is de hele brief met de vele lasteringen hier niet weergegeven, wat waarlijk ook niet nodig is; maar het voornaamste is volledig vermeld.
«« 145 / 276 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.