De domheid en blindheid van de Farizeeën

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)

«« 150 / 276 »»
[1] DE FARIZEEËR zegt: 'Allerhoogste en strikt rechtvaardige gebieder! Wij zijn schriftgeleerden en hebben de kronieken bestudeerd; daarom denk ik dat wij toch niet zo heel erg dom zijn!"
[2] CYRENIUS zegt: 'Zie, zelfs deze opmerking was zo dom als maar mogelijk is, en even dom is de manier waarop jullie de Heilige uit Nazareth willen vangen! Want als jullie een greintje verstand hadden gehad, hadden jullie toch wel kunnen bedenken, dat wij Romeinen een vermomde jood, die daarbij nog in slecht vervaardigde Romeinse kleding rondloopt, wel van een echte Romein kunnen onderscheiden en dat wij maar al te gauw zouden begrijpen, dat daar een geraffineerde streek achter schuilt! En ook hadden jullie kunnen bedenken, dat ik het handschrift van Herodes maar al te goed zou kennen! En dus hadden jullie je ook wel voor kunnen stellen dat ik jullie ter plekke zou doorzien en jullie slechte bedoelingen zou onderkennen, en dat daarom deze onderneming uiterst dom en gewaagd was; het had jullie alles kunnen kosten, zelfs dat beetje vleselijk leven dat jullie grootste heiligdom is! Ik zeg jullie: Waarlijk, een kind dat een beetje verstand van zijn moeder heeft meegekregen, had jullie met zekerheid kunnen voorspellen hoe het jullie met je onderneming zou vergaan! Maar nee, -het is gewoon om van te duizelen! Jullie, hoogst wijze schriftgeleerden, hebben dat niet van te voren kunnen inzien!
[3] Maar weten jullie hoe dat komt? Dat zal ik je vertellen: De zwelgende veelvraat, wiens maag nog nooit een leegte gevoeld heeft, kan zich onmogelijk het gevoel van een hongerige maag voorstellen; de dove kan zich nooit voorstellen hoe het iemand te moede is als hij de harmonie van een zuiver gestemde eolusharp verneemt; zo kan ook iemand die blind is, zich er geen voorstelling van maken hoe het is om te zien, en voor zijn gevoel is het zo, alsof alle mensen blind zijn. Precies zo, maar eigenlijk nog erger, vergaat het iemand die geestelijk blind is en geen weet heeft van de waarheid! Hij denkt niet alleen dat alle mensen even dom zijn als hijzelf is, maar hij houdt ze voor nog veel dommer; want zichzelf vindt hij immers helemaal niet dom, maar wijs. Hij kan niet begrijpen hoe B even verstandig en wijs zou kunnen zijn als hij zichzelf als A voelt. En dat is er de oorzaak van dat zulke hoogst verwaande domme mensen, wanneer ze iets van plan zijn, alles zo dom mogelijk aanpakken, zoals jullie dat zojuist maar al te duidelijk hier voor mij aan de dag hebben gelegd.
[4] En omdat jullie zo dom zijn, begrijpen jullie met geen mogelijkheid de onuitsprekelijk grote tekenen van deze tijd, zoals jullie ook, ondanks al je hoog geprezen schriftgeleerdheid, geen flauw idee hebben van wat Mozes en alle andere zieners over deze huidige tijd geprofeteerd hebben, met name over de Messias der joden en Zijn rijk op aarde. Dat is dan ook evenals jullie onderneming alleen maar toe te schrijven aan jullie te grote en grove geestelijke blindheid; want als jullie enig geestelijk licht zouden bezitten, moesten jullie toch terwille van jullie Jehova inzien, dat tegen een macht als de onze van jullie kant nooit iets met succes ondernomen kan worden; en al helemaal niet tegen een man die vervuld is van de almachtige geest van God, die het alleen maar een klein beetje hoeft te willen, -en in een enkel ogenblik bestaat de hele aarde niet meer!
[5] .Waarlijk~ ik zeg jullie: vijfmaal honderdduizend van zulke mensen als jullie vrees ik niet met honderdduizend geoefende soldaten; maar wat zouden mijn duizend maal zoveel soldaten te bieden hebben tegen de almachtige wil van deze ene man? Slechts één gedachte van Hem en ze zijn er niet meer! En jullie willen met list en diplomatieke trucs zo'n Godmens vangen en zelfs doden, -en dat bovendien nog zonder enige gegronde reden? Zeg me nu eens heel eerlijk, of jullie je grote en grove domheid nog niet overduidelijk inzien!"
[6] DE FARIZEEËR .zegt: 'Als ik openlijk met u mag praten, zou ik u ook enkele dingen willen zeggen, die u in deze kwestie misschien ook een beetje de ogen zouden kunnen openen, hoogste gebieder; maar met u kan men niet praten en argumenteren zoals wij wijzen van de tempel dat gewoonlijk onder elkaar doen! Maar als ik ongestraft alles kan zeggen wat me op het hart ligt, dan zult u misschien ook heel verbaasd beginnen te kijken!"
[7] CYRENIUS zegt, zelfs met een soort ingehouden glimlach: 'Waarlijk, ik sta je toe, om geheel vrijuit te spreken; er zal geen straf volgen op je woorden!"
«« 150 / 276 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.