De vraag over de Messias

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)

«« 189 / 276 »»
[1] HIRAM zegt: 'Dat is nu helemaal in orde en wij hebben nu niets meer tegen je in te brengen; want nu geloven wij jou, omdat jij zeker alleen weet en duidelijk genoeg kunt begrijpen, dat het zo is en niet anders. Wij kunnen dat natuurlijk noch inzien noch begrijpen, omdat wij niets weten van die talloos vele vreemde hemellichamen en nog minder van het wezen van hun hoogst raadselachtige bewoners, hoe ze zijn, hoe ze eruit zien, en welke geest hen bezield. Maar ik ben wel van mening dat althans een paar betere mensen van deze aarde hierover bericht van boven zouden moeten krijgen nog tijdens hun aardse leven, om zich dan tegen zulke mensen te kunnen keren en wapenen!"
[2] JOHANNES zegt: 'Luister! Zulke mensen zijn er op aarde nog altijd geweest, en ze hebben dit en vergelijkbare zaken de mensen van deze aarde door allerlei symbolische beelden bekend gemaakt -in het Hooglied van Salomo komen dergelijke aanduidingen meermaals voor -; maar de mensen, respectievelijk hun zielen, hebben hun zinnen te veel naar buiten, op de materie van de wereld gericht en zo hun geest van gene zijde de rug toegekeerd, daarom kunnen ze van de hoogste en puur geestelijke dingen ook niets meer begrijpen en vatten. Juist daarom zijn wij nu in deze wereld gekomen, om de door hun hoogst eigen schuld verwaarloosde zielen weer op te richten en hun de juiste wegen te tonen naar hun geestelijke en eeuwige levensheil.
[3] In de toekomst, na ons, zal dit alles aan duizenden door de heilige Geest van God nog duizend maal duidelijker geopenbaard worden dan ik het jullie nu kon openbaren. Maar als de Geest van God dan ook over jullie zal komen, zal hij jullie in alle diepten van Zijn oergoddelijke wijsheid binnenleiden, en dan pas zullen jullie ook volkomen duidelijk inzien wat jullie nu nog maar een beetje zijn beginnen te geloven. Tot die tijd moeten jullie geloven en zoeken in de schriften en ook in de hele natuur; ze zullen jullie zeggen dat het zo is en niet anders! De volle diepte zullen jullie echter, zoals gezegd, pas later volledig inzien. Hebben jullie er nu nog iets tegen in te brengen?"
[4] HIRAM zegt: 'Neen, mijn edelste en wijze vriend! Er bestaat bij ons nu absoluut geen twijfel meer over deze dingen! Maar nu wij al bijna tot aan het einde van deze prachtige dag over heel wat dingen hebben gesproken, zou ik je toch nog graag één ding willen vragen. Ik ben weliswaar slechts een pure Griek, maar desondanks heb ik me in de loop der tijd van het jodendom al heel wat eigen gemaakt, wat mij erg amuseerde, met name hun bewering over een Messias die niets minder dan meteen maar het hoogste Godswezen Zelf zou zijn. Hij zou hen allemaal natuurlijk onmiddellijk onsterfelijk maken en in Jeruzalem resideren als hun eeuwige onoverwinnelijke koning en van daaruit meteen de hele wereld en tegelijk natuurlijk ook de hele eeuwige oneindigheid beheersen.
[5] Men lacht ons vanwege onze mythische godenleer nu al bijna overal uit en maakt deze voor je reinste oude onzin uit; maar wat moet men dan wel niet over de joden vanwege hun Messias zeggen? Goede hemel! Zo'n grenzeloze domheid en verwarring van de menselijke geest ben ik werkelijk nog nergens in de hele wereld die ik bereisd heb ooit tegengekomen! Vertel me wat daar voor flauwe onzin achter moet steken! Dat is toch werkelijk ontzettende grootdoenerij vooral van de vooraanstaande joden ten overstaan van ons, Grieken en Romeinen, en ze verheugen zich er al op dat hun Zeus ons hun land uit zal drijven met een vreselijk vlammend zwaard, waaruit met iedere goed gerichte slag minstens honderdduizend vernietigende bliksems over alle heidenen in het rond zullen spatten! Wel, dat is toch wel een beetje al te kras! -Wat zeg jijzelf, als jood, van deze oude dwaze jodengrap?"
[6] JOHANNES zegt: 'Er zit wel een kern van waarheid in, wat jij als echte Griek misschien niet zou denken; en misschien bevindt deze zich dichter bij jou dan jij wel eens zou kunnen vermoeden! Maar op de manier, waarop jij deze uit de mond van de joden hebt vernomen, is het natuurlijk duidelijk iets geweldig belachelijks, waar geen enkel vonkje van maar schijnbare waarheid in schuilt! Maar wat de joden op hun hoogst domme manier verwachten en later nog tot aan het einde der wereld tevergeefs zullen verwachten, is reeds lang, verborgen voor hun blinde ogen en dove oren, aanwezig, -maar niet om de voor de joden hoogst lastige heidenen te verdrijven, maar juist omgekeerd: De joden zullen uit het land verdreven worden en aan de heidenen zal Gods Woord voor altijd gegeven worden! Maar over dit onderwerp zullen we later een zeer belangrijk gesprek beginnen; nu gaan we voor een avondmaaltijd en een plaats voor de nacht zorgen! Want we blijven morgen ook nog hier, en dan misschien nog een paar dagen, en dan kunnen we nog heel wat bespreken."
[7] DE BEIDEN zeggen, heel verheugd over deze toezegging: 'Er zal onmiddellijk door ieder van ons voor alles zo goed mogelijk worden gezorgd!"
[8] Hiermee vertrekken beiden zeer opgewekt en Ik prees Mijn leerling voor zijn onvermoeibaar volhouden en voor zijn waarlijk zeer grote geduld.
«« 189 / 276 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.