Johannes is bang voor Hirams scherpe verstand

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)

«« 190 / 276 »»
[1] Terwijl de beide vissers met hun vrouwen en kinderen het avondmaal voor ons bereidden, vroeg eindelijk weer de zeer schuchter geworden Judas Iskariot wie het schip naar de oude Marcus terug zou brengen als wij het niet meer nodig zouden hebben.
[2] IK zei: 'Bekommer je om betere dingen dan om zulke wereldse kleinigheden; want Hij die dit schip op wonderbaarlijke wijze voor Marcus heeft gebouwd, zal wel weten hoe Hij het hem terug moet bezorgen! Dat jij je toch nooit om geestelijke dingen kunt bekommeren, maar altijd alleen maar om wereldse zaken! Wat heb je dan aan de wereld, of wat zou je eraan hebben als je de hele wereld zou krijgen, maar daarbij grote schade leed aan je ziel? Wat kun je dan geven om je verdorven ziel vrij te maken?!
[3] Kijk eens naar deze arme vissers! Ze zijn de nuchterste, maar verder toch de vriendelijkste mensen, ze verwachten geen levensloon na de lichamelijke dood en toch is voor hen de hele wereld met al haar vergankelijke schatten een gruwel, en ze hebben zich daarom van de hele wereld op dit meest verlaten en eenzame hoekje van de aarde teruggetrokken. Nu hebben ze voor de eerste keer iets over iets hogere geestelijke zaken vernomen en reeds zijn ze vol tevredenheid, -en het zijn zeker voor de helft heidenen; jij echter bent een echte jood en behoort evenals Ik tot de stam van Juda en toch maakt opjou het geestelijke weinig of helemaal geen indruk! Zeg Me nu eens heel eerlijk, waarom je nu eigenlijk precies met Mij van plaats tot plaats rondtrekt!"
[4] JUDAS zegt een beetje verlegen: 'Nou ja, nu doe ik het weer helemaal fout omdat ik vroeg hoe het met dat schip moet! Ik heb daar toch geen slechte en oneerlijke bedoeling bij gehad! Vergeef me, als ik daardoor fout ben geweest!"
[5] IK zeg: 'Ja, ja, jou zal nog veel vergeven moeten worden! Pas er voor op dat uiteindelijk niet de wereldje meester wordt!"
[6] Hierop wilde ook Thomas Judas Iskariot nog enkele woorden in het oor fluisteren; maar Ik keek Thomas aan en hij hield zich stil en bleef geduldig.
[7] Toen kwam JOHANNES, Mijn lieveling, naar Mij toe en zei: 'Heer, zijn we met hen nu wel enigszins op de goede weg gekomen? Want als het nog moeilijker met hen wordt, zou ik U toch wel willen vragen of U het Zelf tegen hen op wilt nemen; want soms beklemt me de gedachte, dat mijn hart misschien toch mogelijkerwijs iets wat van U komt niet juist en snel genoeg kan begrijpen en dat het dan gemakkelijk iets van mijzelf in plaats van iets van U aangeeft, waardoor ik dan bij deze scherpzinnige denkers ogenblikkelijk in de grootste moeilijkheden zou komen! Zij letten immers op ieder woord en op iedere gezichtsuitdrukking daarbij, zoals een slimme vos zijn buit in de gaten houdt! Maar één onjuist woordje en zij laten het helemaal afweten!
[8] Philopold in Kana bij Kis had er ook veel van weg; maar het was toch veel gemakkelijker om met hem te praten. Bij deze mensen gaat het veel moeilijker, omdat ze werkelijk veel ervaring hebben en daarbij zo'n scherp verstand, als ik tot nog toe niet heb meegemaakt! Mathaël was ook een buitengewone geest; maar met Hiram hier zou hij het moeilijk hebben gehad! Daarom vraag ik U Heer, nog één keer, of U Zelf het met hem op wilt nemen als hij nog een fellere aanval doet!:'
[9] IK zeg: 'Mijn beste Johannes, dat zal nu met meer zo zeer nodig zijn. Hiram zal met betrekking tot de Messias nog wel menige tegenwerping naar voren brengen die je een beetje in verlegenheid zal brengen; maar wij beiden zullen hem ook wat dat betreft nu spoedig op de juiste weg brengen. Ga jij nu naar de hut en maak een vuur voor hen; want ze proberen nu al sinds ze ons verlieten, vuur te maken door stenen en hout tegen elkaar te wrijven, maar het lukt niet!"
[10] JOHANNES ging naar de hut en zei: 'Beste vrienden, ik geloof dat het jullie vandaag niet wil lukken om vuur te maken; want ik heb nu al een poosje naar de hut gekeken, maar nog geen vuur kunnen ontdekken en mijn vriend zei tegen mij: 'Ga voor deze goede en bezorgde mensen vuur maken!' En dus ben ik nu dan hier o m jullie te helpen met het maken van vuur'
[11] HIRAM en AZIONA zeiden: 'Je bent ons dan ook uiterst welkom; want onze beste stenen geven geen vuur en de stukken wrijfhout zijn in de hut enigszins vochtig geworden, en daarom lukt het ons niet om vuur te maken. Bij de buren gaat het al niet beter'
[12] JOHANNES zei: 'Leg het hout maar op de haard, het vuur zal dan meteen komen'
[13] Ze legden het hout op de haard en AZIONA zei: 'Wel, beste vriend het hout ligt er al op! Ik ben werkelijk nieuwsgierig op wat voor nieuwe manier jij nu vuur gaat maken!"
«« 190 / 276 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.