Aziona en Hiram in gesprek met hun buren

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)

«« 209 / 276 »»
[1] Aziona kwam weer bij zijn buren terug, die ondertussen voor het grootste deel al een plaatsje op het grasveld hadden gevonden. Hiram vroeg hem of het maal al gauw klaar zou zijn en of men iets zou doen om degenen die nog sliepen te wekken, zodat ze hun morgenmaal konden gaan gebruiken. .
[2] AZIONA zegt: 'Ik denk dat dit bij deze mensen volkomen onnodig zal zijn; want hun boven alles wakkere geest slaapt zeker nooit en weet alles wat er is en gebeurt en daarom zal het hem ook zeker niet ontgaan wanneer het maal volledig gereed zal zijn!"
[3] HIRAM zegt: 'Ja, ja, je hebt gelijk; die waken in hun slaap meer dan wij overdag, hoe wakker we ook zijn! Laten we daarom wachten tot ze wakker worden; we hebben immers tijd genoeg!'
[4] Een ANDERE BUURMAN zegt: 'Denk jij, Hiram, dat zij nu in hun slaap ook alles horen en zien wat er om hen heen gebeurt?"
[5] HIRAM zegt: 'Niet alleen wat hier is en gebeurt, maar ook wat er nu in de hele wereld, zelfs wat er nu in de gehele oneindigheid is en gebeurt eeuwigheden geleden gebeurd is en over eeuwigheden zal gebeuren!"
[6] DE BUURMAN zegt: 'Vriend Hiram, heeft de hitte van de zon soms te sterk op je hersenen ingewerkt? Jouw woorden zijn immers zo buitengewoon verward, dat we allemaal in ernst medelijden met je beginnen te krijgen. Wie van alle sterfelijke mensen kan zich ooit een voorstelling maken van de oneindigheid der ruimte, wie van de eeuwige duur van de tijdstroom? Deze mensen zeker evenmin als wij, -en wanneer ze slapen al helemaal niet! Wel, ze mogen dan wel werkelijk wijs zijn en een machtige wil hebben; maar volledige kennis van de oneindigheid der ruimte, van de eeuwige tijd, de krachten, het licht en wezen van het leven kan geen enkele beperkte wijze op deze aarde bevatten, en dus ook deze vreemdelingen zeker niet!
[7] En of er werkelijk ergens een goddelijk wezen bestaat dat door zijn kennis volledige duidelijkheid heeft over deze begrippen is een grote vraag, die tot nu toe ook zeker nog geen enkele sterfelijke wijze zo heeft beantwoord, dat andere mensen voldoende inzicht hebben om van zichzelf te kunnen zeggen: 'Nu hebben we ook daarover minstens enig idee!'
[8] Ja, beste Hiram, over deze begrippen is in Athene op de hoge school, die ook ik bezocht heb, veel gesproken, maar altijd zonder het geringste ook maar enigszins voldoende resultaat. Wat was de conclusie aan het eind van de vele besprekingen en redevoeringen?: Dat het de grootste overwinning van een wijze is, als hij inziet dat hij helemaal niets weet, en dat hijzelf als wijze niet eens op de onderste trap van die tempel staat waarin de godin van de wijsheid haar schatten achter stevige sloten en grendels bewaart!
[9] Ja, mijn beste vriend, over dit punt is met mij een beetje moeilijk te praten! Maar laten we er maar over ophouden; de gasten beginnen zich te roeren en ze moeten ons bij hun ontwaken niet aantreffen in een verhandeling over de begrippen van het onmogelijke!'
[10] HIRAM zegt: 'Jij bent nu weliswaar de rotsvaste oude Griek en denkt dat mijn hersenen schade geleden hebben door de zon; maar hierin vergis je je geweldig! Over twee uur zul je hopelijk anders oordelen en spreken! Want wat er allemaal achter deze mensen schuilgaat zul je je pas dan iets beter kunnen voorstellen, wanneer je enige tijd met henzelf contact gehad zult hebben. Ik ben toch ook geen windwijzer en onze leider Aziona net zo min; maar wij zijn nu beiden geheel andere mensen geworden en hebben Diogenes geheel over boord geworpen. Hetzelfde zal zeker ook bij jou en bij alle anderen gebeuren. -Maar nu richt de Meester zich op en ook Zijn leerlingen, en nu moeten we Hem dadelijk vragen of Hij het morgenmaal al wil gebruiken"
[11] IK zeg: 'Wacht nog tot de zon boven de horizon verschijnt en zet dan het maal op tafel"
[12] Nu beginnen ook de leerlingen zich te roeren en op te staan uit het gras en van de banken. Enkelen gaan meteen naar de zee om zich te wassen; Ik doe dat echter niet en Aziona komt snel naar Mij toe om te vragen of Ik waswater nodig heb.
[13] Maar IK zeg tegen hem: 'Vriend, al dit water kwam uit Mij; waarom zou Ik het nemen om Mij te wassen? Maar om niemand aanstoot te geven, kun je Me een kruik vol bronwater brengen!'
[14] AZIONA haast zich en zoekt een lege kruik, maar vindt er geen; want alle kruiken en andere vaten zijn tot de rand toe gevuld met de beste wijn!
[15] Heel verlegen komt hij terug en zegt: 'O, Heer, vergeef me! Er is niet één vat in de hele hut dat niet tot aan de rand toe gevuld is met wijn!"
[16] IK zeg: 'Wel, breng Me dan maar een met wijn gevuld vat, dan was Ik Me een keer ook met wijn!"
[17] Snel was Aziona er met het vat wijn en Ik waste Me ermee.
[18] Toen drong de kostelijke geur van de wijn in de neus van de gasten en SOMMIGEN zeiden: 'Nu, dat is wat wij noemen nog heerlijker leven dan een patriciër in Rome! Want dat is ongekend voor ons, dat iemand zich ooit in zo 'n kostelijke wijn heeft gebaad, hoewel wel in andere welriekende oliën en wateren!"
[19] Maar toen Ik Aziona het vat weer in handen gaf, was het even vol als het eerst was, ofschoon het bij het wassen leek of Ik iedere druppel eruit gebruikt had. Aziona liet dat meteen aan de buren zien en deze waren stom van pure verbazing.
«« 209 / 276 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.