Het belang van de gemoedsrust

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)

«« 218 / 276 »»
[1] IK zeg: 'Ja, ja, je hebt gelijk en zeer goed gesproken; rust, de ware innerlijke gemoedsrust, is voor ieder mens het noodzakelijkste geestelijke element, zonder hetwelk hij niets waarachtig innerlijks en geestelijk groots kan bevatten, en daarom sta Ik jullie ook graag toe watje zojuist verlangde.
[2] Een dergelijke rust, waarin het lichaam en de ledematen activiteit onthouden wordt, is eigenlijk geen rust, maar eerder een grote innerlijke activiteit van de ziel, die eruit bestaat dat zij meer en meer één wordt met haar geest die ze is gaan waarnemen. En als jij een dergelijke rust verlangt doe jij, zowel als ieder ander, daar goed aan; wanneer je een dergelijke innerlijke rust, of beter gezegd zielsactiviteit, dagelijks eenmaal houdt en dat voortzet, zul je pas gaan voelen wat voor een groot en waar nut je daardoor voor je leven hebt gewonnen.
[3] Jullie kunnen je nu allemaal in je hutten terugtrekken, die nu tegelijk met deze voorheen woeste grond ook iets beter geworden zijn, en kijken wat voor goeds jullie allemaal ten deel is gevallen. Kom dan tegen de avond weer terug!
[4] Ik ga Me intussen bezighouden met hetgeen Mij is opgedragen door Mijn Vader, die in de hemel woont en volledig één is met en in Mij. Maar wie hier vandaag bij Mij wil blijven kan dat ook doen; want niemand is verplicht om hier weg te gaan, alleen wie dat wil kan het doen; zowel het een als het ander zal zeer zinvol zijn. Doe nu wat jullie wil je ingeeft!'
[5] Behalve Hiram en Epiphanes staan nu allen op en haasten zich heel nieuwsgierig naar hun hutten om te weten te komen wat er thuis allemaal is gebeurd en wat er allemaal is veranderd. En als ze thuiskomen, komt er geen einde aan hun verbazing en verwondering over de royale huizen die nu de plaats innemen van hun vroegere armzalige hutten, en over de vele vruchtbomen, wijngaarden, akkers en weiden, en ze loven God de Vader, van wie Ik hun verteld had dat Hij aan een mens op aarde een dergelijke macht gegeven had.
[6] Maar EPIPHANES vermant zich en zegt: 'O Heer en Meester aller meesters! Ik geef er toch de voorkeur aan om hier te blijven; wat de anderen ten deel is gevallen door Uw goedheid en goddelijke macht zal ook mij ten deel zijn gevallen, -een weldaad, waarvoor wij allen en onze kindskinderen U nooit voldoende zullen kunnen danken, loven en prijzen.
[7] En hoe onschatbaar groot deze weldaad die U ons bewezen hebt ook is, ze is toch niet te vergelijken met de weldaad die onze ziel door Uw leer heeft ontvangen. Want alleen hierdoor zijn wij, die voorheen geheel verwilderde, echte mensdieren waren, eigenlijk ware mensen geworden. U hebt ons pas het echte leven getoond en ons de waarde ervan leren kennen.
[8] Vroeger hadden wij alleen liefde voor de dood, maar nu hebben wij een ware en grote liefde voor het leven, dat tot een buitengewone voltooiing in alle richtingen in staat is, terwijl de dood eeuwig dood blijft en nooit een of andere stapsgewijze voltooiing kan toelaten. En juist daarom geef ik er nu de voorkeur aan om bij U, Heer en Meester, te blijven, opdat mij niets ontgaat van hetgeen Uw - laat ik zeggen waarachtigst heilige mond verder nog zal verkondigen"
[9] IK zeg: 'Wat de anderen deden is goed, maar wat jij doet is beter. Want ieder woord dat uit Mijn mond komt is licht, waarheid en leven; als je Mijn woorden in je hart opneemt en ernaar handelt, dan valt je met Mijn woord ook het ware eeuwige leven ten deel.
[10] Maar wanneer iemand Mijn woord hoort en er niet naar handelt, zal Mijn woord hem niet levend maken, maar hem slechts dienen tot gericht en dood. Ook al is dit op deze manier niet Mijn wil, maar enkel Gods eeuwige ordening, dan kan Ik hem toch niet helpen, omdat hij zichzelf moet helpen.
[11] Want als iemand, die hongert, voedsel wordt aangereikt en hij eet dit niet, maar kijkt er enkel naar, dan heeft degene die het eten aanreikt er geen schuld aan als de hongerende verhongert en sterft, maar natuurlijk de hongerende zelf, omdat hij geen voedsel tot zich wilde nemen. En precies zo is het met degene aan wie Ik Mijn woord als het waarste brood uit de hemelen voorzet, en die dit enkel aanhoort en er niet naar wil handelen. Daarom moet niemand Mijn woord enkel aanhoren, maar hij moet er ook naar handelen, dan zal hij hierdoor in zijn ziel waarachtig verzadigd worden met het brood uit de hemelen en voortaan geen dood meer zien, voelen of smaken, omdat hij zo zelf geheel tot het leven uit God is geworden. Begrijp je dit?"
«« 218 / 276 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.