De Heer vaart met Zijn leerlingen naar de overkant van de zee (Ev. Matth. 19,1)

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)

«« 252 / 276 »»
[1] En IK zei: 'Maak je allemaal klaar voor de reis; Ik wil en moet vandaag nog vertrekken, en wel helemaal weg uit Galilea naar het land dat aan de overkant van de Jordaan ligt en aan het land van de joden grenst! (Matth. 19:1) Daar zijn we nog niet geweest en er is daar een groot aantal zeer weetgierige mensen en daarom zullen we daar vandaag nog goede zaken doen!"
[2] PETRUS zei: 'Heer, we moeten daar over het water naar toe reizen en ons schip zit onder de sprinkhanentroep; om het schoon te maken hebben twee ijverige mensen een halve dag werk'
[3] IK zei: 'Wat je zegt is juist en twee mensen zouden er ook wel een hele dag werk aan kunnen hebben; maar Ik ben sneller klaar met dat werk! Laten we maar vlug naar buiten gaan naar de zee, dan zal het schip al zijn schoongemaakt'
[4] En toen we aan de zee bij ons schip kwamen, ziedaar, toen was het helemaal schoon en er viel nergens meer een spoor van een sprinkhaan te ontdekken!
[5] Toen de leerlingen dit zagen waren ze er zeer verbaasd over en PETRUS zei: 'U bent werkelijk een zeer groot Meester in alle dingen; ook de sprinkhanen moeten aan Uw wil gehoorzamen! Zullen we nu meteen aan boord gaan en vertrekken, of zullen we eerst ons middagbrood eten met wat wijn erbij omdat het een tamelijk verre reis is?"
[6] IK zei: 'Waar hebben we dat allemaal voor nodig? Tot nu toe hebben we nog nergens, waar we ook waren, honger geleden, en daarom zullen we ook in het land waar we nu naar toe gaan noch honger noch dorst lijden. Inje huis heb je trouwens alles al in orde gemaakt, laten we daarom aan boord van het schip gaan! Hijs het zeil, maak dan het schip los van de paal, en één van jullie gaat aan het roer staan! Ik zal een goede wind laten komen, dan zullen we al gauw op de plaats zijn waar Ik naar toe wil!"
[7] Petrus vroeg Mij nog of hij met het oog op de verzorging en het bewaken van het schip aan de verre oever aan de andere kant misschien een paar van zijn vissersknechten mee moest nemen.
[8] En IK zei: 'Ja, doe dat; want zo gauw komen we hier niet terug!'
[9] Daarop riep Petrus twee van zijn vissersknechten. Deze brachten het schip snel in orde; de wind stak ook op en we vertrokken bijna zo snel als een pijl.
[10] Toen we zo met een ware stormsnelheid over het wijde wateroppervlak gleden en dit ondanks de sterke en hevige wind slechts door heel kleine golven bewogen werd, viel dat de twee knechten van Petrus op en ze vroegen hem wat daar de oorzaak van zou kunnen zijn. Want als zeer ervaren oude vissers en schippers hadden ze zoiets nog nooit meegemaakt.
[11] PETRUS echter zei tot hen: 'Hoe kunnen jullie dat nu nog vragen! Zijn jullie dan al vergeten wat de grote Meester uit Nazareth, die onze Messias is, allemaal kan?!'
[12] Toen zeiden DE KNECHTEN: 'We wisten wel dat hij grote wonderen verricht; maar dat ook de wind en het meer hem gehoorzamen, wisten we niet! Hij moet waarlijk een groot profeet zijn, zo groot als Mozes en zo groot als Elia!"
[13] En PETRUS zei: 'Oneindig veel groter dan Mozes en Elia! Vraag nu niet verder, maar let op het schip; als de tijd rijp is zullen jullie wel meer over de goddelijkheid van de Heer vernemen! We komen nu spoedig bij de monding van de Jordaan en daar is het oppassen geblazen dat we niet in de stroming terechtkomen, want het is moeilijk om daar zonder gunstige tegenwind uit te komen"
[14] Beiden grepen nu stevig naar de riemen en pijlsnel waren we over deze enigszins gevaarlijke plek heen en hadden ook al de oever bereikt na een tocht van minder dan een uur.
[15] Er lag daar waar we aan land gingen een plaats die overwegend door vissers bewoond werd, die voor het grootste deel Joden waren en voor een derde deel Grieken die daar met allerlei zaken handel dreven. Toen we aan de oever kwamen en aan wal gingen, was er veel volk, omdat er enkele Farizeeën uit Jeruzalem aanwezig waren om hun tienden in deze plaats te innen. Het spreekt vanzelf dat het volk naar ons toeliep en enkele iets beteren van deze vele mensen ook al gauw vroegen wie wij waren, wat we hier kwamen doen en of we misschien het een of ander wilden inkopen.
[16] PETRUS echter vermande zich en zei tegen de nieuwsgierigen: 'Laat ons eerst een herberg zoeken, dan zullen jullie nog vroeg genoeg horen wie wij eigenlijk zijn en wat wij hier willen!"
«« 252 / 276 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.