Het kunstmatige Allerheiligste in de tempel te Jeruzalem. Indische gruwel van boetedoening

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)

«« 27 / 276 »»
[1] ROCLUS zegt: 'Heer, heer, heer, uw repliek was erg goed en wijs, en ik heb alles woord voor woord diepgaand doordacht en zorgvuldig overwogen! Ik..ontdekte veel waars en goeds daarin en ook dat u, voor mij haast onbegrijpelijk, een echte kosmopoliet bent, zoals er thans vooral op uw niveau helaas nog maar bedroevend weinig zijn.
[2] Het Idee van een enig, zeer wijs, maar daarbij ook zeer humaan god klinkt heel mooi en erg loffelijk; maar waar bestaat zo'n godheid anders dan juist in de verheven gedachten van een poëtisch gestemd mensenge moed? Want als er ergens anders een goddelijke realiteit zou zijn, dan zou deze zich immers toch door iets bijzonders uiten! Maar men kan doen wat men wil, en zoeken en vorsen met de grootste vlijt en met de intensiefste opmerkzaamheid en scherpzinnigheid, en dat steeds met de beste wil van de wereld, maar het helpt allemaal niets!
[3] Overal waarheen men zich ook zoekend keert, staat een verkleed mens op de voorgrond, zoals er in de tempel in Jeruzalem voor de kostbare voorhang wachters staan, opdat toch maar geen leek achter de mysterieuze voorhang zou kunnen komen. Maar iemand zoals ik kwam door zijn goud ook als niet-jood achter die Isissluier en vond daarachter niets dan wat mensenhanden gemaakt hebben: een sarcofaagachtige kist uit zwart en bruin hout, met in het midden van deze kist een ijzeren schaal, waarin met een felle hoge vlam nafta brandde, en die vlam stelde de aanwezigheid van de allerhoogste god voor!
[4] Nu is mijn vraag, hoeveel blindheid en domheid er voor nodig is om dat te kunnen geloven! Waar is daar de god, en niet de mens die dat allemaal in elkaar heeft gezet als illusie voor zijn medemensen, die hij alle kennis op leven en dood onthoudt opdat zij voortdurend zo dom en blind mogelijk zullen blijven en met bebloede handen dag en nacht zullen werken, zodat de arbeidsschuwe plaatsvervangers van god zich goed kunnen vetmesten op kosten van de arme, domme saters. Wat interesseert zo'n mensgoddelijke hoogheid ook het leven van miljoenen? Om zich niet alle furiën op de hals te halen, moeten die ieder ogenblik bereid zijn hun leven ergens op het spel te zetten om hun onverdelgbare kwelgeest die op gods plaats zit, wat eigenlijk hun grootste kwaad is, te onderhouden!
[5] Vriend, als ik u zo mag noemen, ga naar Indië en kijk daar eens naar de bevolking en uw haren zullen te berge rijzen! Daar kan men boetelingen aantreffen waarvan onze fantasie nog nooit heeft kunnen dromen! Hier bestaan tegen misdadigers straffen die door de rechters opgelegd worden en door de gerichtsvoltrekkers in het ergste geval op z'n hoogst gedurende één dag aan de overtreders van de wet voltrokken worden. Maar daar duurt de geringste boetestraf minstens een tot twee jaar, die de zondaar zonder enige genade onherroepelijk aan zichzelf moet voltrekken, en de lichtste straf is daar al dermate gruwelijk, dat een Romeinse kruisiging daarbij vergeleken letterlijk in het niets valt. Ik zal slechts een paar kleine voorbeelden geven en dan zult u daar beslist genoeg aan hebben!
[6] Ik zag zo'n licht bestrafte! Hij had drie ijzeren spijkers door zijn kuiten gestoken, maar moest toch een zware last rondom een boom heen trekken. Als zijn lichaam moe dreigde te worden, nam hij een zweep met ijzeren punten en.sloeg zichzelf daarmee geweldig. Zijn dagelijks eten als boeteling bestond uit zeven vijgen en een kruik water. Deze boeteling was reeds in het tweede jaar van zijn boetedoening en leefde nog steeds.
[7] Een ander, ook een licht bestrafte, droeg over zijn hele lichaam stekels als een stekelvarken, alleen met dit verschil: bij het stekelvarken staan de scherpe punten naar buiten gekeerd, bij de boeteling waren ze echter naar binnen gekeerd en staken minstens twee duim diep in zijn lichaam. Deze stekels, hetzij uit hout, been of ook uit metaal, moet de boeteling volgens voorschrift van de vriendelijke boeteprofeet zelf in zijn lichaam steken en wel iedere dag één meer, gedurende de hele boetetijd van twee jaar, zodat hij aan het eind van zijn wanhopige boetetijd net zoveel heilige boetestekels in zijn lichaam heeft zitten als er dagen in twee volle jaren gaan. Als de boeteling zijn boetedoening overleeft, dan begint daarna pas de vrijwillige naboetedoening, terwille van de verdienste voor de alziende ogen van Lama; want het eerste verplichte deel was er alleen maar om van Lama vergeving van een zonde te verkrijgen. Pas door de naboetedoening kan de zondaar een verdienste voor Lama verwerven.
[8] Ik vroeg de boeteverkondiger, die overigens heel vriendelijk was waarin dan de naboetedoening van deze stekelboetedoener bestond. En deze antwoordde: 'Uit twee of ook drie dingen! Ten eerste kan hij de stekels tot aan het eind van zijn leven in zijn lichaam laten zitten, wat veel ongemakken met zich mee brengt, vooral bij de nachtrust; want dergelijke boetelingen kunnen dan alleen op het stuifzand of met aan hem vastgebonden zakken die met lucht gevuld moeten zijn, in het water hij nachtrust genieten. Ten tweede kunnen zij de stekels weer uit hun lichaam trekken, maar per dag niet meer dan één, en dus hebben zij voor het uittrekken net zoveel tijd nodig als eerder voor het insteken. Ten derde kunnen zij ook alle stekels er in een keer uit laten trekken en daarna een balsembad nemen. Dat heelt het snelst de wonden en de boeteling is daarna meteen weer een bruikbaar mens die tot werken in staat is, maar hij moet daarvoor of een groot offer aan Lama schenken, of vier jaar lang slaaf van een priester zijn en diens akker, weiden en tuinen verzorgen, waarbij hij zichzelf echter geheel uit eigen middelen moet verzorgen. Dat het hem daarbij met al te goed gaat, laat zich vanzelfsprekend wel indenken!'
[9] Dat, vertelde zo'n vriendelijke boetepriester mij, waarop ik hem vroeg wat zo'n zondaar dan wel gedaan moest hebben om zo'n marteling als boetedoening opgelegd te krijgen. Toen zei de boeteprediker: 'Daar is vaak helemaal geen werkelijke misdaad voor nodig, maar dat ligt verborgen in de ondoorgrondelijke wijze willekeur van de eeuwige Lama! Hij openbaart zijn heilige wil enkel en alleen aan zijn opperste priester op aarde. Die verkondigt deze dan aan ons, lagere priesters en wij onderrichten dan het volk, dat ons blind gehoorzamen moet. Want al zijn wij ook oneindig klein en gering voor de hoogste priester van Lama, voor het volk zijn wij toch oneindig veel en groot en onze wil is zeer machtig! Eén woord uit onze mond is voor het gewone volk een ijzeren wet, omdat het wel weet dat het woord van Lama en van ons één is!'
[10] Ik vroeg hem of Lama dan nooit een reden aangaf, waarom hij zo'n mens veroordeelde tot zo'n ontzettende, gruwelijke boetedoening. Toen zei de priester weer met het vriendelijkste en deemoedigste gezicht van de wereld: 'Zegt Lama ooit aan een mens hoe, wanneer en waarom hij hem een vreselijke, pijnlijke ziekte geeft? Lama is zeer wijs, almachtig en rechtvaardig. Hij doet wat hij wil en vraagt nooit iemand om raad, en het oordeel van de mensen is hem een gruwel! Wie kan zich verzetten tegen de wil van Lama, die toch almachtig is? Het zou het ontzettendste van het ontzettende en het verschrikkelijkste van het verschrikkelijke zijn om hem boos te maken! Daarom is het voor de mens heilzamer zich op deze wereld, waarop alles een eind heeft, alle martelingen aan te doen, dan in een andere wereld eeuwig in het verschrikkelijke vuur van de toorn van Lama te branden.'
[11] Daarop vroeg ik de vriendelijke man, die uiterlijk met de grootste en vroomste gemoedsrust jarenlang kon aanzien hoe volgens de aan hem bekendgemaakte wil van Lama honderd boetelingen hun lichaam ondraaglijk pijnigden en kastijdden, waarom zich dan onder de boetelingen geen jonge vrouwen nog minder een meisje en ook helemaal geen priester bevond. Men zag alleen maar wat meer bejaarde mensen, merendeels Moren, en heel oude, gewoonlijk erg lelijke vrouwen! Daarop zei de vrome priester alleen maar: 'Beste, weetgierige vreemdeling, iedere verklaring ligt in het 'Lama wil het' besloten. Als men dat weet, is ieder verder vragen overbodig!"'
«« 27 / 276 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.