De ware levensweg

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)

«« 69 / 276 »»
[1] IK zeg: 'Jullie hebben Mijn woord en Mijn leer; doe en handel daarnaar, dan ben Ik jullie overste en meester!
[2] Mijn persoon hoeft zich daarom helemaal niet binnen de muren van jullie klooster te bevinden, maar alleen Mijn woord en Mijn naam -en niet alleen maar als naam geschreven en door koude onverschillig uitgesproken woorden, maar in daden vol geloof en volliefde voor God en de naaste -, dan zal Ik midden onder jullie zijn, en wat jullie dan zullen willen in Mijn naam, dat zal ook geschieden, en zo zullen. jullie nog grotere werken verrichten dan Ik.
[3] Wat Ik doe, dat doe Ik ten aanschouwe van jullie om van Mij Zelf een geldig getuigenis af te leggen, opdat jullie mensen daaraan kunnen zien dat Ik Diezelfde ben Die van eeuwigheid uitgaat van de Vader, over wie alle wijzen en patriarchen geprofeteerd hebben.
[4] Jullie moeten en zullen van Mij getuigen tegenover alle schepselen die blind en doof zijn, en ten behoeve daarvan zullen jullie meer nodig hebben dan Ik nu Zelf voor jullie nodig heb, want jullie zien immers scherp en horen goed!
[5] Maar jullie schijnwonderen moeten helemaal uit jullie instituut verbannen worden; want ieder bedrog is min of meer een ingeving van satan en kan daarom nooit tot iets leiden dat men werkelijk goed zou kunnen noemen! En zolang men wat voor drogrniddel dan ook in een instituut voor geneeskunde gebruikt, kan daarnaast in Mijn naam geen wonderdaad lukken!
[6] Als jullie in Mijn naam willen werken, dan moet Ik ook volledig naar waarheid door de liefde en door het meest levendige geloof geheel in jullie zijn.
[7] Als jullie zo zijn, kunnen jullie tegen die berg zeggen: 'Verhef je en stort in zee!" -en het zal geschieden volgens jullie wil! Maar let wel, zonder Mij zijn jullie nergens toe in staat!
[8] Ik zal altijd en immer bij jullie zijn zolang jullie trouw Mijn woord, Mijn liefde en een vol levend geloof in Mij bewaren en geen valsheid in jullie ziel zullen dragen! -Zeg me, of je Mij nu goed begrepen hebt!'
[9] ROCLUS zegt: 'Niet helemaal, moet ik heel eerlijk bekennen; want ik hoorde iets over een ingeving van satan! Dat is dezelfde boze geest die volgens de joodse leer de altijd onzichtbare aanstichter moet zijn van al het kwaad en verderf op de aarde. Ik heb dat tot nu toe als een allegorie* (* symbolische voorstelling) van de joden beschouwd en ik kan niet zeggen hoezeer het me nu verbaast om deze naam uit uw mond te vernemen!
[10] Waarlijk, ik houd u voor de meest wijze van alle mensen en ik geloof nu ook vast dat er een alwijze en almachtige God bestaat, door wie alles wat de eindeloze ruimte bevat, geschapen is, en dat u nu de eigenlijke drager van Gods geest bent; maar dat u me nu aan komt zetten met die oude joodse fabel van de satan en uiteindelijk ook nog met allerlei duivels en misschien ook nog met de joodse hel, dat verwondert me erg. Bestaat satan dan serieus, of een duivel, of de hel? Daar zou ik werkelijk graag een nadere verklaring over hebben!"
«« 69 / 276 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.