Raphaël verklaart voor Roclus de begrippen 'satan' en 'duivel'

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)

«« 94 / 276 »»
[1] RAPHAËL zegt: 'Mijn beste vriend Roclus, neem je in acht; want dit waren wel verstokte Farizeeën, maar ze zijn nu leerlingen van ons geworden en zullen hun vergissing inzien! En met betrekking tot duivels heb je bepaald nog te weinig kennis om over hun invloed op mensen waar en juist te kunnen spreken. Pas als je daar nadere kennis van hebt, kun je daar ook over praten!
[2] Kijk, wat men 'satan' en 'duivel' noemt, is de wereld met al haar verleidelijke pracht. Natuurlijk is alle materie waar de wereld uit bestaat ook alleen maar een werk van God, en er ligt iets goddelijks in verborgen; maar daarnaast ook leugen, bedrog en verleiding, waaruit dan afgunst, gierigheid, haat, hoogmoed en vervolging ontstaat, en daaruit komt weer onnoemelijk en onmetelijk veel kwaad voort.
[3] En zie, dit valse, de leugen en het bedrog, is nu geestelijk gezien de 'satan', en alle afzonderlijke, daaruit noodzakelijkerwijs voortkomende ondeugden zijn datgene wat men 'duivels' noemt; en iedere ziel die zich geheel en al heeft overgegeven aan een van deze ontelbaar vele ondeugden, is een duivel in eigen persoon en een daadwerkelijke uiting van het een of andere slechte en kwade, en in zo'n ziel bevindt zich een moeilijk uitwisbare neiging om aldoor kwaad te doen op de wijze waarop ze haar leven gegrondvest heeft gedurende de tijd van haar lichamelijk bestaan.
[4] En omdat iedere ziel ook na de dood van het lichaam voortleeft en in de omgeving van deze aarde verblijft, komt het bepaald niet zelden voor dat zo'n ziel zich ook binnen de uitstralende levenssfeer van de mensen begeeft en door middel hiervan met de haar eigen slechte begerigheid ook in diegene iets slechts probeert wakker te maken in wiens levenssfeer zij een heel welkome voeding vindt, omdat deze nog in het lichaam levende persoon een niet onbeduidende natuurlijke neiging en drang in zich heeft tot eenzelfde ondeugd, gewoonlijk tengevolge van een slechte en verwaarloosde basisopvoeding.
[5] Zulke zielen maken zich zelfs vaak meester van het lichaam van mensen en kwellen daardoor zelfs een ziel die hier en daar zwakke plekken heeft, en de Heer laat dit juist toe, om bij die ziel zo'n zwakke plek beter te maken; want pas daardoor krijgt die geplaagde ziel dan een ware en intense weerzin tegen een bepaalde zondige zwakheid van haar lichaam en stelt tenslotte alles in het werk om sterk te worden op dat punt waarop zij tevoren zwak was, waarbij de genade van de Heet haar ook op het goede moment te hulp komt.
[6] Zie, dit is, verstandelijk beredeneerd, datgene wat een jood, die weliswaar zeer ver afstaat van de waarheid van hoe het eigenlijk is, in feite onder het begrip 'satan' en 'duivel' zou moeten verstaan; maar omdat hij het niet begrijpt, ziet hij 'satan' en' duivel' als een geestelijk gepersonifieerde kwade wilsmacht, die er het grootste behagen in schept om de mensen van de weg af te brengen waarop zij zich binnen Gods orde bewegen.
[7] Maar deze gebrekkige zielen hebben daarbij absoluut geen Gods vijandelijke bedoelingen; want ten eerste kennen ze God in de verste verte niet, en ten tweede zijn ze te blind, te dom en te dwaas, om wat voor bedoeling dan ook te hebben. Want ze kennen helemaal geen behoefte die op iets anders gericht is dan op zichzelf en ze handelen enkel en alleen uit zelfzucht. Ze trekken alleen tot zich wat hun zelfzucht dient, en onder elkaar zijn ze uiterst wantrouwig; daarom is een gemeenschappelijk gerichte kracht bij hen absoluut onvoorstelbaar, en daarin heb je dan helemaal gelijk dat hun kracht totaal niets te betekenen heeft.
[8] Dat wil zeggen, dat hun kracht niets is ten aanzien van mensen die zich eenmaal volledig de liefde en de wil van de Heer hebben eigen gemaakt. Maar bij mensen die nog halfslachtig zijn, bij wie noch het geestelijke noch het materiële de doorslag geeft wanneer je dat in de weegschaal zou leggen, kan toch een duidelijk merkbaar overwicht aan de materiële kant van de morele weegschaal ontstaan, wanneer er in hun ziel de een of andere begeerte aanwezig is die door toedoen van een gelijkgestemde demon versterkt wordt. Dan maakt de ziel zich natuurlijk veel moeilijker uit het materiële los om in het geestelijke over te gaan.
[9] Als een ziel in het materiële vertoeft, dan gaan er na verloop van tijd ook steeds meer gelijkgezinde demonen aan de materiële levensweegschaal hangen, deze slaat steeds duidelijker door, het materiële wordt op die manier steeds zwaarder en het geestelijke natuurlijk geringer. En zie, zo blijkt dan, dat de 'duivels' van de joden of de 'demonen' van de Grieken uiteindelijk toch in de ziel, in de tijd dat deze zichzelf ontwikkelt, een zeer aanzienlijke schade kunnen aanrichten, zonder dat ze eigenlijk de wil hadden haar schade toe te brengen!"
«« 94 / 276 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.