De bijgelovige vissersbaas aan de Eufraat

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)

«« 112 / 248 »»
[1] Wij gingen naar de rivier, en wel naar de plaats waar het onderschepte houtvlot zich bevond dat nog in volle omvang lag samengebonden, en waar juist de vissers van Jored hun netten voor een grotere visvangst hadden uitgeworpen. Wij keken naar hen terwijl zij tevergeefs de ene trek na de andere deden.
[2] Toen zei JORED tegen de baas van de vissers: 'Wat is er toch aan de hand? Zit er dan helemaal geen vis meer in onze anders zo visrijke rivier?'
[3] DE OUDE VISSERSBAAS antwoordde: 'Heer, dat is mij zelf een raadsel! Het tijdstip is nu erg gunstig, en aan de oppervlakte van het water zie je voortdurend een groot aantalluchtbelletjes verschijnen, wat meestal een heel goed teken is om te vissen. Er is ook geen wind, en de zon staat precies op de juiste hoogte; daarbij komt nog dat de maan wast en in het teken van de vissen is gekomen, wat ook erg gunstig is om te vissen. Andere keren heb ik onder zulke buitengewoon gunstige omstandigheden altijd met weinig moeite veel gevangen, maar vandaag lijkt alles wel behekst. We hebben nu al vijf trekken gedaan, en dat bijna over de hele breedte van de rivier, en ik heb Neptunus en Triton en alle nimfen van deze rivier aangeroepen, maar allemaal voor niets! Niet één vis komt er in onze goede netten! Het is om wanhopig van te worden!
[4] Stroomafwaarts in Malaves moeten de vissers gisteren een reusachtige hoeveelheid vissen gevangen hebben; volgens zeggen is er een tovenaar bij hen. Maar ook ik ken allerlei middeltjes om vis te betoveren en die heb ik intussen allemaal al toegepast, maar vandaag heeft het geen zin! Alle voorwaarden zijn goed, en toch geen resultaat! Laat iemand mij nu maar eens zeggen wat daar in naam van alle goden toch achter kan zitten! Misschien zijn de goden kwaad op ons geworden omdat de vreemde magiër hun beelden, die wij vereerden, in een oogwenk vernietigd heeft, -wat ik gehoord heb, maar waarvan ik mijzelf nog niet heb overtuigd. Als dat waar mocht zijn, mijn heer, dan zou het er al gauw wel eens slecht voor ons uit kunnen gaan zien, want als goden eenmaal kwaad zijn, zijn ze niet zo gemakkelijk weer mild te stemmen. Dat zou ons grote offers kosten! Maar ik zal nu toch nog een paar trekken proberen; blijven die ook zonder resultaat, dan doe ik vandaag niets meer!'
[5] JORED zei: 'Doe dat, misschien komt er toch nog wat te voorschijn!'
[6] Toen gaf de vissersbaas snelopdracht om nog een trek te doen. Alles verliep voortreffelijk, maar toen het net aan de oever gebracht werd, was het weer leeg zoals eerst. Dat ergerde de vissersbaas geweldig en HIJ zei: 'Ik zei het al: vandaag is het een behekste dag en dan is alle inspanning en alle moeite tevergeefs! Als ik nu nog een trek laat doen, zal die beslist weer net eender uitvallen als deze, ik geloof dus dat we voor vandaag maar moeten stoppen. Als u vandaag vissen nodig hebt, kunnen die in Malaves gehaald worden; want de vissers daar moeten gisteren een grote voorraad gevangen hebben. Ook moet een magiër heimelijk als bij toverslag zulke huizen voor hen vervaardigd hebben, dat zij ons stadsbewoners behoorlijk kunnen uitlachen! Wat er in deze lieve wereld niet allemaal gebeurt, -ja, tegenwoordig weet een gewoon mens niet meer waar hij aan toe is! Wat denkt u, heer, moeten we nog een keer de moeite nemen, wat vast weer tevergeefs zal zijn, of kunnen we beter voor vandaag met dit werk ophouden?'
[7] Toen zei IK: 'Luister eens oude, bijgelovige visser, zolang die belletjes opstijgen in het water, is dat voor het vissen nooit een goed, maar altijd een slecht teken, omdat dat heel natuurlijk aangeeft, dat de vissen op de bodem liggen te rusten. Want om op de bodem te kunnen liggen moeten de luchtzakken die zich in hun lichaam bevinden zich instinctmatig van de lucht ontdoen, en dat geeft in een visrijk water altijd die bepaalde door jou opgemerkte belletjes. Pas als je deze belletjes niet meer ziet moet je je netten uitwerpen, dan zul je vis in overvloed vangen! Want als de vis geen lucht meer uit zijn luchtzak stoot, gebruikt hij die, omdat hij alleen daardoor aan de oppervlakte kan komen.
[8] Kijk, nu is het opstijgen van de belletjes opgehouden, en de meeuwen en reigers beginnen in het water te duiken! Doe nu nog een trek, dan zul je zonder enige toverij vis in overvloed vangen!'
[9] De vissersbaas begreep daar weliswaar niet veel van, maar omdat ook zijn werkgever Jored het beval, gaf hij opdracht tot nog een trek, wierp de netten uit en ving zo'n kolossale hoeveelheid vis, dat hij de netten nauwelijks naar de oever kon krijgen. Toen was er natuurlijk werk te over om de vele, merendeels zeer grote vissen in de vishouders onder te brengen.
[10] Na een uur was men daarmee gereed, maar DE VISSERSBAAS bleef zich verwonderen over deze visvangst, die nu opeens zo ontzettend groot was, en hij zei toen hij van zijn verbazing bekomen was: 'Dat mag dan wel geen toverij geweest zijn, -maar ik zeg: dat was toch de grootste en nog nooit vertoonde toverkunst van alle toverkunsten! Het schijnt mij toe, dat de man die mij aanraadde nog een trek te doen, meer weet en kent dan alleen maar dat wat hij aan een oude vissersbaas vertelt over een rijke visvangst bij het uitblijven van luchtbelletjes en bij het gedrag van bepaalde watervogels. Misschien is hij wel degene die de beelden van de tempel wegtoverde, en de mensen uit Malaves heimelijk betere woningen bezorgde! Maar genoeg hierover, ik vraag nu alleen maar of we nog een trek zullen wagen!'
[11] IK zei: 'Doe dat, dan hebben jullie voor wekenlang voldoende!'
[12] Toen deden de vissers vlug nog een trek, die net zo rijk uitviel als de vorige.
[13] Toen de vissen in de grote, lege visvijvers ondergebracht waren, gaf DE VISSERSBAAS zijn knechten opdracht de boten en het vistuig in orde te brengen, en daarna kwam hij naar Mij toe en zei: 'Luistert u eens, tot nog toe bent u volkomen onbekend voor mij, maar u kunt en begrijpt meer dan wat anders een normale, ervaren, verstandige man kennen en begrijpen kan! Ergens diep in Achter Indië moet u de hoge magie bestudeerd hebben, want hier bij de Grieken en gedeeltelijk ook Romeinen en Joden is zoiets volkomen ongehoord. Alleen u heeft ons deze rijke visvangst in onze netten getoverd! Ik ben een oude visser, maar nog nooit heb ik, ook niet in mijn allerbeste vistijd, zo 'n vangst - en nog wel van louter edelvissen -gehad. O, met u zou ik graag over veel dingen spreken, want u moet veel geleerd en veel ervaring hebben, en ook al vanaf uw geboorte veel talenten gehad hebben! U moeten de goden werkelijk heel sterk bezield hebben dat uw wil in u zo machtig is geworden!'
[14] Toen zei JORED: 'Heel goed, oude trouwe dienaar, we zullen daar als we alleen zijn, nog veel over spreken! Maar zorg er nu voor dat er voor vanavond nog een paar van de mooiste, beste vissen naar de keuken gebracht worden; want we willen daar vandaag nog van genieten! Zorg echter ook dat jullie zelf niets tekort komen!'
[15] De oude man zorgde daar meteen voor, maar kwam daarna al gauw weer bij ons, terwijl wij intussen bij het boomstammenvlot waren gaan zitten om van daaruit te kijken naar een zwerm grote meeuwen en reigers die de grote open vishouders verkenden, en onder elkaar als het ware beraadslaagden hoe ze daaruit een vis te pakken konden krijgen.
[16] Toen vroeg DE VISSERSBAAS Mij: 'Beste man, wat kunnen we nu tegen deze gevederde visdieven doen, om te zorgen dat zij ons in de visvijvers geen schade berokkenen? Want kijk, ook al kunnen deze dieren niet een van deze grote vissen uit het water tillen, dan verwonden zij de vissen toch met hun lange, spitse snavels als zij pijlsnel op hen neerduiken. De vissen worden daardoor ziek en zijn dan niet meer zo geschikt voor menselijk gebruik, of zij sterven na een grotere verwonding en worden door deze vogels, wanneer ze dood op het wateroppervlak drijven, dermate uit elkaar getrokken dat ze daarna naar de bodem zinken en het water in de visvijver verpesten, wat dan ook nadelig is voor de gezonde vissen. U zult daar zeker wel een middel tegen kennen! Wilt u zo goed zijn om mij dat te vertellen!'
[17] IK zei: 'Je denkt nog steeds dat Ik een tovenaar ben; maar Ik zeg je naar waarheid en met klem, dat dat bij Mij niet in het minst het geval is en ook beslist nooit is geweest. Daarom zal Ik je enkel als natuurkenner ook een heel natuurlijk middel aan de hand doen, en dat bestaat uit het volgende: dek de vijvers met een oud visnet af, waarvan je er genoeg hebt, dan zullen deze vogels door het net de vissen niets meer kunnen doen! Kijk, dat is iets volkomen natuurlijks en eenvoudig, zonder enige toverij uit te voeren, en als het goed en degelijk uitgevoerd wordt, geeft het ook beslist een goed resultaat!'
[18] Toen ging de oude man weer, want het leek hem een goed idee. Hij riep zijn bedienden en bracht Mijn plan snel ten uitvoer, en had er toen zelfs plezier in dat hij daarmee de vraatzuchtige vogels zo'n grendel voor hun gulzige snavels geschoven had.
«« 112 / 248 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.