De houtdieven

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)

«« 115 / 248 »»
[1] Toen Petrus dat gezegd had, zagen we verscheidene vlotten die stroomafwaarts geroeid werden, zodat zij sneller dreven dan het water stroomde .
[2] PETRUS vroeg daarop aan Jored: 'Vriend, waarom roeien die mensen; dat is bij zo'n snelstromende rivier toch niet gebruikelijk?'
[3] JORED zei: 'Dat zijn houtvlotters die waarschijnlijk nog vandaag in Samosata willen zijn. Het is hier een oud gebruik dat houtvlotters overdag, dat wil zeggen zolang de zon nog niet ondergegaan is, hier tolvrij voorbij mogen varen; als zij echter langskomen als de zon al is ondergegaan, dan moeten ze hier aan land gaan en tol afdragen, omdat ze anders beboet worden. Kijk, dat is de reden waarom zij hun vlotten nu zo krachtig stroomafwaarts roeien! Als zij zo doorgaan, zijn ze binnen twee uur gemakkelijk in Samosata en komen daar nog binnen de voorgeschreven tijd aan. Een halfuur later zouden ze daar al boete moeten betalen. Zo zit dat!'
[4] PETRUS zei: 'Ja, maar waarom een boete? Bij mij aan de Galilese zee kan een schip aankomen wanneer het maar kan en wil, en daarvoor hoeft het geen boete te betalen; want aan toevallige, onvoorziene hindernissen, waardoor men op het water heel vaak opgehouden kan worden, kan men toch niets doen. Waarom dan een boete?'
[5] JORED zei: 'Vriend, op jouw manier heb je weliswaar gelijk; maar ook die boete hier, is juist en terecht. Want alle gebruikers van het water van deze machtige stroom tot waar deze bevaarbaar wordt, weten bij iedere stand van het water precies wanneer zij van hun stapelplaats moeten vertrekken om op de juiste tijd bij de eerstvolgende plaats van bestemming aan te komen. Als zij zich daar niet aan houden, kunnen zij bij een vaart die tot in de nacht voortduurt, gemakkelijk verongelukken omdat er zeer veel gevaarlijke plaatsen in de rivier zijn waar ervaren houtvlotters zelfs overdag moeten oppassen om er zonder ongelukken vanaf te komen. 's Nachts moet het uiterst moeilijk zijn om zulke gevaarlijke plaatsen heelhuids te passeren. Om zoveel mogelijk te voorkomen dat men zich gemakkelijk een ongeluk op de hals haalt door zich niet te houden aan de algemeen bekende voorschriften voor het bevaren van de stroom, heeft men, met toestemming van de keizer, deze voorschriften voor de riviervaart gesanctioneerd, waardoor overtreders een passende boete in geld of natura krijgen opgelegd. De opbrengst hiervan gebruikt men dan voor het onderhoud van goede landingsplaatsen en voor het verwijderen van toevallig in de stroom ontstane hindernissen, voor welk doel ook ten dele de watertolgelden en landingsbelasting gebruikt worden. En kijk, vriend, zo is het toch een rechtvaardige zaak?!'
[6] Nu zei IK: 'Vriend Jored, maar wat gebeurt er als er bijvoorbeeld -zoals hier het geval is -dieven van reeds op het water samengebonden vlotten die klaar liggen om op een bepaalde tijd te vertrekken, 's nachts de vlotbewakers onschadelijk maken, de vlotten losmaken en zo snel mogelijk wegvaren, wat nu bij de wat hogere waterstand heel goed mogelijk is?'
[7] JORED zei: 'Heer, wat zegt u?! Als dat zo is, moeten wij ze toch ogenblikkelijk proberen aan te houden en op te pakken! Ze komen nu juist in onze buurt!'
[8] IK zei: 'Maak je daar maar niet druk over; want ze zouden allang hier voorbijgedreven zijn als Ik het hen ondanks al hun moeite niet belemmerd had verder te varen! Maar nu komen ze heel langzaam toch dicht bij ons in de buurt en we zullen ze dan wel weten tegen te houden!'
[9] JORED zei: 'Nou wacht maar, jullie gemene spitsboeven, er zal een eind worden gemaakt aan jullie praktijken! - Heer, hebben ze de vlotwachters soms ook nog vermoord?'
[10] IK zei: 'Ongetwijfeld, maar de wacht bestond uit waakhonden. Deze dieren hebben hun vlotten woedend verdedigd en twee van de dieven werden door hen gebeten; maar aan het eind van het gevecht werden de dieren door de dieven doodgeslagen en in het water geworpen, en de dieven maakten vlug de vlotten los en dreven snel weg, voordat de mensen, die door het lawaai van de honden gewekt waren, erbij konden komen. Er zijn wel meteen daarna mensen over het water en over land achter hen aan gegaan, maar zij hebben ze tot nu toe nog niet kunnen inhalen. Die op het water zullen nu wel niet zo lang op zich laten. wachten; maar die over land zullen hier pas tegen middernacht helemaal uitgeput aankomen. Wij zullen ze, dat wil zeggen deze houtvlotters, zodra de zon ondergaat naar de oever trekken, wat al gauw zal gebeuren, en jij, Jored, laat je beambten dan meteen het landingsgeld opeisen! Intussen zullen de eigenaars van deze houtvlotten, die hen achtervolgen, arriveren, en dat zal een heel apart verhaal worden! Laat je beambten nu gaan, want zij zullen al gauw tegen de oever moeten stoten, omdat Ik dat zo wil!'
[11] Jored ontbood nu snel zijn beambten, en die kwamen en gingen de vlotten opwachten, zonder echter te weten wat voor gespuis de houtvlotters waren. Het eerste vlot kwam dicht bij de oever en de beambte eiste van de vier houtvlotters die daar op zaten het geld.
[12] Maar DIE zeiden: 'We wilden verder, -maar een onzichtbare macht hield ons tegen en trok ons helemaal naar de oever; we betalen dus niets, omdat we tegen onze wil hier tegengehouden zijn. Ook hebben we geen geld en we zullen pas als we terugkomen onze heffing betalen.'
[13] DE BEAMBTE zei: 'Dat gaat bij ons niet op! Kunnen of willen jullie niet betalen dan blijven de vlotten intussen als onderpand hier tot jullie ze vrij zullen kopen!'
[14] Toen wilden de houtvlotters wel betalen, maar dan moest men hen meteen weer verder laten varen, omdat ze goede, ervaren nachtvaarders waren.
[15] Maar DE BEAMBTE stond hun dat niet toe en zei: 'Betaal, en vaar morgen op de voorgeschreven tijd weg! Als jullie nu niet betalen terwijl je geld hebt, dan zullen jullie morgenochtend het driedubbele moeten betalen!'
[16] Toen de vlotdieven dat hoorden betaalden zij alsnog de heffing en legden het vlot vast aan de oever; maar zij wilden het vlot niet verlaten. Datzelfde gebeurde ook met de nog volgende vijf vlotten, en toen het landingsgeld betaald was, ontdekte men ook het vlot dat deze zes gestolen vlotten achtervolgde, met daarop acht mensen die heel hard stroomafwaarts roeiden. Nauwelijks enkele ogenblikken later stootte het vlot al tegen de oever .
[17] Deze ACHT HOUTVLOTTERS herkenden meteen hun gestolen vlotten en zeiden met van toorn gloeiende ogen: 'Nu hebben we jullie, gemene spitsboeven, we hadden jullie allang in de gaten! Wacht maar, het stelen van vlotten zal van nu af aan beslist voor altijd afgelopen zijn! Dit hout is bestemd voor Serrhe voor een belangrijk bouwwerk, en we hebben het zelf voor veel geld helemaal uit Capadociƫ gehaald en wel uit Arasaxa, Tonosa en Zaona tot aan Lacotena in Mesopotamiƫ, waar wij wonen, en jullie gewetenloze schurken hebben het op een heel gemene manier van ons willen stelen, zonder eerst voor je eigen zekerheid te hebben bedacht dat je ons met dit zware hout niet kon ontkomen, en wij de middelen hebben je tot diep in Indiƫ te achtervolgen! Ditmaal zullen jullie je gerechte straf niet ontlopen!'
[18] Toen zagen zij de hun welbekende tollenaar Jored, gingen naar hem toe en deden bij hem aangifte.
«« 115 / 248 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.