Het verhaal van de rijke man en zijn werklieden

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)

«« 117 / 248 »»
[1] (DE HEER:) 'Kijk, lang geleden was er eens een man die met zijn familie wegtrok naar een eenzaam land dat nog door niemand anders bewoond werd, en hij kon zeggen: 'Zover het oog reikt, is nu alles mijn eigendom!' Hij bouwde voor zichzelf al gauw een behoorlijke woning, en voedde zich met melk van de aanwezige wilde geiten die daar in grote aantallen rondliepen en helemaal niet schuw waren omdat zij nog nooit door een jager achtervolgd waren. Met de jaren breidde zich ook zijn familie uit, en de vroegere, sobere, eenvoudige woning veranderde letterlijk in een stevige burcht. Dat gebeurde echter omdat hij in dat land een grote hoeveelheid zuiver goud en een nog grotere hoeveelheid prachtige edelstenen had gevonden, welke schatten hij niet meer in zijn vroegere eenvoudige woning durfde te bewaren.
[2] Toen zijn schatten aan goud en edelstenen echter door zijn verzamelwoede steeds groter werden, zond hij boden uit om in de bewoonde landen zijn schatten te ruilen tegen andere zaken die hij nog voor zijn huishouding nodig dacht te hebben. In het begin deed hij goede zaken, en hij liet ook een aantal andere mensen naar zijn land komen om daar voor hem te komen werken.
[3] Omdat hij hun echter maar weinig loon bood en hen voor zich en de zijnen bijna dag en nacht liet werken, werden zij ontevreden en vroegen meer loon en een betere behandeling. De man, die nu rijk was, zei echter: 'Heb geduld tot ik mijn huis beter ingericht heb, -dan zal ik wel aan jullie eisen tegemoetkomen! ' Daar namen de arbeiders genoegen mee en gingen weer aan het werk.
[4] De rijke man dacht echter bij zichzelf: 'Ik ben nu weliswaar bang voor jullie, maar ik zal mijn vertrouwde boden weer uitzenden om wachters en soldaten te halen. Die zal ik wat beter belonen en die zullen dan de overmoed van de arbeiders wel weten te beteugelen. ' -Dat deed hij dan ook, en toen de arbeiders dat zagen, werden zij zeer bedroefd en zwoeren de harde, rijke man wraak.
[5] Toen zonden ook zij heimelijk mensen naar hun land om hulptroepen te halen. Die kwamen al gauw, omdat zij een rijke buit konden verwachten. Toen de arbeiders zo versterking gekregen hadden, gingen zij weer naar de rijk geworden man, die nu een groot land zijn eigendom kon noemen, en vroegen hem dringend een behoorlijke verbetering van hun loon, en de behandeling waar ze allang recht op hadden.
[6] Maar de rijk geworden man riep de bewakers, die de arbeiders moesten straffen voor hun euveldaad en hen in alles nog meer moesten beperken. Toen was het geduld van de arbeiders op en zij zeiden: 'Heer, door ons harde werken bent u zo rijk geworden! Onze handen bouwden voor u deze stevige koningsburcht voorzien van allerlei werkplaatsen, bebouwden het land met koren en legden wijngaarden aan. Wij verzamelden goud, zilver en allerlei edelgesteente voor u en brachten het voor u op alle markten, en als dank wilt u ons nog harder laten werken en harder behandelen?! Nu, wacht maar, we zullen u de lust daartoe wel laten vergaan!
[7] leder mens op deze aarde heeft voor zichzelf het recht van lezen en verzamelen; als hij echter een medemens dient, moet die hem goed verzorgen, omdat hij voor hem afstand gedaan heeft van het eigen lees en verzamelrecht. Wij allen hebben dat voor u gedaan en u gegeven waar wij volgens de wet recht op hadden, en daarvoor wilt u ons nu zo belonen?! Weet, harde man, dat wij van u voor al onze moeite en ons harde werken niet alleen bijna geen loon, maar bovendien nog een slechte behandeling kregen, die nu in de laatste tijd al zover ging dat u op brutale wijze door uw gerechtsdienaren onze hutten liet doorzoeken, om te zien of we soms niet voor onszelf ook een kleinigheid verzameld hadden? En als er bij iemand iets gevonden werd, heeft u niet alleen alles bij hem weg laten halen, maar hem ook nog door uw wachters gruwelijk laten mishandelen, en u heeft zelfs formeel een wet laten afkondigen die luidt, dat ieder die iets van de schatten achter houdt, met de dood gestraft zal worden.
[8] Omdat u, ellendige oude booswicht, ook nog in staat geweest zou zijn ons dat aan te doen, zonder maar in het minst te bedenken dat ook wij net zo goed mensen zijn als u, en van God precies dezelfde rechten op deze aardbodem hebben gekregen als u, - daarom verlangen wij nu van u dat u alle schatten die wij met veel moeite voor u verzameld hebben, aan ons geeft; want door al dat werk zijn zij ook ons eigendom! De aarde heeft ze ons gegeven, en er was nergens een god noch een mens die ons verboden heeft ze te nemen, en zij zijn volkomen ons eigendom. U bent ten opzichte van ons slechts een dief en zelfs een rover als u ze niet aan ons wilt geven! Wij willen echter alleen maar wat wij verzameld hebben, en vragen toch al niets voor het feit dat wij deze burcht met grote moeite voor u gebouwd hebben, en daarmee zevenjaar lang geplaagd werden. Geef nu goedschiks wat van ons is, anders gebruiken we geweld en nemen alles, en verwoesten ook nog deze stevige burcht! ,
[9] Toen de rijke man zag dat hij met geweld niets tegen de vele arbeiders kon uitrichten, bezon hij zich en zei: 'Wees kalm! Ik zie het onrecht in dat ik jullie heb aangedaan, en ik zal jullie van nu af aan helemaal behandelen alsof jullie mijn eigen kinderen zijn, en ik schenk jullie het algehele lees en verzamelrecht, en jullie behoeven mij, als degene die dit land met veel moeite en veel angst en zorgen ontdekt heeft, slechts het tiende deel van al het verzamelde af te geven, waarvoor ik jullie echter zoveel mogelijk toevlucht en bescherming zal geven.'
[10] Toen zeiden de arbeiders: ' Als u een man van uw woord was, zouden we u geloven, maar omdat u tot op heden nog nooit gedaan heeft wat u ons beloofd heeft, geloven we u ook ditmaal niet! Want uw grote hebzucht laat nooit toe dat u uw woord houdt. We zouden u best weer willen geloven, -maar we weten maar al te goed dat u, als wij nu rustig weggaan, meteen voor deze daad van geweld de bewaking in uw burcht tienvoudig zou versterken en ons dan zeer streng door uw bewakers zou laten straffen, die ons zonder moeite snel de baas zouden zijn. Geef ons daarom het eigendom waar wij recht op hebben, dan gaan wij voor altijd hier vandaan!' Maar de man aarzelde en wilde niet; toen namen zij hem daarop zelf alles af en gingen weg.'
«« 117 / 248 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.