De eerbied van de priestervrouwen voor de Heer

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)

«« 119 / 248 »»
[1] Toen wij onze zaal binnenkwamen, kwamen de vijf priesteressen Mij heel eerbiedig tegemoet en vroegen Mij om vergeving omdat zij Mij en Mijn leerlingen voordien zo hardnekkig hadden tegengesproken; want zij hadden toch nooit kunnen vermoeden dat Ik Degene was, die Ik was.
[2] De priesters hadden hun namelijk op de man af verteld, dat Ik wat Mijn geestelijke deel God Zelfben, de Enige en Enkele, en dat Ik een uiterlijk lichaam heb om Mij voor de mensen zichtbaarder en toegankelijker te maken. Zij zeiden dat Mijn lichaam weliswaar net als het lichaam van ieder mens begrensd is -, maar dat Mijn geest alles doordringt, dichtbij en veraf, en daarom slechts hoeft te willen om dichtbij en veraf te laten gebeuren wat Ik maar wil. Als ik iets wil, is het er al en blijft het bestaan zolang Ik het wil laten bestaan. Als Ik het echter niet meer verder wil laten bestaan, bestaat het ook niet meer, en wel alsof het er nooit geweest is. Ook weet Mijn innerlijke, goddelijke geest alles, hoe verborgen ook; ja, Ik ken volgens hen zelfs de allergeheimste gedachten van alle mensen op de hele aarde en weet ook alles wat er waar dan ook nog zo verborgen gebeurt.
[3] Dat alles hadden zij met feitelijke bewijzen onderbouwd, zodat de vrouwen wel gedwongen waren alles wat hun mannen over Mij gezegd hadden, vast en zeker te geloven, en dat was dan ook de reden waarom zij Mij nu met zo'n grenzeloze eerbied tegemoet kwamen.
[4] Maar IK zei heel rustig tegen hen: ' Als jullie, beste kinderen, nu door jullie mannen weten en geloven dat Ik Die en Die ben, dan is de manier waarop jullie Mij nu tegemoetkomen, helemaal niet in orde. Een te grote en onbegrensde, het menselijk gemoed helemaal van wroeging vervullende eerbied voor een goddelijk wezen is net zo nadelig als een te geringe eerbied; want als jullie iemand met te veel vrees en beven hoogachten, vraag je dan eens in je hart af of je hem nog wel kunt liefhebben! Als je echter helemaal geen achting voor iemand hebt, zul je hem ook niet kunnen liefhebben. Maar als je van iemand goed weet welke vele goede, beste eigenschappen en vaardigheden hij heeft, dan zul je hem in je hart buitengewoon bewonderen en bovenmatig gaan liefhebben; en kijk, dat is dan de ware eerbied, en die ben je net zo verschuldigd aan een goddelijk wezen als aan ieder mens, die je naaste is overal waar je hem tegen komt!
[5] Laat dus jullie huidige overdreven eerbied varen! Kom aan tafel, en eet en drink opgewekt en blij met Mij mee! Want als jullie bij jullie feestmaaltijden heel vaak vrolijk konden zijn toen de dood nog in jullie harten woonde, zullen jullie nu nog veel vrolijker kunnen zijn omdat de dood van jullie geweken is en het leven zijn intrede in je hart heeft gedaan! Wat vinden jullie daarvan?'
[6] DE PRIESTERESSEN zeiden: 'Jawel, jawel, -maar wij zijn nog te veel onder de indruk van de macht en de grootte van Uw geest! Ook in dit opzicht zullen wij echter alle mogelijke moeite doen om niet voor U te beven maar U waarachtig te achten en zeker boven alles lief te hebben. U alleen zij dus al onze eer en al onze liefde!'
[7] IK zei: 'Nu, dat zit wel goed; laten we dus maar allemaal meteen aan tafel gaan en in alle opgewektheid eten en drinken! Na de maaltijd zullen we dan wel over allerlei zaken spreken en ons amuseren en stichten!'
[8] Daarop gingen allen aan tafel en aten en dronken naar hartelust. Na de maaltijd werd nog over van alles gesproken, en de priesteressen wisten heel wat merkwaardige zaken te vertellen, en het gesprek kwam op de maan en de vaak ongeneeslijke inwerking op de aarde en ook op heel veel mensen.
[9] EEN PRIESTERES vertelde dat zij een maanzieke man gekend had die meestal 's nachts bij volle maan met gesloten ogen zijn kamer verliet, zijn handen naar de maan uitstrekte en dan met onfeilbare zekerheid even gemakkelijk tegen de steilste rotswanden naar boven ging alsof hij zich over een vlakke bodem voortbewoog. Alleen één ding moest de verbaasde toeschouwer daarbij in het oog houden, namelijk dat hij stil en rustig moest blijven, omdat een menselijk geluid de maanwandelaar het leven kon kosten.
[10] (DE PRIESTERES:) 'Wel, wat is dat dan voor bijzondere invloed van de maan op bepaalde mensen, en hoe komen die mensen daartoe?'
«« 119 / 248 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.