De Heer geeft uitleg over de maanwereld en over maanzucht

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)

«« 120 / 248 »»
[1] IK zei: 'Dat de maan als meest nabije hemellichaam van de aarde invloed op deze aarde uitoefent is zeker; maar in het algemeen beïnvloedt zij geen mensen, dieren, planten en mineralen, maar in het bijzonder alleen maar dat, wat op deze aarde van haar afkomstig is. Let goed op, vooral jullie kalendermakers!
[2] Kijk, de maan is haast net zo'n wereld als deze aarde, en zij is de voortdurende begeleidster van deze aarde bij haar reis van een jaar om de zon, waaromheen ook de andere planeten in verschillende tijden hun baan doorlopen; die dichter bij de zon staan hebben minder tijd nodig dan de aarde, en die verderaf staan natuurlijk meer. Jupiter en Saturnus hebben ook manen, maar omdat die werelden veel groter zijn, hebben zij er meer dan de aarde, terwijl de kleinere planeten helemaal geen manen hebben. Bij onze aarde zorgt de dagelijkse omwenteling voor dag en nacht, en haar baan om de zon duurt een jaar.'
[3] Daar keken de heidenen van op, omdat deze uitleg van Mij hun kennis ver te boven ging, en EEN PRIESTER zei: 'Heer, wij danken U voor alles, maar houd maar op met Uw uitleg, want wij kunnen het onmogelijk begrijpen omdat wij het ons niet voor kunnen stellen!'
[4] Toen zei IK: 'Wel, als het aanschouwelijk gemaakt moet worden, dan zal dat meteen gebeuren!'
[5] Ogenblikkelijk zagen allen in de vrije, hoge ruimte van de zaal boven de tafel de zon, de maan en de aarde, en ook alle andere planeten met hun manen, en alles bewegend als in werkelijkheid. Aan de verbazing kwam geen einde, en Ik legde het hun twee uur lang heel nauwkeurig uit, en toen begrepen zij alles, wat hun veel plezier deed. Behalve het wiskundige deel liet Ik hun echter ook de bewoonbaarheid van de zon en alle planeten en hun manen zien, en heel uitvoerig de bewoonbaarheid van onze aardse maan, en zei toen in het bijzonder:
[6] (DE HEER:) Omdat jullie dat nu inzien en begrijpen, kan Ik jullie ook het nodige vertellen over de maanzucht. De bewoners van de maan hebben als zeer eenvoudige en in zichzelf gekeerde mensen bij uitstek de gave van de helderziendheid, en dat met name tijdens hun nacht van veertien volle aardse dagen, die zij in hun onderaardse woonholen meestal slapend doorbrengen. Tijdens deze slaap blijft hun ziel echter volkomen wakker en deze ziet dan alles om zich heen tot in de verre omtrek, en dus ook deze aarde, waar zij eigenlijk min of meer bij horen, die zij echter, vanwege de natuurlijke positie van de maan tijdens hun waaktoestand, op hun lange dag nooit kunnen zien; (want de maanmensen bewonen alleen het gedeelte van de maan dat van de aarde is afgekeerd) omdat de maan, zoals Ik Jullie al uitgelegd heb, om heel natuurlijke redenen (op de naar de aarde toegekeerde kant) geen lucht en geen water heeft, en als er al hier en daar in de vele dieper gelegen delen een soort lucht aanwezig is, dan is die toch niet toereikend voor de ademhaling van wezens met een lichaam, en is er ook niet geschikt voor, omdat het element zout ( de zuurstof) geheel ontbreekt.
[7] De mensen van de maan hebben daar in hun natuurlijke toestand ook geen behoefte aan, omdat zij in hun droomleven, waar zij het meest van houden, toch al alles kunnen zien en te weten kunnen komen wat goed is voor het heil van hun ziel. Zij verlangen er dan ook het allermeest naar om snel bewoners van deze aarde te worden, wat dan ook eigenlijk hun bestemming is. En als zij op hun wereld hun lichaam hebben afgelegd, gaan hun zielen, als zij zich tijdens hun lichamelijke leven daarvoor waardig gemaakt hebben, meteen naar deze aarde en worden bij een passende gelegenheid in een moederlichaam verwekt. Als kinderen van deze aarde worden zij weer geboren, groeien vervolgens op en ontvangen de opvoeding van de aardse mensen, waardoor zij in ieder geval de mogelijkheid krijgen op de weg van de kinderen van God geplaatst te worden, hetzij reeds hier of aan gene zijde.
[8] Wel, de zielen van deze mensen bestaan uit de substantie van de maanwereld en voelen zodoende, vooral tijdens hun droomleven, een bijzondere drang naar waar zij vandaan gekomen zijn, wat het sterkst tot uiting komt bij het licht van de volle maan, omdat er door het maanlicht een groter aantal substantiële, specifieke zieledeeltjes op de aarde neerdalen en de genoemde mensen, die maanzielen hebben, prikkelen en aantrekken.
[9] Dit euvel kan echter snel en gemakkelijk verholpen worden door het in geloof opleggen van de handen en door het gebruik van koude baden.'
«« 120 / 248 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.