De geest van de mentor van de priestervrouwen verschijnt

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)

«« 125 / 248 »»
[1] Toen zei DE MINERVAPRIESTERES: 'Heer, voor zover ons huidige inzicht dat toelaat, is er nauwelijks meer iets wat wij U ten behoeve van de tegenwoordige stand van onze kennis zouden kunnen vragen, omdat U ons al bijna te veel getoond en geleerd heeft; maar iets zou u voor ons, vrouwen, toch nog kunnen doen, namelijk dat U ons de ziel van onze mentor laat zien, opdat wij ons daardoor van het verder leven aan gene zijde vooraf nog meer en degelijker kunnen overtuigen.'
[2] IK zei: 'Dat is een wat onverstandige wens van jullie - want ten eerste zijn jullie nog lang niet in staat een geest te zien, omdat een geest alleen met geestelijke ogen, maar nooit met lichamelijke ogen gezien kan worden, en ten tweede is de ziel van jullie voormalige mentor ook nog lang niet in zo'n levenstoestand dat zijn verschijning jullie een bepaald nut zou kunnen verschaffen -; maar omdat jullie het dan toch zo belangrijk vinden en van mening zijn dat het je geloof zeer zou versterken, kan dat jullie tot slot ook nog wel toegestaan worden. -Isma kore! -kom en spreek!'
[3] Zo riep Ik de ziel van de mentor. En er ontstond een groot gedruis in de zaal, uit de bodem steeg rook op alsof daaronder brand was, en midden uit de rook kwam DE GEEST met een woedend gezicht te voorschijn en zei tegen de vrouwen: 'Waarom storen jullie, ongelovige vrouwen, mij in mijn rust waarin ik bezig ben met mijn vervolmaking, en in prettig gezelschap ben van geesten die net zo zijn als ik, en waar onderlinge ruzie en onenigheid ondenkbaar is?
[4] Ik heb de belofte die ik jullie gegeven heb, allang ingelost en jullie ook duidelijk gezegd hoe nietswaardig de leerstellingen van Diogenes zijn. Ze strekken de mens die deze aanvaarden kan, tot grote schande omdat het niets dan ellendige leugens zijn, een bespotting van de hoogste wijsheid van een eeuwige, almachtige God! Maar jullie meenden dat het een droom was en een spel van jullie fantasie!
[5] Heeft jullie verstand je dan niet gezegd dat de mens een heel wonderbaarlijk werk is van een grote, wonderbaarlijk almachtige Schepper, en dat daarin niets plaats kan vinden wat niet een oorzaak en een wijs doel heeft?! Dat heb ik jullie tijdens mijn aardse leven nog vaak gezegd; maar daar hebben jullie geen waarde aan gehecht, want jullie was het er alleen maar om te doen, door iedereen bewonderd te worden vanwege je stoïcijnse wijsheid. Maar desondanks knaagde toch voortdurend de twijfel aan jullie hart, die ik door overduidelijk opnieuw te verschijnen te niet had moeten doen.
[6] Maar nu is er een hogere geest bij jullie gekomen en heeft jullie onderwezen. Waarom geloofden jullie Hem dan niet volledig? Waarom vragen jullie mij als getuige van Hem, wiens naam ik niet waardig ben uit te spreken? O jullie vreselijk dwaze vrouwen! Heus, als nu die grote geest met hier zou zijn, zouden jullie allen er flink van langs hebben gekregen! Onthoud echter, dat het je heel slecht zal vergaan als je mij nog een keer in mijn rust stoort!'
[7] Daarop verdween de geest plotseling, en de vrouwen konden niets tegen hem zeggen en durfden dat ook niet.
[8] Maar IK vroeg hen: 'Wel, zijn jullie tevreden met je mentor?'
[9] DE PRIESTERESSEN zeiden: 'O Heer, heus, die had gevoeglijk in zijn domme rust kunnen blijven! Als zijn gezelschap in het hiernamaals precies op hem lijkt, zullen ze nog heel lang aan hun levensvervolmaking moeten werken. Hij is toch welontzettend grof en ruw! Tijdens zijn leven bij onze ouders thuis was hij de bescheidenste en zachtaardigste mens, en nu als geest is hij gloeiend van woede! Hoe is dat mogelijk? Had hij op deze wereld dan een andere ziel?'
[10] IK zei: 'Dat toch niet, -maar op de wereld verborg zijn ziel heel verstandig haar eigenlijke ik en toonde zich naar buiten heel anders dan zij innerlijk was; maar nu in haar naaktheid gaat dat natuurlijk niet meer. Want aan gene zijde kan geen enkele ziel zich uiterlijk anders voordoen dan zij innerlijk is; en daarom kon jullie mentor zich aan jullie nu ook niet anders voordoen dan hij is, en hoe hij innerlijk ook eigenlijk altijd ten opzichte van jullie gezind was. Zijn bescheidenheid en zijn zachtmoedigheid waren slechts gespeeld, innerlijk zag het er heel anders uit!
[11] Verlang daarom in het vervolg vooral geen geest meer om van te leren, maar leef volgens Mijn leer, zodat jullie daardoor in staat zullen zijn om met Mijn geest een volledige verbinding aan te gaan, -dan zullen jullie de harde lessen van zulke geesten gemakkelijk kunnen missen!'
[12] Dat stelde de vrouwen volledig tevreden en zij verloren elk verlangen ooit nog ergens zo'n mentorgeest te ontmoeten.
[13] Daarop raadde Ik allen aan om nu te gaan rusten, wat iedereen dan ook meteen deed. Ik en de leerlingen deden dat ook en wij namen plaats op onze rustbanken.
[14] De nacht ging snel voorbij en wij stonden op. Toen wij de zaal wilden verlaten, kwam Jored ons al tegemoet en vroeg Mij te wachten op het ochtendmaal, dat direct klaar zou zijn.
[15] Maar IK zei: 'Geef ons alleen maar wat brood en wijn, dan gaan we meteen weg, zodat de priesters met hun vrouwen, die direct zullen komen, ons hier niet meer aan zullen treffen!'
[16] Dat gebeurde. Wij namen brood en wijn en gingen toen gelijk weg, nadat Ik eerst nog Joreds huis en al zijn mensen gezegend had.
«« 125 / 248 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.