De wondermaaltijd in het huis van de overste. Wezen en werking van de liefde

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)

«« 138 / 248 »»
[1] Nauwelijks waren wij met het talrijke gezelschap in de stad aangekomen, of EEN GROOT AANTAL MENSEN kwam ons tegemoet, begroette ons van alle kanten en riep: 'Heil u, grote heiland, en eeuwig dank, want u heeft ons door uw wonderbaarlijke almacht verlost van een grote druk!'
[2] Daarover waren de drie wijsheidspriesters erg verbaasd, temeer toen zij ook de andere priesters tussen het volk ontdekten.
[3] Wij kwamen nu bij het grote huis van de overste aan. Daar namen alle begeleiders afscheid en gingen naar hun huizen en woningen; Ik en alle leerlingen gingen echter met de overste en zijn zwager, de hoofdman van Samosata, en de andere huisgenoten het huis binnen om er het middagmaal te gebruiken. We hadden echter behoorlijke tegenslag, want de vrouw van de hoofdman en de vrouw van de overste, die een goede kokkin was, waren in de haast vergeten hun bedienden opdracht te geven iets voor het middagmaal klaar te maken en daarom was er nu dus nog niets gereed.
[4] Toen werd DE OVERSTE wat geƫrgerd en ontstemd, maar hij vermande zich toch al gauw en zei: 'Wel, doe dan nu allemaal jullie uiterste best, zodat we niet vanavond pas ons middagmaal kunnen gebruiken!'
[5] Maar IK zei tegen de overste: 'Laat maar; open nu maar de deuren naar de grote eetzaal, dan zullen wij daar alles aantreffen wat wij nodig hebben! ,
[6] De overste deed dat en was niet weinig verbaasd toen hij zag dat daar alle tafels gedekt stonden met de beste en kostelijkste spijzen. Toen vroeg hij natuurlijk de vrouwen waarom zij hem dat niet meteen gezegd hadden toen hij daarnaar vroeg.
[7] Maar de vrouwen verontschuldigden zich nogmaals en zeiden, dat zij daar net zo verbaasd over waren als hijzelf, omdat zij van het toebereiden van dit middagmaal even weinig afwisten als hij. Het moest beslist ook een wonder zijn.
[8] Toen bekeek DE OVERSTE het eten en het hele servies en bestek wat nauwkeuriger en zag dat alle schotels, lepels, messen en drinkbekers van puur goud gemaakt waren. Hij kwam vlug naar Mij toe en zei: 'Heer, Heer, dat is Uw werk! Hoe ben ik, arme zondaar, een duistere heiden, door U voor zo'n genade waardig bevonden?! Ik ben immers helemaal niet waard dat Uw overheilige voeten mijn onreine huis betreden, -laat staan voor zo'n ongehoorde eer, die zelfs voor een keizer van Rome te groot zou zijn!'
[9] IK zei: 'Wat er is, is er; en nu gaan wij aan tafel en eten en drinken opgewekt wat er op tafel staat! Want als jullie kinderen van God willen worden, schaadt het immers ook niet dat jullie nog in dit leven een keer ervaren hoe men als kind in het vaderhuis eet en drinkt.'
[10] Daarop gingen allen welgemoed aan tafel en begonnen te eten en te drinken. Maar toen wisten ze niet hoe ze het hadden, de overste, de hoofdman, zijn zoon en de beide vrouwen, hun dochters en de tien broeders van de hoofdman, en ook de andere uitgenodigde gasten, want zij verklaarden dat zij nog nooit zulke hemels lekkere spijzen en zo'n onvergelijkbaar heerlijke wijn geproefd hadden, en de vrouwen omringden Mij en vroegen hoe het mogelijk was zulke onbeschrijflijk lekkere spijzen klaar te maken.
[11] Maar IK zei: 'Ja, beste mensen, die vind je op aarde niet; maar als onder de mensen op aarde door het erkende woord van God eenmaal het juiste vuur van de liefde tot God en tot de naaste intensief aanwezig zal zijn, zullen de mensen bij dat vuur zeker ook spijzen voor zichzelf bereiden die net zo goed en vaak nog beter zullen smaken dan deze. Ik zeg jullie: De ware, zuivere liefde is het edelste heilige vuur; dat kan alles. Het is de beste kok, de beste waard, het beste kruid voor alle spijzen en de beste spijs zelf. Waarlijk, wie door de zuivere liefde gevoed wordt, wordt waarachtig goed gevoed, en wie daardoor verzadigd wordt, zal in eeuwigheid geen honger hebben! Als die liefde jullie levend zal maken, zullen jullie eeuwig geen dood voelen noch smaken. Doe daarom je best voor die zuivere liefde tot God en je naasten; want die liefde zal jullie alles geven wat je meer dan zalig kan maken! En hoe die liefde er uitziet, hebben jullie in de afgelopen drie dagen gehoord, en dus hoef Ik jullie daarover verder niets te zeggen.'
[12] Toen dankten allen Mij voor deze les en beloofden Mij plechtig in die liefde zoveel mogelijk te groeien.
[13] Toen zei EEN VAN DE DRIE WIJSHEIDSPRIESTERS: 'Hoe kan een sterfelijk, stoffelijk mens echter een eeuwig onsterfelijke en zuiver geestelijke god liefhebben? Zou zo'n menselijke vermetelheid een god niet in hoge mate ergeren? Wat zou een aards koning al niet zeggen als een van ons hem een liefdesaanzoek deed? Wat is echter een koning vergeleken bij een god!'
[14] IK zei: 'Een domme en erg trotse koning, die echter zijn onderdanen niet zelf geschapen heeft, zou er wel eens niet zo vriendelijk op kunnen reageren wanneer een heel gewoon, dom iemand bij hem zou komen en zeggen: 'O grote koning, ik voel een grote liefde voor u! Kom van uw hoge troon af en laat u door mij omarmen en kussen! ' De koning zal zo iemand beslist vooreen dwaas aanzien en hem door zijn dienaren de deur laten wijzen; en als hij niet goedschiks gaat, dan zal hij zich moeten laten welgevallen dat hij een tuchtiging krijgt. Maar als de onderdanen zo'n koning een waarachtige, daadwerkelijke liefde betuigen, zal hij die ook zeker heel goedgunstig aanvaarden en belonen, en niemand de deur laten wijzen.
[15] God, de eeuwig ware, lijkt echter niet op een domme heiden van deze aarde. Zelf is Hij pure liefde en dus ook de hoogste wijsheid Zelf, die als zodanig ook alle werelden en de mensen uit Zich heeft geschapen.
[16] Omdat Hij dus Zelfpure liefde is, wil Hij ook, dat alle mensen Hem in de eerste plaats boven alles zullen liefhebben, en vervolgens ook -omdat alle mensen Zijn werk zijn -elkaar wederzijds lief zullen hebben zoals ieder zichzelf liefheeft. Als God echter alle mensen meer liefheeft dan de beste vader zijn kinderen, waarom zullen dan de mensen van hun kant Hem niet eveneens boven alles liefhebben, zodra zij Hem eenmaal goed herkend hebben?
[17] Waarlijk, Ik zeg jullie: Zonder de ware liefde zullen jullie God niet vinden, Hem nooit goed herkennen en Hem zodoende ook nooit kunnen naderen! Alleen de liefde toont jullie de zekere weg naar Hem, -jullie verstand echter eeuwig nooit! En wie de weg naar God niet vindt, vindt ook de weg naar zijn hoogst eigen leven niet en dwaalt daarom in het duister en op de wegen van het gericht en de eeuwige dood. Onthoud dat van Mij; de rest zullen jullie later wel van Mijn leerlingen horen.'
[18] Daarop zwegen de drie wijzen en zij aten en dronken lustig verder.
[19] Maar EEN VAN HEN was een tamelijk pientere man, en hij zei even later tegen de andere twee: 'Deze wonderbaarlijke man spreekt de volle waarheid. Laten we dus naar hem luisteren, dat zal voor ons het beste zijn; want hij is ons in zuivere wijsheid wel duizendmaal duizend keer de baas!'
[20] Ik zei echter tijdens de hele maaltijd verder niets meer; na de maaltijd richtten de drie wijzen zich tot de leerlingen, en deze onderwezen hen in de voornaamste grondregels van Mijn leer, die het drietal zeer aanspraken.
[21] Zelf ging Ik met de familie van de overste en de hoofdman naar buiten en liet de leerlingen nu helemaal alleen werken. Het spreekt vanzelf, dat alle nieuwe leerlingen steeds ijverig aanwezig waren als de oude leerlingen onderricht gaven, en voor zichzelf ook de hoofdzaken opschreven. Pas 's avonds kwamen we weer bij elkaar.
«« 138 / 248 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.