De bekeerde priesters breken met de tempel

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)

«« 16 / 248 »»
[1] Toen de maaltijd voorbij was, dankten allen weer, en daarna gingen de joden op weg naar Jeruzalem. De tempeldienaren en de hogepriester zetten aanvankelijk grote ogen op toen de twintig reeds zeer bejaarde priesters beweerden dat zij nu een verre reis wilden gaan maken; maar omdat zij bij hen daarvoor veel goud en zilver achterlieten, gingen zij tenslotte toch accoord en wensten hun veel geluk op de reis. De twintig namen snel afscheid en verspreidden zich in de grote stad, zodat men niet zo gemakkelijk zou kunnen ontdekken welke weg zij eigenlijk insloegen. Maar zij kenden buiten de stad een Griek die altijd een grote voorraad Griekse kleren had en daarmee handel dreef Daar gingen zij heen, kochten Griekse kleren bij hem en lieten hun eigen kleren achter, hetgeen de Griek erg verbaasde. Uit nieuwsgierigheid begon hij toen heel omzichtig te vragen wat deze verkleedpartij toch wel te betekenen had.
[2] Zij zeiden echter (DE PRIESTERS): 'Vriend, in deze kleren kunnen we beter handel drijven, en omdat van jaar tot jaar de vroegere inkomsten van de tempel uitblijven, moet dat opgevangen worden door slim zaken te doen met de heidense volkeren in het buitenland. ,
[3] Deze uitleg voldeed onze Griek, hij kreeg zijn geld en bovendien de degelijke, dure priesterkleding; hij was daarmee volkomen tevreden en zei verder geen woord meer. Alleen droegen de twintig hem ten strengste op daarover tegen niemand ooit iets te zeggen, omdat hij anders grote last zou kunnen krijgen. En de Griek zweeg dan ook als het graf
[4] De twintig gingen via een grote omweg als Grieken weer naar ons terug en kwamen om ongeveer twee uur 's middags bij ons aan. Toen zij aankwamen, terwijl wij nog aan tafel zaten en nog maar net met het middagmaal klaar waren, verwonderden Lazarus, de waard en ook Mijn leerlingen zich erover dat zij hun zaken zo snel geregeld hadden.
[5] Toen zei EEN van hen: 'Ja, geliefde vrienden, voor geld gaat bij ons alles heel snel, maar zonder geld of met te weinig geld is het wachten geblazen en schuift men alles op de lange baan, en verder gebeurt er dan ook bedroevend weinig! Maar wij lieten aardig wat goud en zilver achter en onze zaak werd daarom ook gemakkelijk en snel afgehandeld. De tempel heeft nu lang niet zoveel inkomsten meer als vroeger toen de Samaritanen, de Sadduceeën en nu ook al een groot deel van de Essenen, waar men in het begin helemaal geen rekening mee hield, zich nog niet van ons hadden afgescheiden, en daarom is de leiding van de tempel nu al heel blij als er van tijd tot tijd kostgangers verdwijnen.
[6] Het ging bij ons daarom heel gemakkelijk, maar wij geloofden dan ook vast en zeker dat de Heer, die ons gisteren van onze banden bevrijdde, ons door Zijn heilige wil wel behulpzaam zou zijn om ons voornemen met zo min mogelijk tegenwerking uit te kunnen voeren. En zie, het ging precies zoals wij dachten en daarvoor danken wij U, o Heer, ook heel hartelijk! Maar waar blijven onze burgers toch? Zij waren toch met een man of twaalf, dertien! Kunnen die zich dan niet minstens zo gemakkelijk vrijmaken van hun gezin als wij van de tempeldienaren?'
[7] IK zei: 'Niet zo gemakkelijk, want het zijn vaders van gezinnen! Maar zij zullen niet lang op zich laten wachten, want het zijn echte Jeruzalemse mannen van eer, zoals er maar weinig zijn. Maar kom nu bij ons zitten, en eet en drink als Grieken, en wees opgewekt en welgemoed! ,
[8] De twintig pseudo-Grieken bedankten, kwamen bij ons aan tafel zitten en begonnen opgewekt te eten en te drinken, en zij vertelden ons veel lachwekkende dingen over de tegenwoordige staat van de tempel, over de nieuwe ark, die nagemaakt was omdat de oude sinds de gruwelijke dood van de voormalige hoge en opperpriester Zacharias haar bijzonder wonderbaarlijke kracht merkwaardigerwijs helemaal verloren had. De nieuwe was derhalve nu al bijna dertig jaar oud, en gedurende deze tijd was er met haar geen enkel wonder meer verricht, en toch aanbad het domme volk de nieuwe alsof het de oude was.
[9] Ook werd er uitgebreid gesproken over een kennelijke opheffing van de Mozaïsche wetten en het daarvoor in de plaats stellen van nieuwe, absurde wetten, straffen en boetes, en dat in plaats van de vroegere, echte wonderen van God nu de Indische, Perzische en Egyptische opgang deden, zij het met weinig succes, omdat overal vermomde Essenen ze bij gelegenheid op zo'n natuurlijke manier verklaarden, dat het zelfs voor de domste mensen tenslotte voor de hand lag dat het hele wonder niets anders was dan grof en onhandig uitgevoerd bedrog. Het gevolg daarvan was dat het aanzien van de tempel van dag tot dag minder werd, wat zij zelf maar al te goed gemerkt hadden. Want wat gebeurt er nu? Als er vandaag door een opperpriester een zogenaamde blinde, die er goed voor betaald wordt om mee te doen maar verder net zo goed ziet als een van ons, ten aanschouwe van het volk ziende gemaakt wordt, -dan doen de jongens in de straten en stegen binnen een paar dagen tientallen van zulke wonderen.
[10] Daarom hadden zij in de hoge raad van de tempel een petitie ingediend om, vanwege de voortdurende ontheiliging, voor langere tijd paal en perk te stellen aan zulke verrichtingen; want daarvoor kon toch immers wel een verstandige en geloofwaardige reden gevonden worden. Maar dat was allemaal tegen dovemansoren gesproken. Wonderen moesten er gedaan worden, in ieder geval voor het gewone volk, -maar dat hield wel in dat je daarbij ook al vaak in de tempel uitgelachen werd! Wat hadden priesterlijk aanzien, een ernstig gezicht en de namaak Aäronstaf voor nut, als het wonder op zich zo onnozel was dat zelfs de gewoonste straatjongens er om begonnen te lachen?!
[11] En in deze trant vertelden onze Grieken nog heel wat zaken, waarover Lazarus, zijn beide zusters en zo nu en dan zelfs onze waard, die reeds lang niets meer met de tempel op had, zich verwonderden, en LAZARUS, die in menig opzicht nog wel veel met de tempel op had, zei: 'Nee, dat had ik niet gedacht van de tempel! Want ik moet eerlijk toegeven dat ik als echte Jood de tempel nog steeds bezocht heb, en vaak wanneer de tempeldienaren bij me op bezoek kwamen, kon ik op hun goede toespraken en lessen nauwelijks iets aanmerken en ik moest tegenover mijzelf vaak toegeven dat het zeer te wensen zou zijn als de mensen volgens die voorschriften leefden.
[12] Maar nu ziet het er heel anders uit! Wat is de zin van woord en leer als het pure huichelarij is, en de vroom schijnende leraar in werkelijkheid een verachtelijke schurk?! .Zulke leraren doen mij denken aan de goede oude fabel van de wolven in schaapsvel, die, omdat zij de vlugge schapen open en bloot als wolf maar met moeite te pakken konden krijgen, zich met schaapsvellen bekleedden om ze met minder moeite te kunnen pakken en te verscheuren. Nu, dat zal ik mij in ieder geval heimelijk goed in m'n geheugen prenten! Wat zegt U, o Heer, daar nu van?'
«« 16 / 248 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.