Invloeden van geesten en de vrije wil van de mens van de zielen van dieren

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)

«« 165 / 248 »»
[1] LAZARUS zei: 'Ja, Heer, dat zie ik nu maar al te goed in, maar ik kan U toch niet helemaal verzekeren dat ik mij, zelfs als ik me dat zo goed mogelijk voorneem, bij gelijksoortige, nare gevallen niet weer zal ergeren, want ergeren is mij al tot een tweede natuur geworden. Zelfs met de beste wil kan ik geen onrecht verdragen!
[2] Maar op deze aarde zie je merkwaardige dingen: Ieder mens weet dat hij eenmaal moet sterven en al het tijdelijke moet loslaten; hij kent de wetten van de goddelijke orde en de goddelijke wil; hij heeft inzicht en verstand om het onware te onderscheiden van het ware, het kwade van het goede, het recht van het onrecht en de nacht van de dag; hij weet deels uit openbaringen en deels vaak uit zelf meegemaakte, verlichte momenten -, dat de ziel na de dood van het lichaam voortleeft in dezelfde vorm waarin zij op aarde belichaamd was en geleefd heeft; en toch streeft hij alleen maar naar de dode, aardse goederen, keert de goddelijke wetten bewust de rug toe, treedt al het juiste, goede en ware met voeten, haat alles behalve zichzelf, en begaat de ene doodzonde na de andere; hij hoereert, pleegt echtbreuk, bedriegt, steelt, rooft en moordt, en God betekent niets voor hem! Ja, dan vraagje je toch af hoe het mogelijk is dat God dat kan toelaten!
[3] Als een mens dat allemaal uit eigen vrije wil doet, is hij toch wel erger dan de satan en al zijn duivels, waarover de Schrift herhaaldelijk spreekt; wordt hij echter net als Saulus door een boze geest tot al het kwade aangedreven, zodat hij onmogelijk iets goeds kan doen terwijl hij toch het goede en ware inziet en als zodanig erkent, dan is hij op zichzelf, omdat hij door onzichtbare krachten gedwongen wordt, toch zeker duidelijk onschuldig, en de schuld ligt dan bij de kwade verleider en ten dele -eerlijk gezegd - ook bij Hem die deze verzoeking voor de arme, zwakke mens toelaat. Want tegen een zichtbare vijand kan men zich op allerlei wijzen beschermen, maar wie kan zich tegen een onzichtbare vijand beschermen en daarmee een beslissende strijd aangaan, als die als geest de mens totaal gevangen kan nemen en zelfs op de menselijke wil een geweldige druk kan uitoefenen? - Kijk, Heer, dat zijn merkwaardige zaken, die zelfs de verstandigste en beste mens niet thuis kan brengen!
[4] Als de mens zonder enige kwade invloed van iemand anders, puur uit eigen vrije wil het kwade doet, dan vind ik hem een afschuwwekkend zondaar, die als zodanig uit alle goede gemeenten verwijderd moet worden -want zo'n onmens verdient naar mijn oordeel zeker voor eeuwig niets beters, als hij zijn leven niet serieus in alle opzichten verbetert -, maar wie kan iemand die door een duivel verleid is, veroordelen?! Zo'n veroordeling zou voor mij hetzelfde zijn als het straffen van iemand die een gevaarlijke ziekte gekregen heeft. -Heer, leg Mij ook dat eens goed uit!'
[5] IK zei: 'Ja, beste broeder, jouw oordeel over deze zaak bevat veel goeds, en Ik kan niet tegen je zeggen: 'Kijk, nu heb je onjuist geoordeeld!'; maar toch ligt de zaak aanmerkelijk anders, en daarom zit je er met je oordeel helemaal naast!
[6] Op een wereld waar het er om gaat dat de mensen tot volmaakte kinderen Gods opgevoed worden, moeten zij behalve een vrije wil en een helder verstand, ook door God gegeven wetten hebben waarin Gods wil duidelijk naar voren komt, en hun wil moet die wetten aanvaarden en toepassen. Maar hoe zouden zij dat kunnen als er zich in hen ook geen even krachtige prikkel zou bevinden om die wetten niet te houden?
[7] Pas deze tegengestelde prikkel verschaft de menselijke wil immers volmaakte vrijheid en geeft hem ook de volledige kracht om haar te weerstaan en de gekende wil van God daarvoor in de plaats te zetten.
[8] Ik zeg je: Een mens die in zichzelf niet volledig het vermogen heeft een complete duivel te worden, kan ook nooit een volledig op God gelijkend kind van God worden.
[9] Zou de oneindigheid van de ruimte nog wel een oneindigheid zijn als deze een of andere beperking had, of zou God wel volkomen almachtig zijn als het Hem onmogelijk zou zijn ook maar het kleinste ding te scheppen? Of is God minder God omdat Hij naast heilzame kruiden ook schadelijke, giftige planten geschapen heeft, en omdat Hij het vele onkruid net als de tarwe van zaad voorzag, zodat het evenals de edele planten voort kan woekeren?
[10] Kijk, zoals in God Zelf geen enkele beperking kan optreden, in wat voor vorm dan ook, -noch naar boven noch naar beneden -, evenzo kan en mag er ook in de mens, waaruit een echt kind van God moet ontstaan, nooit enige beperking optreden -noch naar boven noch naar beneden -; want met zo'n beperking zou de mens geen mens meer zijn, maar slechts een meer intelligent dier, wiens wil alleen maar in zoverre enige schijn van vrijheid heeft, dat het dier daardoor juist tot die bezigheid wordt gedreven waarvoor het de instinctmatige mogelijkheid bezit, -maar ook eeuwig geen haar meer dan dat!
[11] Uit een eenvoudige dierenziel kan echter nooit een mensenziel ontstaan, en daarom zegt men ook dat de dierenziel met het dier sterft, wat echter natuurlijk alleen maar zo begrepen moet worden, dat een dierenziel na de dood van het dier, bijvoorbeeld van een os, volledig ophoudt met de ziel van een os te zijn, omdat zij zich bij het verlaten van het dierenlichaam meteen met nog heel veel andere vrije dierenzielen tot een nieuwe, volmaaktere ziel verenigt, zich gedurende enige tijd kwalificeert als mensenziel en vervolgens in een mensenlichaam tijdens de verwekking opgenomen kan worden, -een oude wetenschap, die bij de oervaders heel duidelijk en volkomen gebruikelijk was en bij de boven Indiƫrs nog heden ten dage veel voorkomt.
[12] Maar om daar nu nog verder over te praten, zou nutteloos zijn, omdat het volkomen voldoende is als de mens beseft dat hij mens is, en daardoor God als zijn Schepper, Weldoener en uiteindelijk als zijn enig ware Vader erkent, aan Wie hij als mens in zijn geest volledig in alles gelijk moet en ook kan worden, als hij maar wil. Zeg Mij nu eens of je dat alles goed begrepen hebt!'
[13] LAZARUS zei: 'Ja, Heer en Meester van eeuwigheid! -Maar de avond begint nu al aardig te vallen. Wat zou U ervan zeggen als wij weer naar binnen gingen?'
[14] IK zei: 'Laten we dat doen! Maar zeg de leerlingen niets over alles wat wij hier onder elkaar besproken hebben; want zij weten heel veel over die zaken, en daarom is het helemaal niet nodig hun dat weer te vertellen. Wij zullen nu vannacht nog een klein schouwspel beleven, maar dat zal niet angstwekkend zijn; daarom moet je ook niet bang zijn wanneer het zich voordoet. Maar nu gaan we, anders worden we gehaald, want je zusters hebben het avondmaal al klaar!'
«« 165 / 248 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.