Over de juiste zegen en het juiste gebed

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)

«« 180 / 248 »»
[1] Tijdens onze maaltijd sprak Ik weinig, maar toen de heerlijke wijn de tongen van de leerlingen losmaakte, werd het al gauw heel levendig in de herberg. Ook de waard van de herberg, die deze voor Lazarus beheerde, kwam met zijn mensen naar Mij toe en vroeg of Ik ook hem en zijn familie Mijn zegen zou willen geven, want dat zou een krachtig middel zijn tegen de vloek van de tempeldienaren.
[2] IK zei tegen hem: 'Vriend, waar Ik ben, is ook alle zegen met Mij; meer is echt niet nodig! Leef ook jij maar volgens de leer die Ik Mijn leerlingen heb gegeven, daardoor zul je pas de ware, levende zegen ontvangen, die je niet alleen voor deze wereld, die voor iedereen slechts van zeer korte duur is, maar ook voor je ziel, die eeuwig zal leven, van groot nut zal zijn! Maar een zegen zoals jij je die voorstelt, is waardeloos. Kijk eens naar de Farizeeën, die alle soorten zegen uitdelen en zich daarvoor laten betalen; wie van degenen die zo'n zegen heeft gekregen, heeft daar echter ooit iets aan gehad? Ja, de Farizeeën hebben er wel wat aan gehad, -maar de gezegende moest zich met zijn geloof troosten en daarin enige rust vinden.
[3] Ik zegen de mensen echter naar waarheid slechts doordat Ik hun het ware levenslicht geef en daardoor het eeuwige leven, als zij Mijn leer in praktijk brengen. Al dat zogenaamde magische zegenen is niets waard en vergroot alleen het bijgeloof van de mensen. Wie echter Mijn leer toepast, en gelooft dat Ik de ware Christus ben, kan een zieke in Mijn naam de handen opleggen en dan zal het beter met hem gaan. En ook als de zieke zich ver weg bevindt, en je in Mijn naam voor hem bidt en je handen naar hem uitstrekt, zal hij gezond worden, als hem dat tot zegen strekt. En kijk, dat is een veel betere zegen dan die, welke jij volgens jouw mening van Mij wilde hebben! -Zeg Mij nu of je daarmee tevreden bent!'
[4] DE WAARD zei: 'O Heer, ik dank u ervoor, want ik zie wel in dat de zuivere waarheid voor de mensen de grootste zegen is, en leugen en bedrog de grootste vloek. Maar nu zou ik van u, o Heer, toch nog willen horen, of bij God de gebeden van de priesters ook dan geen waarde hebben en ook dan niemand iets helpen, als iemand in de ware zin gelovig is en in de mening, dat hij niet waardig is tot God te bidden, naar een priester gaat en hem betaalt om voor hem tot God te bidden. Hoe moet men dat naar waarheid geloven en begrijpen?'
[5] IK zei: 'Staat er niet geschreven: 'Zie., het volk eert Mij met de lippen, maar zijn hart is verre van Mij'? Hoe kan een gebed waarvoor iemand betaald heeft, hem nu helpen? Hij, de gelovige, durft niet tot God te bidden, en de betaalde priester bidt niet tot God en kan dat zelfs duidelijk niet, omdat hij zelf niet in een God gelooft. Want als hij in een God geloofde, zou hij zich voor zijn gebeden niet laten betalen, maar tegen de gebedsbetaler zeggen: 'leder mens - ook al zou hij zoveel zonden hebben als er gras op aarde en zand in de zee is - kan berouwvol en deemoedig tot God bidden, en God zal zijn gebed verhoren. De naastenliefde die God mij voorschrijft, legt mij al zonder meer de plicht op alle mensen in mijn gebeden te gedenken, ga jij dus maar zelf tot God bidden, want dat alleen kan en zal je helpen; want een betaald gebed is een gruwel voor God!'
[6] Kijk, dat zou een gelovige priester tegen degene moeten zeggen die hem voor een gebed wilde betalen! Maar omdat de priester zelf niet in God gelooft, laat hij zich voor het gebed betalen dat hij uit een boek, zonder er ook maar iets bij te denken en te willen, in een huichelachtige, vrome houding prevelt, en daarom is hij een complete leugenaar en bedrieger. Hoe kan zo'n gebed door God op prijs worden gesteld?
[7] Ik zeg je: Ook al zou God de mens die vanwege zijn vermeende onwaardigheid niet tot Hem zou durven te bidden, terwille van zijn deemoed uit de een of andere nood helpen, dan zal Hij hem in dit geval echter beslist niet helpen, om hem daardoor langzaam maar zeker van zijn bijgeloof te bevrijden.
[8] Wanneer je een arme ziet die om noodzakelijke hulp tot God bidt, ga dan naar hem toe en help hem, als je wat hebt om hem te helpen; heb je echter niets, bid dan zelf ook voor hem tot God, en Ik zeg je: God zal jouw gebed en het gebed van de arme verhoren! Want wanneer er twee of drie waarachtig tot Mij bidden, zal hun gebed ook zeker altijd verhoord worden. Maar laat niemand zich terwille van domme en puur wereldse zaken biddend tot God richten, want God zou hem niet verhoren; als iemand echter bidt voor iets wat echt noodzakelijk is voor het leven van het lichaam en voor de versterking van het geloof en de ziel, dan zal het hem niet onthouden worden. -Kijk, dat is de waarheid over het echte gebed, dat ook een ware en echte zegen van God in het hart van de mens is! Begrijp je dat?'
[9] DE WAARD VAN DE HERBERG zei: 'Ja, Heer, dat is heel gemakkelijk te begrijpen omdat het immers een overduidelijke waarheid is; maar de magische gebeden van de priesters heb ik nog nooit begrepen, en wel om de heel eenvoudige reden dat zij als puur bedrog helemaal niet te begrijpen zijn. O die gemene bedriegers! Hoe zij toch hun uiterste best doen om het volk hun waardeloze gebeden zó voor te stellen alsof die echt stapsgewijs steeds werkzamer en krachtiger zouden worden naarmate ze door hogere priesters op bepaalde zeer heilige plaatsen gebeden worden, en alsof een en hetzelfde gebed door een en dezelfde hogepriester gebeden -en wel op de heiligste plaats -, in kracht en uitwerking zou toenemen naarmate het met meer ponden goud en zilver betaald wordt! En kijk, nog heel veel mensen geloven dat zonder meer! Wee degene, die het hun zou afraden en zou zeggen dat de God van Abraham, Izaak en Jacob geen welgevallen aan zo'n gebed zou kunnen hebben, en dat Hij ook erg onrechtvaardig zou zijn als Hij alleen naar het gebed van die mensen zou luisteren die het door priesters voor veel geld kunnen laten bidden, en armen die dat niet kunnen, zonder hen te verhoren en zonder enige hulp af zou wijzen! O, dat zou bij deze blinde dwazen helemaal geen zin hebben! Zij zouden zo'n wijze volksvoorlichter alleen voor een godslasteraar en tempelschenner houden en hem als zodanig ook bij de tempel aangeven, waarna hij dan zeker heel snel voor alle eeuwigheid zo goed verzorgd zou worden, als men zich dat maar zou kunnen wensen.
[10] Ah, verheven vriend en goddelijke meester, voor een eerlijk en ontwikkeld mens is er geen bestaan meer! Heus, deze herberg is toch veel meer een ware tempel Gods dan Salomo's voorhof daar beneden; want daar vind je nu verder alleen nog maar leugen en bedrog en de ergste mensenhaat! Ik ben al sinds tien jaar niet meer in de tempel geweest -en zal er ook in de toekomst erg voor oppassen! Een feest kan mij nog wel het minst naar de tempel lokken, want dan worden er op brutale wijze de grootste bedriegerijen bedreven, en geen wet beschermt mij daarvoor. Op de feesten halen de tempeldienaren, alsof ze goden zijn, zonder enig verantwoordelijkheidsgevoel de grootste onzin uit; dat kan ik echter niet zonder de grootst mogelijke ergernis aanzien en daarom blijf ik liever weg. -Heb ik gelijk of niet?'
[11] IK zei:'Absoluut, want je kunt er niets aan veranderen, en daarom is het voor jou beter van de plaats weg te blijven waar je niets goeds en waars kunt beleven en je je als een Jood van de oude stempel moet ergeren. Maar Ik ben gekomen om alles wat krom is, recht, en wat blind en doof is, ziende en horende te maken. Laten we nu echter over de tempel ophouden, want de totale onbruikbaarheid ervan is jullie maar al te bekend!
[12] Wij zullen echter binnenkort nog meer gasten krijgen, namelijk echte Romeinen en Grieken. Zij zullen hier eten en waarschijnlijk hier ook overnachten, want beneden is er in de hele stad vrijwel geen onderdak te vinden, en jij als waard kunt je daarop vast wat voorbereiden.'
[13] Toen de waard dat hoorde, ging hij vlug naar zijn mensen buiten en lichtte hen in; en die keken toen of de gasten er al aankwamen. Toen zij naar beneden naar de tuinpoort keken waar men doorheen moest om op de Olijfberg te komen, zagen zij reeds een groep van dertig mensen door de poort naar binnengaan, en zij gingen dus snel alles regelen om de gasten die er al gauw zouden zijn, iets behoorlijks voor te kunnen zetten. De kamer, waarin ook wij zaten, was groot genoeg om honderd gasten te herbergen. Ook waren er nog enige ruime zijkamers, die voor nachtlogies heel goed ingericht waren, en niemand hoefde zich dus zorgen te maken over een goed onderkomen voor de aankomende vreemdelingen, waarvan de gids een vrije burgeres van Jeruzalem was die zich veel met vreemden bezighield. Wij zullen haar later nog wel beter leren kennen
«« 180 / 248 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.