De Heer onderricht in de tempel. Het oordeel van het luisterende volk

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)

«« 196 / 248 »»
[1] Maar toen de tempel geopend werd, ging Ik die morgen bijtijds met de leerlingen naar binnen en was er zodoende als een van de eersten. (Joh. 8,2) En toen het volk zag dat Ik de tempel was binnengegaan, kwam het in groten getale naar Mij toe, en Ik ging zitten en begon het door gelijkenissen, beelden en voorbeelden te onderwijzen, zoals die veelvuldig in de Evangeliën voorkomen.
[2] Ik wees hen op de grote liefde, goedheid en rechtvaardigheid van God de Vader, en ook liet Ik hun zien, waaruit eigenlijk het rijk van God bestaat dat nu zo dicht bij hen was gekomen.
[3] En velen geloofden in Mij.
[4] En SOMMIGEN zeiden: 'Het is echt een groot profeet, en het verwondert ons erg dat de Farizeeën dat niet willen erkennen! Hij is tevens in hoge mate onbaatzuchtig; want ook al heeft hij naar ons beste weten velen buitengewoon geholpen, toch heeft hij zich nooit door iemand iets laten betalen, en het staat vast dat hij, overal waar men hem en zijn leerlingen nog naar oud gebruik gastvrij heeft opgenomen en verzorgd, de gastheer steeds op wonderbaarlijke manier een weldaad bewees, die beslist meer waard was dan duizendmaal datgene wat hij van de gastheer ontving. Bovendien is hij geen zwartkijker en gaat hij met alle mensen op dezelfde manier om, en als hij nu zegt: 'Komt allen tot Mij die belast en beladen zijn, Ik zal jullie allen verkwikken, en jullie zullen bij Mij de ware levenstroost en diens ware rust vinden! ' dan moeten wij het zeker geloven!
[5] Een mens, die zo wijs en goedhartig spreekt, en zelf ook daarnaar handelt, en zulke grote tekenen doet, is toch waarlijk een groot profeet, en dan geeft het toch niet waar hij vandaan komt! En als de Messias zal komen, dan is het maar de vraag of Hij grotere tekenen zal doen! Als Hij niet met donder en bliksem en zwavelregen komt, zullen de Farizeeën net zo min in Hem geloven als in deze man!'
[6] Weer ANDEREN, die nog meer geloof hadden, zeiden: 'Wij hoeven op geen enkele andere Messias meer te wachten, want voor ons is Hij al de ware! Want Zijn woorden hebben kracht en leven, en Zijn daden zijn volkomen goddelijk, en dus is Hij voor ons al volledig de ware Messias. Zij die op een andere willen wachten, moeten maar wachten en zichzelf bedriegen!'
[7] NOG ANDEREN zeiden: 'We staan nog te veel onder het gezag van de Farizeeën, en kunnen niet doen wat wij willen. Wat hebben wij aan de waarheid en het geloof zolang de Farizeeën de macht in handen hebben, en nu onder de Romeinen zelfs nog meer dan ooit?!'
[8] Maar toen zei IK: 'God Zelf is de eeuwige liefde en de waarheid zelf! Niets ter wereld kan jullie vrij maken dan alleen de waarheid. Wie de zonde doet, die altijd een leugen was, is ook een knecht van de zonde en een slaaf van andere nog grotere zondaars die geen geweten en geen liefde hebben dan wat hun eigen schandelijke ik hun ingeeft. Wie echter de waarheid in zich heeft, is een machtig vijand van de leugen en van de zonde, en is vrij; want niemand kan hem beschuldigen van een zonde. Kies daarom voor de waarheid en vrees niet degenen die wel je lichaam kunnen doden, maar je ziel verder niets kunnen doen; vrees veeleer God die je ziel samen met je lichaam kan doden en te gronde richten!
[9] De schade aan je lichaam zal God eens duizendvoudig vergelden; maar de schade aan je ziel zal God je nooit vergelden. Want God heeft de ziel verstand, begrip, geweten, een vrije wil en de wet gegeven om daarmee goed te kunnen beoordelen wat goed en slecht is, en zij kan met haar wil het ene of het andere kiezen. Volgens haar keuze zal zij ook door zichzelf gericht worden, hetzij ten dode of ten leven.
[10] Maar de Vader in de hemel wil dat jullie allen het eeuwige leven ten deel zal vallen, en daarom heeft Hij Mij in deze wereld naar jullie toegezonden. Daarom zeg Ik jullie nog eens: Wie in Mij gelooft, zal het eeuwige leven hebben; wie echter niet gelooft dat Ik door de Vader naar jullie toegezonden werd, zal het leven verliezen dat hij nu gemakkelijk had kunnen aannemen. De Vader in de hemel heeft Mij echter lief en ook allen die in Mij geloven, en Ik Zelf zal hun in de waarheid van Mijn woorden het eeuwige leven geven!'
[11] Toen zeiden ENIGEN: 'Het is toch vreemd wat die man weet te zeggen, waarbij hij zichzelf vrijwel gelijk stelt aan God. Het is een waar wonder dat de Farizeeën hem vandaag zolang zijn gang laten gaan!'
[12] Weer ANDEREN zeiden: 'Hij spreekt vrij en openhartig, en wij ontdekken niets onbetamelijks in zijn woorden! Hij spreekt openlijk de volle waarheid en de Farizeeën zullen moeite hebben iets tegen hem te vinden!'
[13] NOG ANDEREN zeiden: 'O maak je daar maar niet druk over; die zullen gauw genoeg iets vinden!'
[14] EEN NAAST HEN STAANDE TOLLENAAR zei: 'O ja, waarna zij weer, zoals nog steeds, zullen afdruipen! Die luilakken vinden allang niets meer tegen deze oprechte man!'
[15] Daarna ontstond er een kleine stilte, en de Farizeeën werden woedend en braken er hun hoofd over hoe zij Mij bijvoorbeeld door een woord of door een aan Mij gevraagd oordeel konden vangen, om Mij dan van een onwaarheid te kunnen betichten en het volk onder veel misbaar te kunnen zeggen: 'Kijk nu eens, dat is nu jullie waarachtige profeet of jullie mooie Messias! Daar staat hij nu als leugenaar! ' Maar ondanks al hun ingespannen denken konden zij niets geschikts vinden.
«« 196 / 248 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.