De Heer maakt Zich bekend

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)

«« 198 / 248 »»
[1] Toen het daarna weer rustig werd in de tempel, zeiden ENIGEN UIT HET VOLK: 'Heer en Meester, laat U door de Farizeeën niet van de wijs brengen en leer ons meer over Uw zending en het rijk van God; want als U spreekt zijn wij allen helemaal oog en oor, en alleen voor U kloppen onze harten sneller!'
[2] Daarop zei IK tegen het volk: 'Luister dan en let goed op, want Ik zal het jullie openlijk zeggen, en niet meer voor jullie verborgen houden wie Ik ben!
[3] Luister! Ik ben het Licht der wereld, wie Mij volgt zal niet in duisternis wandelen, maar hij zal het ware levenslicht hebben. ' (Joh .8 , 12)
[4] Toen begon HET VOLK hard te juichen en te roepen: 'Ja, dat is helemaal waar, want U, Meester, bent als een helder schijnend licht in deze wereld gekomen, en wat doet Uw licht ons, die zolang met onze ziel in de donkere nacht rondgedwaald hebben, goed!'
[5] Dat was voor DE VAN WOEDE VERVULDE FARIZEEËN teveel. Zij drongen zich weer naar Mij toe en zeiden: 'Omdat je dat over jezelf zegt, is je bewering niet waar! ' (Joh. 8, 13 )
[6] Daarop zei IK: 'Ook al zou Ik iets over Mijzelf zeggen, dan zou Mijn bewering toch waar zijn; want Ik weet vanwaar Ik gekomen ben, en Ik weet ook waarheen Ik zal gaan. Alleen jullie Farizeeën weten vanwege jullie hoogmoed niet, waar Ik vandaan gekomen ben en waarheen Ik zal gaan. (Joh.8,14). Jullie oordelen en veroordelen alles zoals je lichaam je dat ingeeft, omdat jullie geen geest kennen. Maar zo oordeel Ik niemand, (Joh. 8, 15) en als Ik oordeel, dan is Mijn oordeel juist; want Ik ben hier niet alleen, zoals jullie denken, maar Ik en de Vader die Mij gezonden heeft, zijn hier (Joh. 8,16) en staat er niet in jullie wet geschreven dat het getuigenis van twee mensen geldig is? (Joh.8, 17) Ik ben ten eerste degene die van Mijzelf getuig, en ten tweede is er de Vader, die Mij naar deze wereld gezonden heeft, die van Mij getuigt. Hoeveel meer getuigen willen jullie nog?' (Joh.8, 18)
[7] Toen stoven DE FARIZEEËN op en zeiden: 'Denk je datje ons voor de gek kunt houden? Waar is dan je vader, zodat hij je getuige kan zijn?'
[8] Toen stond IK op en ging naar de pilaar waar zich de zogenaamde offerkist van God bevond, die vanwege de offers voor de tempel die naam had, en Ik riep hard in de kist: 'Jullie blinden kennen noch Mij noch Mijn Vader! Want als je Mij zou kennen, zou je ook Mijn Vader kennen!' (Joh.8,19)
[9] T oen Ik die woorden hard in de offerkist van God had geroepen, vroegen zij Mij waarom ik dat deed.
[10] IK zei: 'Omdat het geen verschil maakt of Ik die woorden in jullie gezicht zeg of in die kist, die nu leeg en dood is! De kist heeft de woorden tenminste geduldig aanvaard, wat bij jullie niet het geval geweest zou zijn.'
[11] Dat viel bij het volk in goede aarde en het eiste van de Farizeeën dat ze Mij ongestoord zouden laten spreken. Toen trokken de Farizeeën zich weer wat terug.
[12] Ik gaf het volk toen verder onderricht en liet Mij ongenadig over de Farizeeën uit, en hoe meer Ik hun schanddaden aan het volk onthulde en hun op Mijn vingers voorrekende voor welke zaken zij allemaal nog meer verdoemd zouden worden, hoe meer het volk juichte en hoe woedender de Farizeeën werden. Maar zij grepen Mij niet, omdat Mijn tijd nog niet gekomen was. (Joh. 8,20)
[13] Toen kwamen er echter ENIGE ANDERE JODEN naar Mij toe, die nog veel waardering voor de Farizeeën hadden, maar Mij in bepaalde opzichten ook niet helemaal ongelijk gaven, en zeiden: 'Maar zeg ons nu eens wat nu eigenlijk de bedoeling is van alles wat je zegt!'
[14] Toen zei IK nogmaals tegen hen: 'Luister! Ik zal hier vandaan gaan op een manier die jullie niet kennen, en jullie zullen Mij zoeken en niet vinden en daarbij in jullie zonden sterven! Want waar Ik heenga, kunnen jullie niet komen. ' (Joh. 8,21)
[15] Toen zeiden zij onder elkaar (DE JODEN): 'Wil hij zich soms nu, omdat hij de Farizeeën zo razend gemaakt heeft en hun wraak niet gemakkelijk meer ontlopen kan, uit vertwijfeling zelf doden? Want anders zou hij met een beetje gezond verstand niet zeggen: 'Waar Ik heenga, kunnen jullie niet komen! ' (Joh. 8,22)
[16] Maar IK zei heel opgewekt tegen hen: 'Breek je daar het hoofd maar niet over! Ik zal jullie meteen Zelf de ware reden vertellen, en dan zullen jullie direct inzien waarom jullie zo, zoals jullie nu zijn, niet daar kunnen komen waar Ik heen zal gaan.
[17] Kijk! Jullie zijn van beneden en zullen daar weer naartoe gaan; Ik ben echter van boven en zal heel zeker ook weer daar naartoe terugkeren, en jullie zullen Mij niet kunnen volgen. ' (Joh. 8,23)
[18] Toen werden ook DEZE JODEN kwaad en zeiden: 'Wat wil je daarmee zeggen? Kun je soms zelfs voorspellen dat wij naar de hel gaan?'
[19] IK zei: 'O nee, maar de zaak ligt zo: Jullie zijn van déze wereld en dat geldt ook voor jullie ziel; Ik ben echter niet van deze wereld!'
[20] En DE JODEN zeiden: 'Waar is dan wel een andere wereld? Wij kennen geen andere!'
[21] IK zei: 'Ja, het klopt dat jullie geen andere kennen! En daarom zei Ik dat tegen jullie, omdat jullie door je ongeloof zullen sterven in je zonden. Want als jullie niet geloven dat Ik de beloofde en nu tot jullie gekomen Messias ben, zullen jullie sterven in je zonden en nooit daar heengaan waar Ik zal zijn met Mijn uitverkorenen. (Joh. 8,24) En als dat niet zo zou zijn, heus dan zou Ik als puur mens zoals jullie, nooit de moed gehad hebben om jullie dat te zeggen!'
[22] Toen zeiden DE JODEN: 'Wat zegje van jezelf? Zeg klip en klaar wie je dan zo heel precies wel bent!'
[23] En IK zei: 'Het is moeilijk voor totaal dove oren te spreken. Omdat jullie Mij daarnet niet begrepen hebben, luister dan nu naar Mij! Ten eerste ben Ik Degene die zojuist met jullie sprak! '(Joh. 8,25)
[24] DE JODEN zeiden: 'Wel, en wie ben je dan in de tweede plaats?'
[25] IK zei: 'Rustig aan, dat 'ten tweede' zullen jullie zelf wel uit Mijn woorden kunnen opmaken; want Ik moet jullie nog veel vertellen en duidelijk maken! Luister! Hij Die Mij gezonden heeft, bezit de hoogste graad van waarheid, en alleen wat Ik steeds van Hem gehoord heb maak Ik nu aan de wereld bekend, en dat zijn jullie allen.'(Joh.8,26)
[26] Maar omdat DEZE BLINDE JODEN weer niet begrepen (Joh.8,27), dat Ik tegen hen sprak over de Vader of over de eeuwige liefde in Mij, vroegen zij weer: 'Maar bij de tempel en Sinaï! Wie is dan degene die je gezonden heeft?'
[27] Toen zei IK, ook met een heel ernstig gezicht, tegen hen: 'Luister! Wanneer jullie de mensenzoon verhoogd zullen hebben, zullen jullie, weliswaar te laat, beseffen dat Ik het ben, die als mens niets uit Mijzelf doe, maar altijd spreek en handel zoals Mij de Vader geleerd heeft. (Joh. 8,28) En Ik zegje daarbij nog uitvoeriger: De Vader die Mij gezonden heeft, is niet ergens ver weg, maar Hij is hier bij Mij. De Vader laat Mij nooit alleen; want alleen Ik doe altijd dat wat Hem welgevallig is, en Ik vrees net zoals Hij geen enkel mens in de hele wereld. (Joh. 8,29) Want als het niet zo was, zou Ik het ook niet zeggen.'
«« 198 / 248 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.