De onwetendheid van de Farizeeër over de zon en de zondvloed

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)

«« 213 / 248 »»
[1] DE ROMEIN zei: 'Ik wist wel dat jij en waarschijnlijk heel veel van je soortgenoten niet in een god geloven, maar toch het volk dwingen om in jullie te geloven, en het alleen maar allerlei wetten voorschrijven die jullie voordeel brengen! Maar daar gaat het nu niet om; de voorwaarde van de weddenschap moet nagekomen worden! Als je dus uit de bijbel beslist geen vragen meer wilt hebben, dan zullen we meteen andere vragen stellen. Hier komt dus de vierde vraag!
[2] Vertel eens wat de zon eigenlijk is!
[3] Kijk, dat is een heel natuurlijke vraag! Beantwoord die, -maar juist en waarachtig!'
[4] DE FARIZEEËR zei: 'Dat is toch wel een belachelijke vraag! Wie kan dat weten? Zo'n vraag kun je wel aan een God stellen, maar niet aan een mens! Wie is dan bij of zelfs op de zon geweest om te kunnen zeggen wat de zon als zodanig is?! Wij mensen kunnen alleen datgene over haar zeggen wat wij daarvan zien en waarnemen.
[5] Zij bestaat uit een tamelijk grote, zeer sterk lichtgevende schijf, en haar grote lichtsterkte verwekt warmte en zelfs, zoals wel eens in de grote woestijn van Egypte, een zodanige hitte dat stenen gaan smelten. Verder gaat de zon op en onder, wat op aarde dag en nacht veroorzaakt. Dan gaat zij regelmatig in de winter in het zuiden lager en in de zomer weer verder naar het noorden hoger op, en die wisseling veroorzaakt het jaar en de vier jaargetijden. Tevens veroorzaakt het licht van de zon, afhankelijk van de gradaties van het licht en de warmte, het groeien van de planten en de geboorte van talloos vele insecten. Soms wordt zij verduisterd, wat echter zelden voorkomt. Hoe zo'n verduistering veroorzaakt wordt, zal wel geen mens op de hele aarde weten, evenmin als waar zij zich 's nachts bevindt.
[6] Kijk, dat is dan ook alles wat wij mensen van de zon weten en kunnen weten, en meer kan ik je daarom ook niet vertellen! Dat zij inwendig waarschijnlijk uit een groot vuur zal bestaan, laat zich ten dele vermoeden uit het feit, dat haar licht zo ver weg nog zo'n grote warmte verspreidt; maar daarbij is het erg vreemd dat het op de hoge bergen altijd belangrijk kouder is dan hier beneden, hoewel de hoge bergtoppen dichter bij de zon staan dan dit dal. Meer of nog nadere gegevens hebben wij mensen -zoals reeds gezegd -niet over dit hemelgesternte. -Heb je op dit antwoord ook iets aan te merken?'
[7] DE ROMEIN zei: 'O, meer dan genoeg! Want wat je daar gezegd hebt, weet iedere gewone dagloner die geen schriftgeleerde is, en wiens wijsheid net als die van jou niet veel voorstelt zonder dat hij die door het volk laat aanbidden, zoals jullie dat van het volk eisen. Waarom zijn wij Romeinen, en alle leerlingen van onze grote Meester en Heer, dan zo precies van deze dingen op de hoogte en waarom jij niet? Kijk, dat komt omdat je in geen God gelooft, zoals de meesten van jouw soort! Komt er echter iemand die jullie veel zou kunnen leren, dan vervolgen jullie hem meteen uit alle macht; want jullie zijn bang dat zijn grotere wijsheid het aanzien van jullie oude verroeste domheid erg zou kunnen verminderen. En daarom willen jullie zelf niets hogers leren en te weten komen, en laten jullie het ook niet toe dat jullie stekeblinde aanhangers het leren en te weten komen. om die reden zijn jullie zelfechter ook dubbel strafbaar.
[8] Wie in geen God gelooft, is duidelijk een goddeloze. Zonder God is de ziel echter duister en zo goed als dood, en ziet en hoort niets van alles wat God allemaal volledig naar waarheid in haar geest heeft ingeschapen. De van God bezielde en verlichte mens ziet echter alles en begrijpt ook alles. Hij kan daarom ook de zon en de maan, de sterren en de hele aarde zo in zichzelf bekijken alsof hij daar zelf was. En als hij dat gedaan heeft, weet hij dus ook wat de zon is en hoe zij eruit ziet en al het andere eveneens.
[9] Mij en vele anderen die ook hier zijn, viel die genade ten deel; daarom weten wij nu ook allen wat de maan, wat de zon en wat de sterren zijn. Omdat jij dat niet weet en nog niet eens zoveel weet als de Essenen weten, die wij Romeinen heel goed kennen, daarom heb je ook deze vierde vraag heel ontoereikend en onjuist beantwoord. Als je je daarvan zelf wilt overtuigen, hebben wij wel middelen om je er ook van te overtuigen.'
[10] DE FARIZEEËR zei: 'O, dat hoeft niet! Want mensen zoals jullie, die helemaal ingewijd zijn in alle magie en toverij, zouden mij nog ver boven de wolken in de zon kunnen toveren, - en voor zo'n luchtreis voel ik niets! Ik geef mij al gewonnen en geef toe dat ik ook deze vierde vraag vrijwel met beantwoord heb. Stel me dus maar de vijfde vraag!'
[11] DE ROMEIN zei: 'Het zal bij alle vragen wel zo met je gaan! Datje niet veel van de hemel afweet heb ik al gezien; misschien vergaat het je op deze aarde beter!
[12] Wat vind je van de zondvloed van Noach? Was die algemeen of slechts van plaatselijke aard? Heeft Noach wel van iedere diersoort er een paar in zijn ark meegenomen? Hoe voerde hij met zijn familie dat grote aantal dieren? Waar haalde hij voor de verscheurende dieren het vlees en voor de viseters de vis vandaan? Waar leefden de roofdieren naderhand van toen Noach weer uit de ark ging? Want toen was de aarde nog woest en eenzaam en nergens was een schaaps - of varkenskudde die als voedsel voor de leeuw, de tijger, de hyena, de wolf enz. had kunnen dienen. Het water moet in het algemeen nog veel hoger dan zelfs de hoogste bergen op aarde gestaan hebben. Waar stroomde het tenslotte naar toe, als de hele aarde overal even hoog onder water stond?
[13] Geef mij daar eens een redelijk antwoord op! Want het is zelfs voor mij iets ongelofelijks, en ik kan daar beslist geen wijs uit worden. Misschien kun je mij op jouw manier een bevredigende uitleg geven? Spreek!'
[14] Helemaal verbouwereerd zei DE FARIZEEËR: 'Vriend, je vraagt me iets wat je zelf niet schijnt te begrijpen! Wat doe je dan als ik dat aan jou zou vragen?'
[15] DE ROMEIN zei: 'Dan zul je niets verliezen! Of ik echter deze zaak zelf net zo min begrijp als jij, is een andere vraag, en dat zal later nog wel blijken. Nu ben jij aan de beurt om wat te zeggen!'
[16] DE FARIZEEËR vervolgde: ' ja, m'n vriend, over dit erg mystieke punt uit het boek Mozes valt ook weer niet zoveel te zeggen en uit te leggen! Want deze zaak is, als we die met ons eigen verstand beoordelen, over het geheel genomen een volkomen tegennatuurlijke onzin. We hebben daarover geen andere historische gegevens en dat betekent dus: of de onzin geloven zoals die gegeven is, en daarbij de in die tijd zeer grillige almacht van God als grote helpster denken - of de hele oude kraam overboord gooien!
[17] Het boek spreekt van een zeer algemene vloed, die volgens de ons toch steeds beter bekende natuurwetten volkomen onmogelijk is. Als je het de oude Indiërs vraagt, die nog oudere boeken bezitten dan wij, dan kennen die helemaal geen zondvloed van Noach. Maar wel zeggen zij dat vele duizenden jaren geleden een grote staartster heel dicht bij de aarde gekomen is. En die ster bestond puur uit water, en de aarde trok dat water naar zich toe. Daardoor werd een groot deel van het vlakke Indië onder water gezet, dat pas heel geleidelijk in de grote Indische oceaan verdween. In die tijd verdronk alles wat in de dalen woonde: mensen en dieren. Degenen die op de bergen woonden, schreven dat op, om door te geven aan kinderen en kindskinderen. Dat is een Indische en ook een Perzische sage.
[18] De oude Egyptenaren kennen behalve de overstromingen van de Nijl geen enkele andere vloed. Alleen enige negers zeggen dat daar waar nu de grote Sahara woestijn ligt eens water stond en een groot meer was.
[19] Ook hebben onze teruggekeerde apostelen verteld over een groot rijk in het uiterste oosten van Azië aan de andere zijde van de grote muur, en zij spraken met de wachters in de Indische taal. Zij stelden ook vragen over de grote zondvloed, en of de muur voor of na de algemene vloed gebouwd was. Maar de gemoedelijke wachters konden hun wel veel over grote bergbranden vertellen, maar over zo'n grote watervloed wist niemand iets. Deze kennis hebben wij door allerlei ervaringen opgedaan. Het is daarom heel moeilijk aan een algemene zondvloed te denken, laat staan te geloven.
[20] jullie Romeinen spreken in jullie godenleren ook meteen over twee grote overstromingen: De Ogygische en die van Deucalion en Pyrrha. Of die echt hebben plaatsgevonden of niet, kunnen noch wij joden, noch jullie Romeinen beoordelen en weten. Maar als de zondvloed van Noach niet als een algemene overstroming gezien moet worden, dan vervalt ook de ark en al het andere.
[21] Het beeld van de vloed van Noach heeft beslist een heel andere betekenis dan alleen maar die, welke niet geloofwaardig is omdat zoveel andere feiten daartegen spreken. Maar wie heeft de sleutel daarvoor? Uit dit alles blijkt dus wel dat ik je daarover ook geen verstandig antwoord kan geven, en je vraag is dus vrijwel niet beantwoord, maar terdege verontschuldigd.'
[22] DE ROMEIN zei: 'ja, dat heb ik heel goed uitje woorden begrepen; ik heb er alleen maar niets aan, en ik zie bij jou als priester steeds maar dat onaangename, dat jij van de mensen onvoorwaardelijk geloof eist voor zaken die je zelf als baarlijke onzin afdoet. Maar ik zegje dat deze verheven Heer en Meester van onsje precies en glashelder zou kunnen vertellen hoe de vork in de steel zit bij de zondvloed van Noach; maar omdat jij niet aan een god gelooft en nog minder aan de zuiver goddelijke zending van deze godmens, blijf je gewoon in de nacht van het gericht van je ziel! Dus met de beantwoording van mijn vijfde vraag is het ook vrijwel niets! Dus gaan we over naar de zesde vraag! Misschien heb je daar meer geluk mee!'
«« 213 / 248 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.