Het orakel van Delphi. Over het verder leven na de dood

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)

«« 215 / 248 »»
[1] (DE ROMEIN:) 'Luister! Wat vind je dan van het nog bestaande orakel van Delphi? - Deze vraag is toch echt wel kort en helemaal op jouw terrein! Spreek!'
[2] DE FARIZEEËR zei: 'Daar heb ik wel eens over horen spreken, maar hoe kan ik je nu vertellen wat ik van iets vind, als ik daar nauwelijks meer van weet dan de naam?! Dat er in Delphi een waarzegster is die Pythia heet, op een driepoot zit en de mensen voor geld heel slimme antwoorden op hun vragen geeft, zoveel weet ik wel; maar hoe die Pythia dat doet, hoe de tempel van deze waarzegster en haar driepoot er uitzien, en of haar waarzeggerijen enige waarde hebben of niet, dat weet ik niet en ik kan je dan ook geen ander antwoord geven dan dat wat ik je al gegeven heb.'
[3] DE ROMEIN zei: 'Waarlijk, ik had je toch wel voor wat ervarener gehouden dan je in werkelijkheid en naar waarheid bent! En met dat ongeloof van jullie en met zoveel onwetendheid wagen jullie het de wijste der wijzen te testen en te beproeven?! Nee, dat is toch wel wat al te erg! In Rome heb ik echter al gehoord hoe jullie bij jullie sabbatstoespraken het volk over alles wat het heidendom betreft ernstig de les lezen, en iedere jood op afschuwelijke wijze met eeuwige verdoemenis dreigen die het zou wagen ooit zo'n tempel te bekijken, en zich in te laten lichten over de gebruiken om daardoor in staat te zijn de licht en schaduwzijden van de andere volkeren te leren kennen.
[4] Maar ik stel je nu voor de negende maal een vraag en zeg: Hoe konden jullie dat doen, terwijl je er toch geen flauw vermoeden van hebt waaruit het eigenlijke heidendom bestaat? Jullie Schrift begrijpen jullie niet, in jullie God geloven jullie niet, en toch willen jullie rechters zijn over mensen die het belangrijk vinden hun geest te verheffen door elders opgedane ervaringen! Zeg mij eens waarom jullie dat doen!'
[5] Heel verlegen antwoordde DE FARIZEEËR: 'Dat moeten we doen omdat de overste van de tempel dat ten strengste voorgeschreven heeft. Om de eigenlijke reden moeten wij ons helemaal niet bekommeren en die gaat ons ook niets aan; want zij die ons gebieden zijn de verantwoordelijken. Wij zijn slechts hun machines, die daarbij een goed leventje hebben en de hele wereld heimelijk kunnen uitlachen; want hoe dommer die is, des te beter gaat het ons. Er zijn bij ons ook mensen geweest die met alle mogelijke offers en opofferingen het rijk van God gezocht hebben en uiteindelijk toch niets anders dan de dood gevonden hebben die wij allemaal ook weldra zullen vinden. Is degene die van zijn leven geniet niet duidelijk wijzer dan de een of andere eigenaardige kwezel, die zichzelf ontmant ter wille van een hemelrijk waar hij op hoopt en dat totaal onbekend en nog meer onzeker is, en die tenslotte niets meer eet dan sprinkhanen en wilde honing die de wilde darren en hommels in hun aardholletjes bijeen vergaren? Ze kunnen zeggen wat ze willen, maar ik blijf er helemaal bij datje moet zorgen datje goed, gezond en zo zorgeloos mogelijk leeft, en dat al het andere niet de moeite waard is! Wie niet veel geleerd heeft, hoeft aan het einde ook niet veel te vergeten.
[6] En aan het eind van ons leven zal het toch wel niets uitmaken of we met veel geleerdheid en kennis of als dwazen door de wormen gegeten worden! Of er eens weer een opstanding of een zieleleven na de dood van het lichaam zal zijn, is een vraag die geen sterveling anders dan alleen door zijn blinde geloof beantwoord heeft. Dit antwoord zal denk ik wel aan je vraag voldoen?!'
[7] DE ROMEIN zei: 'Hoor eens, man, je bent zo ontzettend dom en je ziel is zo levenloos, dat iemand van ons op zo 'n uitspraak - en nog wel waar het volk bij staat! - geen antwoord meer kan geven! Ik heb toch al met heel velen over geestelijke dingen gesproken, maar nog nooit, zelfs niet bij de meest fanatieke heidenen, ben ik zo'n stekeblinde dwaas tegengekomen! Ik als heiden zou wel honderden sprekende bewijzen kunnen geven die het leven van de ziel na het verlaten van het lichaam in het helderste en zekerste licht stellen, - en jij als priester praat dommer dan het slechtste dier zou doen, als het kon spreken!
[8] Kijk, als vriend van het licht en van de waarheid zal ik je in plaats van de tiende vraag heel in' t kort een waar voorval vertellen dat ik in tegenwoordigheid van vele getuigen zelfbeleefd heb, en daar zou ik heel graag jouw antwoord op willen horen!
[9] Zeven jaar geleden ben ik in dienst van de staat naar Hispania gezonden. Saguntus heette de plaats waar ik moest wezen. Ik verbleef met mijn bedienden in een van de grootste herbergen van die plaats, waar ik zeer goed verzorgd werd. Op de derde dag 's morgens vroeg, kwam, terwijl ik helemaal wakker was, mijn reeds twintig jaar geleden overleden vader precies zoals hij er eertijds uitgezien had bij mij en riep mij zo hard bij mijn naam dat ook al mijn bedienden dat hoorden, -terwijl zij hem ook allemaal zagen.
[10] Ik vroeg de geest, wat hij wilde.
[11] En de geest zei: 'Wat jullie stervelingen nog lang niet vermoeden, zien wij onsterfelijken al heel duidelijk van te voren! Verlaat op z'n laatst binnen een uur deze herberg en ga drie uur lang ook in geen andere, maar blijf buiten, ver van de muren; want binnen die tijd zal er een aardbeving komen, waardoor dit huis en andere licht gebouwde huizen in zullen storten, en daarbij zullen een aantal mensen en dieren het leven laten! Sla echter vooraf alarm op het plein van de stad, zodat nog meer mensen zich kunnen redden! Als alle gevaar voorbij zal zijn, zal er een jongen bij jullie komen en je naar een veilige herberg brengen!'
[12] Daarop verdween de gestalte en wij werden allen door een onheilspellende huivering bevangen. Wij renden bepakt en bezakt naar buiten en wekten door ons lawaai de mensen in huis, die ook naar buiten renden en nog veel andere mensen wakker riepen, die ook zo snel mogelijk uit hun huizen vluchtten; want deze mensen waren zeer lichtgelovig en geloofden in ons visioen, vluchtten en redden zich daardoor het leven.
[13] Het onheilspellende uur kwam en tevens een heftige aardschok, waardoor meteen ongeveer twintig huizen, waaronder ook onze eerder bewoonde herberg, tot op de fundamenten in elkaar geschud werden. Daarop volgden een paar trillingen, waardoor echter geen verdere schade aangericht werd. Na drie uur treurig wachten kwam toen ook de jongen naar ons toe en bracht ons in een wat verderop gelegen, maar volledig onbeschadigde herberg die ons opnam en waarin wij een veilig onderkomen vonden. Voor de volledige waarheid van deze gebeurtenis staan al mijn huidige metgezellen in, want zij waren toen ook bij mij.
[14] Zeg me nu eens, watje van deze ware gebeurtenis denkt! Leeft de ziel na de lichamelijke dood verder, of sterft zij voor altijd samen met het lichaam?'
[15] De nu helemaal verbouwereerde en verwarde FARIZEEËR zei: 'Als dat verhaal waar is, zou men toch aan kunnen nemen dat een ziel verder leeft; maar wat de ziel is, en hoe en waar zij verder leeft, weten we toch niet.'
[16] DE ROMEIN zei: ' Als de geest van mijn vader wist wat er gebeuren zou, en waar ik mij bevond, dan moet zijn leven en bestaan beslist volmaakter en verlichter en dus óók beter zijn dan dit blinde lichamelijke proefleven. Als wij heidenen dat echter weten en nog steeds zoeken om altijd iets meer daarover te weten te komen, waarom doen jullie dat dan niet, en waarom vervolgen jullie Degene, die jullie daarover het hoogste en zuiverste licht zou kunnen geven? Waarom proberen jullie Hem in je blindheid zelfs te doden, - zoals jullie vanmorgen in de tempel maar al te opvallend hebben laten blijken?'
[17] Toen zeiden ALLE FARIZEEËN: 'Dat hebben alleen maar de laaghartige Joden willen doen en niet wij! Maar wij zijn nu niet vanwege de tempel maar vanwege onszelf hierheen gekomen, om te zien en te testen waarom het gaat. Moeten we geloven of niet geloven? Maar tot op heden voldoet dat, wat we gezien en gehoord hebben, nog niet helemaal, en wij wachten daarom nog op wat meer. Als onze overtuiging groter wordt, kunnen ook wij leerlingen van deze Meester worden. Je moet daarom niet aandringen! Jij, vriend, hebt ons met je vragen nu weliswaar overwonnen, en wij zijn je die honderd pond goud schuldig; maar nu hebben wij het recht omjou tien vragen te stellen! Als je ze allemaal beantwoord hebt, krijg je ook meteen de honderd pond. Stem je daarmee in?'
[18] DE ROMEIN zei: 'Volledig, vraag maar! Voor antwoorden zal uitstekend gezorgd worden!'
«« 215 / 248 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.