Het belang van kennis

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)

«« 233 / 248 »»
[1] (DE HEER:) 'Mozes was zelf een groot meester in alle mogelijke vakken van de menselijke kennis. Er bestond in Egypte geen mysterie zo groot waarin hij niet ingewijd was, en de oude Egyptenaren bezaten ook zulke oogwapens, ook al waren die niet zo volmaakt als die van de genoemde latere geleerden, en zij konden daardoor heel goed de planeten ontdekken en hun loop ook redelijk goed berekenen, waarvan nog heden ten dage hun dierenriem te Diathira het duidelijkste bewijs levert. De zuivere wetenschap en hoofdwetenschap was natuurlijk slechts in handen van de priesterkaste; het gewone volk moest zich tevredenstellen met wat de priesters wilden zeggen.
[2] Maar Mozes, die in zekere zin een prins was aan het koninklijke hof, werd in alles ingewijd zonder daardoor ook maar in het minst te gaan twijfelen aan het geloof van Israƫl dat hij van zijn moeder, die aan het hof zijn voedster was, geleerd had. En zo kon Mozes dan ook het eerst tot de heel zuivere kennis van God komen, omdat zijn hele verstand al een zuivere en passende vooropleiding genoten had.
[3] Daarom zeg Ik jullie ook dat een zuivere en goed gefundeerde kennis van de hele aarde -zo mogelijk in al haar delen -en haar beweging, en haar exacte grootte, en daarbij de sterrenhemel in al haar verschijningen, er voor een zuiver gemoed voortreffelijk voor kan zorgen om tot de ware samenhangende kennis van God te komen, zonder welke voor de mensen geen waar heil te verwachten is. Want slechts zij die God waarlijk kennen, komen tot God en zijn eigenlijk reeds bij God; maar zij die God niet kennen, kunnen ook niet bij God komen, omdat zij God niet kennen en dus ook niet bij God zijn.
[4] Want tot God komen betekent, reeds door de zuivere kennis en liefde bij God zijn, omdat zonder de zuivere en ware kennis ook niemand God waarachtig kan liefhebben.
[5] Wat heeft je ziel er aan als je ook aan een ergens achter alle sterren aanwezig zijnde God gelooft en ook gelooft dat Hij van daar uit, als uit een eigen centrum, door Zijn almacht alles hoort en ziet en alles schept, onderhoudt en regeert, en dat Hij zo met Zijn macht alles doordringt en overal tegenwoordig is. Dan ken je God toch niet in het minst en ben je in je hart nog veel verder van Hem verwijderd dan de eindeloze afstand waarop je je Hem voorgesteld hebt! Je bent dus door zo'n heel mistig nachtelijk besef van God beslist nog zeer ver van Hem af, kunt Hem onmogelijk liefhebben, maar slechts zo'n halfgelovige vage vrees en eerbied voor Hem hebben. En met deze kennis en gemoedsinstelling kan niemand bij God zijn, en van een ware liefde kan in dat geval al nooit sprake zijn.
[6] Of wat zou een trouwlustige jongeman zeggen die vlak in de buurt enige dochters kent die hem heel goed aanstaan, en waarvan hij er een met zijn hele hart lief zou kunnen hebben, wanneer men tegen hem zou zeggen:' Hoor eens, dat is niets voorjou! Voorjou is er een bruid in de verste uithoek van de wereld, wordt daar verliefd op, reis er naar toe en neem haar tot vrouw!'? Zal hij jullie dan niet vragen: 'Ja, waar is dat? Is het in het oosten of in het westen, in het zuiden of in het noorden?'? En jullie zullen hem onmogelijk naar waarheid iets anders kunnen zeggen dan: 'Ja, dat weten we zelf niet, maar zij zal best ergens zijn, houdt maar van haar en zoek haar!' Denken jullie dat de jongeman ooit op een meisje verliefd zal worden dat zo ver van hem weg is, of dat hij zo gek zal zijn om haar in alle vier de windstreken te gaan zoeken? Ik zeg jullie dat hij daar helemaal niet over piekert! -En met de liefde voor een volkomen onbekende en ergens ontzettend ver weg zijnde God gaat het niet veel beter.
[7] Maar wat is daar dan het andere kwade gevolg van? Omdat de mensen een te verre en te onbekende God niet kennen en nog minder lief kunnen hebben, maken zij voor zichzelf dichtbij goden, die zij dan eren, liefhebben en aanbidden, en waaraan zij allerlei offers brengen. Voor de ene ware God bouwen zij weliswaar ook een lege tempel, waarin slechts heel weinig licht mag doordringen, - en die is aan de onbekende god gewijd. De Romeinen hebben daarvan hun blinde fatum gemaakt, dat zelfs over al hun goden heerst. Daardoor komt toch wel voldoende naar voren waartoe een slechte kennis van God de mensen mettertijd brengt.
[8] En omdat Ik, als de steeds zo ver weg gedachte en geloofde Jehova, jullie mensen nu het allernaast ben, daarom verklaar Ik jullie graag datgene wat jullie en jullie nakomelingen tot de ware kennis van God en tot de trouwste liefde voor Hem kan brengen. En dus zal Ik dan ook jouw twee vragen heel kort beantwoorden.
[9] Kijk, de komeet waarover je een uitleg kreeg, heeft op grote afstand van de zon helemaal geen staart, maar alleen een nevelachtige damp om zijn kern! Pas wanneer hij in de buurt van de zon komt, vormt zich een staart tengevolge van zijn zeer grote snelheid. Want door deze snelheid, die bij veel kometen zo buitengewoon is dat ze in de buurt van de zon vaak in enkele ogenblikken 80, 90-100.000 uren ruimteweg afleggen, kan de zeer lichte etherdamp niet zo snel door de ruimte vliegen als de aanmerkelijk zwaardere kern en de hem direct omgevende dichtere damp, en zo geschiedt daardoor in het groot ongeveer hetzelfde als wanneer je een nog sterk gloeiend en net zo sterk rokend stuk hout neemt en het ver weg door de lucht zou gooien; je zou dan zien dat de rook als zeer licht lichaam achter het gloeiende vliegende stuk hout ook als het ware een kometenstaart vormt.
[10] Deze atmosferische lucht is weliswaar veel dichter dan de zuivere ether, maar bij zo'n snelheid wordt dat in de ether ook al zichtbaar. Want ook die bevindt zich nog in tijd en ruimte en is dus een stoffelijk iets, hoewel zijn oergrondstoffen vergeleken bij de verdichte stoffen van een aardse wereld vrijwel gewichtsloos zijn, zoals ook deze aardse lucht die op zichzelf altijd nog een lichaam is dat gewicht heeft - anders zou ze bij een sterke beweging niet in staat zijn de machtigste bomen te ontwortelen -, maar onder water lijkt lucht volledig gewichtsloos.
[11] Omdat ether op zichzelf ook iets stoffelijks is, kan hij de damp van een komeet bij diens zeer grote snelheid dus ook wel in een natrekkende dampstaart veranderen. - Dat zul je nu wel begrijpen?!'
[12] Toen zeiden LAZARUS EN AL DE ANDEREN: 'Ja, Heer, U onze enige liefde, dat is nu zonneklaar! Als deze dingen zo uitgelegd worden, moet zelfs een kind ze begrijpen! Onze aarde was dan zeker ook zo'n komeet?'
[13] IK zei: 'Zeer zeker, - weliswaar niet uit deze zon geboren maar uit een andere, heel veel grotere, maar dat maakt echt niets uit; want ook uit de oercentraalzonnen worden zulke aarden vormende kometen met nog grotere kracht in de onmetelijke ruimte naar buiten geslingerd, komen dan in de buurt van de kleinere planetaire zonnen en worden daardoor aangetrokken, onderhouden en netjes als eigen kinderen verzorgd en tot behoorlijke aardelichamen opgevoed.
[14] Dat weten jullie nu, en dus zullen we op wens van Lazarus nog een blik op de eens komende kijkwapens werpen. Wel, om dat aan jullie uit te leggen zal wat moeilijk zijn, maar we zullen zien wat er aan gedaan kan worden!'
«« 233 / 248 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.