Het geestelijke in het natuurlijke

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)

«« 32 / 248 »»
[1] (DE HEER:) 'Kijk, hier heb Ik een tarwekorrel in zijn totale eenheid en eenvoud! Zijn bestemming is kennelijk tweevoudig. In de eerste plaats dient hij tot voedsel voor de mens, en in de tweede plaats is hij als zaadkorrel dienstbaar aan zichzelf voor zijn eigen voortplanting en vermeerdering. Als voedsel geeft hij aan het menselijke lichaam en daardoor ook aan het formeel substantiële lichaam der ziel zijn veelvoudige specifica, en hij gaat als zodanig over in een hoger en vrijer bestaan. Hoe dat gebeurt zullen jullie pas precies te weten komen als jullie geestelijk wedergeboren zijn, zij het hier ook niet helemaal volmaakt -omdat onder de invloed van deze zon niets kan bestaan wat helemaal volmaakt is, en ieder weten en kennen min of meer onvolmaakt is -, maar daarna aan gene zijde des te volmaakter, omdat ook jullie je daar voor wat betreft je geest buiten de invloed van tijd en ruimte zullen bevinden en jullie zien, kennen en weten niet meer onvolmaakt zal zijn.
[2] Maar hier zullen wij deze tarwekorrel slechts als zaadkorrel wat nader in ogenschouw nemen en dan zien hoe het goddelijk-geestelijke, ook al lijkt het in zekere zin subjectief, zich in feite echter toch objectiefbuiten tijd en ruimte in deze korrel bevindt.
[3] Kijk, dit is een tarwekorrel, die op één halm gewoonlijk drie aren, ieder met ruim 30 korrels, produceert! Wel, als je dit koren in goede aarde zaait, zal het je in het volgende oogstjaar beslist al 100 korrels van precies hetzelfde ras en geslacht als loon voor je moeite brengen. Neem je nu deze pas geoogste 100 korrels en zaai je ze weer in goede aarde, dan zul je in het volgende oogstjaar kennelijk allo 000 identieke korrels oogsten. En na weer een jaar zul je al 100 maal 10 000, dus 1000 maal 1000 korrels oogsten, hetgeen al een behoorlijke hoeveelheid van dit graan is.
[4] Om al deze korrels weer voor een volgend jaar in de aarde te zaaien, zul je al een aanzienlijk stuk land nodig hebben. Als oogst zul je dan zeker wel honderdmaal meer korrels krijgen dan je het vorige jaar geoogst hebt. Maar om verder voor een volgend jaar de totale hoeveelheid korrels weer goed uit te kunnen zaaien, zul je ten eerste al een honderdmaal grotere akker nodig hebben en vervolgens daarvan reeds ruim tien miljard identieke korrels oogsten; en als je dat zo nog tien jaar lang blijft doen, dan zul Je daardoor al zo'n ontzaglijke hoeveelheid korrels krijgen dat je om die te kunnen uitzaaien bijna een akker ter grootte van de halve aarde nodig zou hebben.
[5] Deze verder tot in het oneindige doorgaande, zich steeds in dezelfde verhouding vermenigvuldigende hoeveelheid korrels kun je zelf verder nog tot honderd, duizend en nog meer jaar uitbreiden, en dan zal een berekening je leren, dat na slechts enige honderden jaren een totaal van duizendmaal duizend werelden nog veel te weinig zou zijn om als akker te dienen voor het ontzaglijk grote aantal tarwekorrels. En kijk, die vermeerdering kan tot in het oneindige voortgezet worden! Zou dat echter mogelijk zijn als in deze ene korrel, en op gelijke wijze ook in alle andere korrels, niet reeds dit eindeloze aantal, door het daarin aanwezige goddelijk-geestelijke, buitentijdse en buitenruimtelijke, voorhanden was?! Zeker niet!
[6] Wat echter in deze tarwekorrel voorhanden is, is in alle zaden en gewassen en in alle dieren voorhanden, en speciaal in de mens is het op de meest op god gelijkende wijze voorhanden, waarom hij dan ook met rede is begaafd en verstandig kan worden, een taal heeft en aanvankelijk een vermoeden kan hebben van God als zijn Schepper en Hem later steeds zuiverder kan leren kennen en liefhebben, en zijn eigen wil volledig ondergeschikt kan maken aan het erkende goddelijke.
[7] Dat is dan het zuiver geestelijke in de mens, en omdat het aan God gelijk is, staat het eveneens buiten tijd en ruimte; want als het iets tijdelijks en ruimtelijks zou zijn, zou de mens noch zichzelf noch God ooit kunnen leren kennen, en de mens zou dan voor iedere ontwikkeling totaal ongeschikt zijn, nooit redelijk worden en nooit iets begrijpen. Hij zou nooit ofte nimmer ook maar het minste besef van God krijgen, Hem nog minder ooit herkennen, liefhebben en zijn wil aan Hem onderwerpen, en hij zou dan alleen maar de buitenste, dode schaal van een ei zijn, geen leven in zich hebben en zeker geen buitentijds en buitenruimtelijk eeuwig leven hebben.
[8] Ik geloof dat Ik nu deze zaak die jou zo zeer heeft beziggehouden, voor zover dit voor het zuivere verstand verklaarbaar is, voldoende duidelijk heb uitgelegd. Het komt nu op jouw oordeel aan of je dat alles ook op de juiste wijze denkt begrepen te hebben, of dat je nog iets onduidelijk is gebleven. Mocht je nog iets duister zijn, dan kun je spreken; als je alles echter goed begrepen hebt, dan praten wij er verder niet meer over , drinken wijn, en eten daar wat brood bij.'
«« 32 / 248 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.