Vertrek uit Kis en aankomst bij de waard van Lazarus

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)

«« 36 / 248 »»
[1] Ook Mijn lichamelijke moeder MARIA zei al gauw daarna tegen Judas Iskariot: 'Als je zo doorgaat en je hart niet verandert, zal je einde een verschrikking zijn voor velen en tot aan het einde der wereld in de gedachtenis van de mensen blijven. Neem je daarom voortaan goed in acht om te kunnen voldoen in de ogen van de Heer! Ik heb over jou nog nooit een goede droom gehad en zie nu ook waarom. Daarom zeg ik nog een keer: Zorg dat je voldoet in de ogen van de Heer!'
[2] Deze woorden bewaarden alle leerlingen diep in hun hart.
[3] Na de maaltijd bezochten wij nog het huis van Maria en de bezitting die Kisjonah haar gegeven had. Alles zag er prima uit. Ook was er een klein schooltje gebouwd, waarin moeder Maria behoeftige kinderen onderricht gaf in allerlei nuttige zaken, en zo de tijd op velerlei manieren nuttig doorbracht, wat maakte dat zij bij alle mensen van het plaatsje en de omgeving zeer geliefd was en geacht werd. Zij genas ook vele zieken door hun in Mijn naam de handen op te leggen of boven hen te bidden. En zo was zij dan ook een zegen voor deze streek en voor Kisjonah was zij een waar kleinood.
[4] Op de volgende dag, een donderdag, nog ongeveer drie weken voor Pasen, namen wij afscheid van Kisjonah, met de belofte hem gauw weer op te zoeken. Hij liet meteen een van zijn beste schepen in orde brengen, waarop wij ons na de ochtendmaaltijd direct inscheepten en waarmee wij vervolgens met goede wind wegvoeren. Kisjonah, Philopold en Maria begeleidden ons over zee tot aan de plaats waar de Jordaan de zee verlaat en zich daarna links door een lang en sterk naar het oosten gebogen dal naar de Dode Zee wendt. Vandaar gaat men dan over een goed begaanbare weg op naar Jeruzalem. Van deze weg is heden ten dage evenwel niets meer te ontdekken net als van alle andere plaatsen aan de Galilese zee, die in onze tijd ook al ruim een derde kleiner is geworden.
[5] Op de landingsplaats stond slechts een tolhuis waar men een geringe tol moest betalen als men koopwaar meedroeg of vervoerde. Wij gingen daar aan land, zegenden onze begeleiders en vervolgden snel onze weg, zonder ergens te rusten, en bereikten tamelijk laat in de nacht het huis van de ons bekende waard, die nog op was omdat er een paar gasten bij hem waren.
[6] Toen wij daar aankwamen en de waard ons herkende, was zijn blijdschap groot en hij zette dadelijk iedereen in huis aan het werk om ons te verzorgen, want wij hadden sinds 's morgens vroeg niets meer gegeten. Ook onze ledematen waren van de verre voetreis moe en ze hadden duidelijk behoefte aan rust. Terwijl de waard zijn mensen een avondmaal voor ons liet klaarmaken, vertelde hij ons veel dingen die tijdens Mijn afwezigheid gebeurd waren, - onder andere ook dat de brave Lazarus ernstig in conflict was gekomen met de tempeldienaren vanwege de arbeiders die Ik hem uit Bethlehem bezorgd had.
[7] (DE WAARD:) 'De tempeldienaren kwamen direct daarheen en deden alle mogelijke moeite de arbeiders van Lazarus aan hun kant te krijgen; maar de arbeiders dreigden de tempeldienaren als zij hen niet met rust lieten. Dat maakte de tempeldienaren achterdochtig en zij beschuldigden Lazarus ervan dat hij zijn arbeiders heimelijk tegen hen had opgestookt, en zij dienden daarover een formele aanklacht in bij de Romeinse landvoogd. Deze riep Lazarus bij zich en vroeg hem naar de ware gang van zaken en ondervroeg daarna ook een voor een alle arbeiders. Het resultaat was dat Lazarus met zijn arbeiders van alle schuld werd vrijgesproken, en aan de tempeldienaren heimelijk te verstaan werd gegeven de bedienden van Lazarus, die nu ereburger van Rome was, met rust te laten, omdat de landvoogd anders genoodzaakt zou zijn Lazarus voor zijn bescherming een flink aantal soldaten ter beschikking te stellen. Dat had resultaat, en Lazarus werd nu al zo'n zes weken lang volledig door de tempeldienaren met rust gelaten. Maar of zij daarom innerlijk erg veel met hem ophebben, betwijfel ik erg, hoewel ze in zijn gezicht erg vriendelijk doen en hem verzekeren dat zij deze zaak alleen maar tegen zijn arbeiders en niet tegen hem voor de landvoogd gebracht hadden, omdat zij zich bedreigd voelden. En zo leeft Lazarus in ieder geval voor de schijn op goede voet met de tempel.'
[8] IK zei: 'Ik wist wel dat dit zo zou gaan; maar het had ook nog anders kunnen gaan, als de zaak nog een paar weken langer geduurd zou hebben. Want dan zou het tussen de arbeiders en de tempeldienaren tot ernstige handtastelijkheden gekomen zijn, die Ik voorzien heb en waarom Ik ook door Mijn wil het geheel zo geleid heb zoals het gegaan is, en dat was goed. De tempeldienaren hebben nu weliswaar een heimelijke wrok tegen Lazarus, maar dat heeft niets te betekenen, want zij hebben ook een wrok tegen alle Romeinen en Grieken en tegen de Essenen, Sadduceeën en Samaritanen. Maar al die wrok van hen lijkt op die van een dwaze man die bijna woest van kwaadheid werd op een grote rivier omdat hij geen brug vond waarover hij het mooie oeverland aan de overkant kon bereiken. De rivier bleef zichzelf ondanks de woede van de dwaze man. En waarlijk, precies zo is het gesteld met de wrok en de toorn van de tempeldienaren! Het is het zich in bochten wringen en tegenstribbelen van een worm in het stof tegen de stappen van voorbijgaande kamelen. Daarom houden we er nu over op en jij, beste vriend, kijk jij eens of we al vlug aan ons nachtelijk maal toekomen!'
«« 36 / 248 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.