De wijzen uit Perzië

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)

«« 37 / 248 »»
[1] De waard ging vlug naar de keuken en zag dat alles al klaar was. Er werd meteen opgediend en in de beste stemming aten en dronken wij.
[2] De andere gasten, die als reizigers deels uit Galilea, Griekenland, Samaria deels uit verschillende andere landen hier de nacht doorbrachten, omdat de waard bekend stond als een zeer billijk man met een groot gastenhuis, vernamen echter dat Ik, van wie zij al zoveel gehoord hadden, Mij nu ook in deze herberg bevond. Zij vroegen aan de bedienden van de waard of zij Mij mochten bezoeken. Zodoende kwam er een bediende naar ons toe die dit verzoek overbracht aan de waard, die over allerlei dingen met ons aan het praten was.
[3] DE WAARD zei tegen de bediende: 'Daar kan ik geen ja of nee op zeggen, want deze Heer is zelf Heer, en er mag alleen maar gebeuren wat Hij wil!'
[4] IK zei tegen de waard: 'Er zijn bij de reizigers ook vier magiërs uit Egypte, echter geboortig uit Perzië vlak bij de grens met Indië. Drie van hen zijn vooraanstaande magiërs en al op hoge leeftijd, de vierde is slechts een leerling. Wel hebben zij ook nog een groot gevolg, maar dat is voor het grootste deel op andere plaatsen geherbergd; hier hebben zij slechts de benodigde persoonlijke bedienden bij zich. Wel, deze vier magiërs, die nu een aantal jaren in Egypte actief zijn geweest, kun je binnen laten komen, en dan zullen we hen eens aan de tand voelen om te zien wat voor mensen het zijn.'
[5] Toen ging de waard naar de kamer waar de magiërs zich bevonden en zei hun dat Ik hen had toegestaan om bij Mij te komen.
[6] Daarover waren de magiërs erg verheugd, omdat zij zelfs tot over de grenzen van Kanaän al zoveel over Mij gehoord hadden. Zij stonden meteen op en gingen, begeleid door de waard, vlug naar Mij toe. Toen deze eerbiedwaardige grijsaards binnenkwamen, bogen zij diep en groetten heel hoffelijk, zoals dat bij hen gebruikelijk was. Omdat zij de Hebreeuwse taal meester waren, konden zij ook door alle leerlingen goed verstaan worden.
[7] IK zei meteen tegen hen: 'Degene, die u graag nader zoudt willen leren kennen, ben Ik; maar kom nu bij ons zitten, dan zullen wij eerst wat nader kennis maken!'
[8] De magiërs namen aan onze tafel plaats, en IK vroeg hun: 'Vertelt u Mij eens openlijk wat u zoal voor kunsten en toverijen verricht, dan zult u ook van Mij horen wat Ik allemaal doe! Misschien kunnen wij elkaar dan wederzijds van dienst zijn! ,
[9] Toen bogen de magiërs, en de ene MAGIËR zei: 'Meester, dit is onze oudste en wijste, zijn naam is HAHASVAR (hoeder van de sterren) *), hij zal voor ons spreken! Hij is de driemaal dertig jaar reeds gepasseerd. Ik zelf ben pas tachtig en deze naast mij telt zeventig volle jaren, en in de sterren staat geschreven dat ieder van ons vanaf nu nog dertig jaar moet leven. Mijn naam is MEILIZECHIORI (Heeft inzicht of kennis om de tijd te meten)*, (*Later resp. Caspar, Melchior en Balthazar) en de naam van mijn buurman is OU LI TESAR (bezweerder of bedwinger van de wil). De vierde van ons is nog jong en heeft nog geen speciale naam omdat hij nog leerling is. Moge nu onze oudste spreken! ,
[10] Toen begon dus DE OUDSTE en zei: 'Wij drieën zijn al eens dertig jaar geleden hier geweest en maakten een lange reis van het verre morgenland hier naartoe, want wij zijn door een bijzondere ster daartoe opgeroepen en in de taal der sterren stond geschreven:'In het verre westen is bij het ontaarde volk van God een nieuwe koning geboren. Zijn lichamelijke moeder is een maagd die nooit door een man werd aangeraakt; want het kind in haar schoot is verwekt door de grote kracht van God, en zijn naam zal groot zijn onder alle volkeren der aarde, en hij zal een rijk vestigen en daarin als almachtig koning eeuwig heersen. En allen die in zijn rijk zullen leven zal het goed gaan; want over hen zal de dood geen macht meer hebben!'
[11] Toen wij dat lazen, maakten wij ons gereed, volgden de loop van de ster en vonden werkelijk te Bethlehem, en wel in een oude schapestal, heel wonderbaarlijk een pasgeboren kind, en wij offerden hem onze gaven. Wij wilden zoals afgesproken weer via Jeruzalem naar ons eigen land terugreizen, maar werden in een droom gewaarschuwd door een lichte geest dat wij langs een andere weg naar huis moesten gaan en de pasgeboren koning niet aan de kwade vorst moesten verraden. Dat hebben wij toen ook gedaan. Wat er daarna met dat wonderbare kind is gebeurd, konden wij ondanks onze naspeuringen op geen enkele wijze meer te weten komen.
[12] Wij hoorden van oude mensen dat de oude, wrede vorst Herodes te Bethlehem vanwege die pasgeboren koning een kindermoord gelast had, waarbij alle jongens van 1 tot 2 jaar met het zwaard zijn omgebracht; maar de ouders moeten met hun wonderkind toch nog juist op tijd naar Egypte gevlucht zijn en zo de wreedheid van de krankzinnige vorst ontlopen zijn. Wij zochten nu een aantal jaren in Egypte naar datzelfde kind en die koning en konden niet het geringste ontdekken.
[13] Pas onlangs in Memphis in Egypte kwam ons ter ore dat er in Galilea een groot wonderdoener is opgetreden, die tekenen en daden verricht waarvan op deze aarde nog nooit werd gehoord, en die daarbij zulke wijze toespraken houdt, dat alle grote wijzen der aarde daartegenover puur in het stof zouden moeten kruipen. Velen zouden daarom in hem geloven en aannemen dat hij blijkbaar God Zelf moet zijn, omdat zijn doen en laten anders niet te verklaren is.
[14] Naar aanleiding van dat bericht zijn wij speciaal weer hier naar Kanaän, of naar het joodse land gekomen, om die buitengewone mens ergens te ontmoeten, en wel om twee redenen: ten eerste, om ons zelf van alles persoonlijk te overtuigen, en ten tweede, om te onderzoeken of deze man soms voortgekomen is uit dat in Bethlehem geboren kind.
[15] Toegegeven, de beroemde wonderdoener is nog geen koning, -maar dat maakt helemaal niets uit; want hoewel wij slechts wijzen zijn, sterrenkundigen, en vanwege onze kennis van de natuurkrachten in de ogen van de blinde mensheid ook heel buitengewone magiërs, zijn wij in de verre hooglanden achter Perzië ook koningen met land en een grote bevolking, en wij hebben geen vijand te duchten omdat iedere naburige vorst ons hoogacht en voor onze geheime macht de grootste eerbied heeft. En toch is onze macht slechts een heel natuurlijke, die ieder mens kan leren; hoeveel te meer kan die beroemde man van het joodse land dan koning zijn, die enkel door zijn wil bergen en rotsen kan vernietigen, doden het leven terug kan geven en de elementen kan gebieden!
[16] Vanmorgen kwamen wij reeds hier in deze streek aan en deden navraag naar deze man, en men zei, dat hij onlangs hier was geweest en dat hij waarschijnlijk binnenkort hier weer zou komen. En nu laat op de avond ging het in huis van mond tot mond dat de beroemde man met zijn leerlingen was aangekomen.
[17] Nu kunt u, meester, zich wel voorstellen wat een hevig verlangen er in ons allen begon te branden om in u de man te zien over wie wij zulke wonderbaarlijk grote dingen gehoord hebben, en om u vervolgens ook met de grootste bescheidenheid te vragen of u soms toch uit dat wonderkind, dat in Bethlehem werd geboren, bent voortgekomen.'
«« 37 / 248 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.