Het brood des levens (Ev.Joh. 6,22-35)

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)

«« 43 / 248 »»
[1] Maar de volgende dag, toen wij na de ochtendmaaltijd naar buiten gingen om te zien wat er te doen was, troffen wij aan de oever een groot aantal mensen aan die ons 's nachts nog vanaf Tiberias met heel veel moeite nagevaren waren. Het waren dezelfde mensen die de avond tevoren aan de overzijde van de zee aan de oever stonden en duidelijk hadden gezien dat de leerlingen zonder Mij alleen over zee wegvoeren. En deze mensen zagen nu ook dat er behalve hun eigen schepen die zij goed kenden geen ander schip lag dan dat waarin zij de leerlingen zonder Mij hadden zien wegvaren, en zij wisten dat Ik beslist niet voor het afvaren aan boord gegaan was, maar dat alleen Mijn leerlingen weggevaren waren. (Joh. 6,22)
[2] Terwijl wij zo langs de oever wandelden, naderden er nog mensen in andere schepen, die pas 's morgens vroeg van Tiberias waren weggevaren. Zij voeren echter eerst nog naar de vorige plek, stapten uit en bezochten de plaats waar zij door Mijn dankzegging het brood gegeten hadden, om zich ervan te overtuigen of Ik soms toch nog daar was. (Joh. 6,23) Omdat zij echter noch Mij noch de leerlingen daar vonden, gingen zij snel terug naar de schepen die op hen wachtten en voeren met gunstige wind naar Kapérnaum; want zij wisten dat de leerlingen naar Kapérnaum gevaren waren. Toen zij tegen de middag in Kapérnaum aankwamen, zochten zij meteen de leerlingen en vooral Mij, om te kijken of Ik daar was. (Joh. 6,24)
[3] En toen zij Mij na enig zoeken vonden, en wel in een school in Kapérnaum waarover later nog iets gezegd wordt, en nu zonder meer vaststelden dat Ik van Tiberias naar Kapérnaum ook kennelijk over zee gekomen moest zijn, omdat Ik via de verre omweg over land over al die bergen en klovenzeker een paar dagen nodig gehad zou hebben, vroegen zij (DE NAGEREISDEN) Mij: 'O Meester, hoe bent u dan de zee overgestoken?' (Joh. 6,25)
[4] Ik gaf echter de leerlingen snel een wenk dat zij dat aan niemand moesten zeggen, omdat Ik het plan had deze koningshelden een lesje te geven, dat heel geschikt zou zijn om het kaf van het zuivere koren te scheiden.
[5] IK zei daarom: 'Waarlijk, waarlijk, Ik zeg jullie: Jullie zoeken Mij niet omdat jullie de vele tekenen die Ik gedaan heb, gezien hebben, maar alleen omdat jullie als hongerigen op de berg het brood hebben gegeten en daardoor verzadigd zijn! (Joh. 6,26) Daarom hebben jullie Mij ook als dank een groot profeet genoemd en wilden jullie Mij tenslotte zelfs koning maken, omdat je bij jezelf dacht: 'Kijk eens, hij heeft macht genoeg tegen onze vijanden, die ons altijd maar laten werken, en bovendien kan hij ons steeds op die manier brood verschaffen, dan hoeven we niet meer te werken!'
[6] Ik zeg jullie echter: Die spijs bevordert niet het geestelijke leven van jullie ziel, maar alleen het vergankelijke leven van jullie vleselijke lichaam. Ik, die nu ook een mensenzoon ben, wil en zal jullie echter een andere spijs tonen en geven die blijft en voor eeuwig in de ziel werkt. Want daartoe heeft de Vader in de hemel Mij gewaarmerkt en bestemd. (Joh. 6,27) En die spijs ligt daarin dat jullie waarachtig Gods wil doen en daardoor ook Gods werken verrichten.'
[7] Toen zeiden DE VRAGERS tegen Mij: 'Zeg ons dan wat wij doen moeten om zoals u gezegd heeft, Gods werken te doen! (Joh. 6,28) Wij zijn slechts mensen en geen profeten en kunnen alleen maar volgens de wet van Mozes leven.'
[8] IK zei: 'Ja, als jullie je aan de wet van Mozes zouden houden dan zouden jullie Mij reeds lang herkend hebben! Maar jullie houden Je uit angst voor wereldse straffen met heimelijke woede aan de wereldse voorschriften en.herkennen Mij daarom niet, hoewel Ik tekenen aan jullie heb laten zien die nog nooit een mens voor Mij gedaan heeft.
[9] Maar Ik zal jullie nu zeggen wat vanaf heden Gods werk is. Van nu af aan kunnen jullie Gods werk doen door te geloven dat Ik degene ben die God door de profeten heeft beloofd en die Hij nu naar jullie in deze wereld heeft gezonden!' (Joh.6,29)
[10] Daar keken ze allemaal erg van op en verbluft zeiden ZIJ: 'Wat voor tekenen doet u dan verder nog, die groter zijn dan die wij gezien hebben? Vertel dat eens en laat ze ons zien, opdat wij ze ook zien en dan kunnen geloven wat u van uzelf zegt! Dus, welke andere tekenen doet u nog? (Joh.6,30) Tot nu toe weten wij alleen maar dat u allerlei zieken genezen hebt en dat u ons echt op wonderbaarlijke wijze verzadigd heeft met dat vele brood dat op de berg uit die paar broden ontstond. Maar, zulke en soms zelfs grotere tekenen hebben ook, sinds Mozes, andere profeten gedaan. Hebben onze vaderen geen manna gegeten in de woestijn, zoals geschreven staat: 'Hij gaf hun brood uit de hemel te eten.'? (Joh.6,31)
[11] Daarop zei IK tegen hen:" Waarlijk, waarlijk! Mozes heeft jullie geen brood uit de echte hemel gegeven, maar slechts uit de lucht van de zichtbare, aardse hemel (Joh. 6,32); alleen Mijn Vader in de echte, geestelijke hemel geeft Jullie nu door MIJ het ware brood uit de hemel! Want dit ware brood uit de hemel in Mij geeft de wereld het leven!' (Joh.6,33)
[12] ZIJ begrepen echter niet dat Ik met het ware brood dat de ziel het eeuwige leven geeft, Mijn woord bedoelde en Mijn leer, die uit de eeuwige liefde en wijsheld van God voortkomt en daardoor zelf leven en wijsheid is en de ziel het ware leven geeft.
[13] Omdat zij alleen maar dachten aan het brood dat zij op de berg gegeten hadden, zelden ZIJ dan ook: 'Heer en meester, geef ons dan altijd zulk brood te eten, meer verlangen wij niet!' (Joh.6,34)
[14] Daarop zei IK: 'Wat praten jullie, en wat willen jullie? Hebben jullie dan met begrepen wat Ik zei? Ik Zelf ben het ware brood des levens! Wie tot Mij komt, zal geen honger hebben, en wie in Mij gelooft zal nooit meer dorst hebben!'(Joh. 6,35)
[15] Toen zeiden ZIJ: 'Heer, wij zijn nu toch bij u! En hoewel wij geloven dat u een groot profeet bent, misschien groter dan Mozes, van wie men niet eens met grote zekerheid kan zeggen dat hij echt ooit heeft bestaan, krijgen wij nu omdat wij sinds vanmorgen niets gegeten hebben toch honger en ook dorst. Mozes hebben wij nooit gezien, u hebben wij gezien en wij zien u nog, en daarom bent u voor ons ook duidelijk belangrijker dan Mozes en alle oude profeten. Maar toch zijn wij nu al echt hongerig en dorstig. Op welke manier moeten wij dan uw woorden uitleggen?'
[16] Toen zei IK zachtjes tegen Johannes: 'Begrijp je nu, wat Ik je gisteren heimelijk op de berg zei; was dat niet waar?! Deze mensen staan nog helemaal op het niveau van de dieren, en Ik gebruik zulke bedekte termen om ze het spoor helemaal bijster te maken zodat ze daarna bij Mij weggaan; want hun tijd is nog lang niet rijp.'
«« 43 / 248 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.