De springvloed

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)

«« 57 / 248 »»
[1] Op de morgen van de dag na de sabbat stonden wij vroeg op, en Ik ging met enige leerlingen naar buiten, zoals Ik dat gewoonlijk bijna overal pleegde te doen. Het was een heldere, mooie voorjaarsmorgen, en het was vreemd dat de zee terwijl er vrijwel volledig windstilte heerste zulke hoge golven had.
[2] De waard, die ook al gauw naar ons toe kwam, vroeg Mij stomverbaasd naar de reden van die machtige beweging van het water, terwijl er toch nergens iets van wind te bespeuren viel.
[3] Maar IK zei tegen hem: 'Geloof het, Mij is alle macht in de hemel en op aarde gegeven, en het water wordt hier dan ook zo sterk bewogen omdat Ik dat wil! Ik heb er echter een reden voor, waarvan je je later zelf zult kunnen overtuigen.'
[4] Toen zei DE WAARD, nu nog meer verbaasd: 'Heer, dat alle krachten en machten van de natuur U moeten gehoorzamen is mij heel duidelijk, maar dat U de zee ook vanwege een geheime reden onstuimig maakt, is nieuw voor mij, vooral op dit prachtige heldere ochtenduur. De golven worden steeds krachtiger en hoger! Straks moet ik de schepen en de viskaren nog op een veiliger plaats brengen, anders kan het werkelijk fout gaan!'
[5] IK zei: 'Maak je niet druk, want noch je schepen, noch je vissen zullen enige schade oplopen. Maar degenen die met kwade bedoelingen nu per schip op het water zijn, zal het niet zo erg behaaglijk te moede worden. Zij zullen weliswaar niet door de golven verzwolgen worden, maar hun boosaardige moed zal na het zeer moeizaam bereiken van de oever erg bekoeld zijn!'
[6] Daarop vroeg DE WAARD: 'Wie mogen dan die slechte mensen wel zijn, en wat zijn zij van plan?'
[7] IK zei: 'Je weet, dat Ik vorig jaar tijdens het loofhuttenfeest in Jeruzalem was en daar in de tempel het volk verteld heb over Mijn zending, nadat Ik eerder de man die acht en dertig jaar ziek geweest was bij het bad Bethesda genezen had, en later nog een aantal in de omgeving van Jeruzalem en Bethlehem. Veel mensen werden daardoor gelovig, hetgeen de tempeldienaren goed gemerkt hebben, zoals ook, dat velen Mij gevolgd zijn. Daarom hebben zij in hun woede nu weer besloten Mij te achtervolgen, te grijpen en ook meteen te doden. Zij staan Mij dus naar het leven. Maar Mijn tijd is nog niet gekomen, en daarom werp Ik nu een hindernis voor hen op om Mij te achtervolgen, te grijpen en te doden. En dat is de reden waarom de zee nu zo hoog gaat. -Is het je nu duidelijk?'
[8] Toen zei DE WAARD: 'O ja, in dat geval moet de zee nog maar veel erger te keer gaan! Laat er dan ook maar een heel krachtige stormwind bijkomen, dan zullen die verdorven mensen pas echt beginnen te merken hoe God hun boze moeite weet te belonen!'
[9] IK zei: 'O, een stormwind zou hunjuist goed van pas komen, want ze hebben een schip dat tegen de storm bestand is en dat hen heel snel aan de veilige oever zou brengen. Maar deze windstille springvloed brengt hen helemaal tot vertwijfeling; want zij komen daarin zelfs als zij zo hard mogelijk roeien niet verder, omdat iedere golf het schip weer naar zijn eerdere plaats terugwerpt en het hun daarbij net zo vergaat als een wandelaar die over losse stenen een berg wil beklimmen. Bij iedere stap glijden de stenen weg en de wandelaar glijdt weer naar de plaats terug waar hij eerst stond. Daarom is deze soort golfbeweging voor Mijn achtervolgers al zonder meer de beste en meest bruikbare. - Maar laten we er over ophouden en gaan zien hoe het met ons ochtendmaal staat!'
[10] DE WAARD zei: 'Heer, het zal wel klaar zijn. Ik heb de bedienden opgedragen ons te roepen wanneer alles klaar is en kijk, daar komt er al één uit het huis om ons te roepen, laten we dus maar gaan!'
[11] IK zei: 'Je vergist je, -hij brengt ons alleen maar het bericht dat de leerlingen naar Mij gevraagd hebben en wilden weten waar Ik naartoe ben gegaan. Want zij hebben een klein meningsverschil waarbij Ik meteen als scheidsrechter moet optreden. Maar we laten hen nu nog maar wat discussiëren; hierna is er nog tijd genoeg hen allen op de juiste weg te leiden.'
[12] DE WAARD zei: 'Waarover kunnen zij nu toch verschil van mening gekregen hebben?'
[13] IK zei: 'O, over een kleinigheid! De twintig nieuwe leerlingen vroegen sommige van Mijn oude leerlingen die thuis gebleven zijn, naar de reden van deze hoge zee, en de oude leerlingen zeiden dat deze windstille hoge zee vast alleen door Mij om onbekende redenen, op wonderbaarlijke wijze veroorzaakt moest zijn. De nieuwe leerlingen willen dat echter niet helemaal accepteren en zeggen: 'Wij weten wel dat alles wat er gebeurt en ontstaat alleen van God de Heer afhangt; maar desondanks heeft Hij in de natuur door Zijn orde, gerechtigheid en wijsheid voor geheime krachten gezorgd die volgens Zijn wil werken. Weliswaar brengt Hij door Zijn wil de krachten eerst op gang; maar daarna werken de krachten direct en God door hen alleen indirect. Dat alles wat gewicht heeft naar beneden valt, heeft God oorspronkelijk zo ingesteld; maar nu drijft de op die wijze ingestelde kracht het eigen lichaamsgewicht vanzelf naar beneden. Zo heeft God oorspronkelijk het water zwaar en vloeibaar gemaakt. En juist deze door Hem gegeven eigenschap is nu ook de geheime kracht van het water die het van de hoogte onweerstaanbaar naar de diepte laat stromen, zonder dat God daarbij steeds hoeft in te grijpen om het water en de beken, rivieren en stromen verder te stuwen. En zo zal het nu ook bij deze windstille zeebeweging zijn; alleen is deze juist door de algehele windstilte opvallender dan wanneer die door een sterke, machtige orkaan zou zijn opgezweept. ' Daarom vroegen zij juist de reeds veel ervarener leerlingen door welke geheime kracht God nu deze beweging opgeroepen kon hebben.
[14] De oude leerlingen houden echter steevast vol dat deze beweging niet indirect, maar heel direct door de macht van Mijn wil is opgeroepen. Nu hebben de nieuwe leerlingen echter op hun manier gelijk en de oude leerlingen ook, en daarom hebben zij de beslissing van Mij als scheidsrechter nodig. En daarom gaan we dan ook naar hen toe en hen in recht en waarheid verenigen!'
[15] Daarop gingen wij meteen naar huis, waar wij toch nog maar hoogstens duizend passen vandaan stonden.
[16] Toen wij binnenkwamen, begroetten alle leerlingen Mij en legden Mij meteen hun meningsverschil voor.
[17] En IK keek hen allen vriendelijk aan en zei: 'Jullie vechten om de waarde van een plukje schapewol! De nieuwe leerlingen hebben gelijk, maar de oude leerlingen ook; want in algemene zin hebben de nieuwe leerlingen gelijk, en nu in dit speciale geval de oude leerlingen. Want deze beweging van de zee die jullie nu zo erg vreemd voorkomt, ontstaat niet door een indirecte kracht, maar direct door Mijn wil.
[18] Om dat echter nog beter te kunnen waarnemen, moeten jullie naar buiten kijken naar de zee, die nu overal even hoog gaat! Ik zal een klein gedeelte hier bij de oever bevelen om volkomen tot rust te komen, en dan zullen jullie toch wel inzien dat Gods wil ook direct kan werken.'
[19] Slechts door Mijn wil bracht Ik over een oppervlak van tweehonderd akkers de zee zodanig tot rust, dat deze er spiegelglad bij lag, terwijl buiten deze spiegel de zee nog erger te keer ging dan eerst. Toen de nieuwe leerlingen dat zagen, vielen zij voor Mij neer en wilden Mij gaan aanbidden.
[20] Maar IK zei tegen hen: 'Houdt daar direct mee op! Want Ik ben niet in deze wereld gekomen om Mij door de mensen te laten eren en aanbidden, maar alleen om hun de wegen van de waarheid en het leven te tonen en allen te helpen die nood lijden, het moeilijk hebben en met allerlei kwade lasten beladen zijn.
[21] Als jullie echter God, die op Zichzelf een zuivere geest is, waarachtig willen aanbidden, dan moeten jullie Hem door de liefde in je hart ook in geest en in waarheid aanbidden, en wel door de daad, door allerlei goede werken. Want waarlijk, wat jullie voor de armen uit liefde tot God doen, dat doen jullie voor God! En dat jullie geloven dat Ik door God gezonden naar jullie ben toegekomen, dat is de enige ware aanbidding van God. leder loos lippengebed is echter een gruwel voor God en volledig waardeloos. Wie God met zijn lippen eert, terwijl zijn hart daarbij koud en passief blijft, maakt van God een afgod en bedrijft daardoor echte geestelijke hoererij . Zoals staat in een van de profeten, die zegt: 'Kijk, dit volk eert Mij met de lippen; maar zijn hart is verre van Mij!'
[22] Waarlijk, Ik zeg tot jullie: Waar het hart God niet door daden van ware en zuivere, onzelfzuchtige liefde aanbidt, daar is ieder gebed een lege en waardeloze klank, die in de lucht verklinkt en volledig wegsterft. Ik ben nu jullie Meester, en jullie zijn Mijn leerlingen. Geloof wat Ik jullie zeg en doe wat Ik jullie opdraag, en volg Mij na! Meer is onder ons niet nodig.'
[23] Daarop zagen de nieuwe leerlingen van hun aanbidding af en wij gingen naar het goed toebereide ochtendmaal, dat allen heel goed smaakte.
«« 57 / 248 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.