Het ongeloof als bewijs van rijpheid voor een nieuwe openbaring, Vergelijking van de mensen ten tijde van Noach en van Jezus. De geestelijke toestand van de mensen

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)

«« 64 / 248 »»
[1] (DE HEER:) 'Maar Ik ontdek nu nog een heel speciale vraag bij Mijn nieuwe leerlingen, en die is:'Ja, als nu juist het vrijwel geheel ontbreken van geloof aan een ware God de eigenlijke basis moet zijn voor de rijpheid van de mensen ten opzichte van God, dan begrijpen wij niet waarom God ten tijde van Noach, toen het geloof in een waarachtige God bij de mensen ook totaal verdwenen was, niet naar hen is toegekomen zoals nu naar ons en hun op eigen grond en bodem een leer heeft gegeven waarmee ze in vrijheid het eeuwige leven konden verkrijgen! Waarom liet God toen liever de erge zondvloed komen om de mensheid die God vergeten had te verdelgen?'
[2] Ik zeg jullie dat ook deze vraag bepaald niet onbelangrijk is, en haar beantwoording moet een groot licht werpen op de verhouding tussen God en Zijn schepselen. Let dus op!
[3] De mensheid was ten tijde van Noach niet zo goddeloos als jullie wel denken; zij was echter tegenover de God die zij maar al te goed kende, trots en erg hoogmoedig geworden en wilde zich in alle ernst tegen Hem verzetten en Hem Zijn macht afhandig maken. Zij deed wat ze wilde; en hoewel haar vanuit de hemel de meest wijze wetten gegeven werden, trad zij die met voeten en deed precies het tegendeel.
[4] Deze mensen haatten de God, die zij goed kenden, en waren vijandig tegen alles wat maar afkomstig was van Gods almacht en wijsheid. Zij vervloekten alles wat van God afkomstig was, zelfs de hele zichtbare schepping, uiteindelijk zelfs de aarde, en zij besloten ook in alle ernst de hele aarde met hun springstof te verwoesten. Zij werden door de mensen van de hoogte vaak en meermalen gewaarschuwd en ook gestraft voor hun misdaden.
[5] Er werden volkeren van hen afgescheiden en naar verre landen gebracht, waarvan de nakomelingen nog heden ten dage leven en de oude leer nog hebben, hoewel die helaas niet meer zuiver is. Maar dat hielp allemaal niet. Zij werden weer machtig, met name de Hanochieten, wier stad tenslotte veel groter was dan het hele, grote, beloofde land. Zij onderwierpen tenslotte de kinderen van de hoogte, behalve de familie van Noach, die als enige God nog volledig trouw bleef.
[6] In Noach's tijd begonnen zij uit pure overmoed de bergen te verwoesten, hoewel zij door de wijzen onder de bergbewoners gewaarschuwd werden dat er zich onder de bergen reusachtige watersluizen bevonden, en dat, als zij in hun doldriestheid ook maar één grote berg tot op de grond af zouden graven en zijn massa in zee zouden werpen, zich daardoor meerdere onderaardse watersluizen zouden openen, waardoor in korte tijd zoveel water naar het aardoppervlak geleid zou worden, dat het tot boven de hoge bergen zou stijgen en zij daar allen in zouden verdrinken. Maar al die waarschuwingen hielpen niet alleen niet, maar vuurden hen nog meer aan om met nauwelijks te beschrijven energie aan de vernietiging van de bergen te werken.
[7] Noach zag toen dat alle vermaningen en raadgevingen vruchteloos waren, en hij bad God om in ieder geval een paar van de goede mensen en dieren en levensmiddelen te redden; want hij zag maar al te duidelijk de treurige gevolgen van de slechte en dwaze daden van de toenmalige wereldse mensen in. Toen pas kreeg hij van de geest van God onderricht om een ark te bouwen, waarvoor hem het ontwerp en de maten uit de hemelen gegeven werden.
[8] Toen de slechte dwazen met niet te beschrijven moeite de voet van een belangrijke berg voor het grootste deel weggehaald hadden, werd het loon voor hun werk ook al zichtbaar. De eigenlijke berg, waarvan de steunen weggehaald werden, begon door zijn grote gewicht te zakken, en perste verschrikkelijke watermassa's in machtige stromen naar de oppervlakte van de aarde. Door de vele heetwaterstromen moest daardoor ook de lucht natuurlijk vol raken met dampen en wolken, waardoor de regen werkelijk in stromen begon neer te vallen en het water tot boven de bergen begon te stijgen. Meer dan een derde van het hele werelddeel Azië werd overstroomd, en alle Hanochieten, die meenden dat zij de hele mensheid op aarde uitmaakten, gingen daar te gronde en hun stad verzonk eveneens in de diepte der aarde.
[9] Uit Mijn in het kort weergegeven, maar ware beschrijving van die mensen uit de tijd voor Noach blijkt wel dat zij niet onkundig waren van God, maar zich slechts boven Hem wilden verheffen, en die omstandigheid bewijst juist dat zij Hem wel kenden.
[10] Hun haat tegen God werd eenvoudig veroorzaakt door het feit dat zij moesten sterven en dat meestal reeds na dertig tot veertig jaar, terwijl zij van de bewoners der bergen, die toen een zeer hoge leeftijd bereikten, dachten dat zij onsterfelijk waren. Dat was de reden waarom zij zo woedend werden op God en zich ernstig voornamen om, omdat zij sterven moesten, ook alles te gronde te richten, in weerwil van God.
[11] Als het nu zo is en niet anders, kunnen jullie dan bij jezelf nog volhouden dat de mensen toen ook al zo rijp waren als nu?! Kijk nu eens naar de mensen op aarde! Hoeveel zijn er zelfs onder de joden, die waarachtig in een God geloven en werkelijk levendig op Hem vertrouwen? Zij hebben bijna allen slechts een puur traditioneel geloof, in hun hart zijn zij echter volkomen goddeloos, en het komt helemaal niet in hen op dat er werkelijk een of andere God zou kunnen zijn, -en mocht er een zijn, dan maakt die zich volgens hen helemaal niet druk om de sterfelijke mensen met hun gebeden en offers. De mensen heeft Hij alleen maar geschapen om Zijn aarde te laten bebouwen en te cultiveren. Dat is eigenlijk wat de betere joden geloven, -de slechtere geloven al helemaal niets.
[12] Weer anderen, die nog tot de oude Joden behoren zoals er in Samaria een aantal zijn, zeggen: De inzettingen van Mozes zijn goed, en men moet zich eraan houden, of ze nu van God of alleen maar van Mozes afkomstig zijn. Wie zich aan de inzettingen houdt, faalt niet, of er nu een God is of helemaal geen. Men moet het goede alleen doen omdat het goed is, en het slechte nalaten omdat het slecht is.
[13] Maar uit die wijsheid blijkt immers toch ook weer duidelijk dat het levende geloof in God geen eenvoudige zaak is. Hoe het er echter in de tempel met het geloof aan een God voorstaat, weten jullie zelf maar al te goed, en daar hoeft verder geen woord meer over gezegd te worden. Want waar men er geen gewetenszaak van maakt de geboden van God naast zich neer te leggen en daarvoor in de plaats wereldse voorschriften als heilig en van God gegeven in te stellen, daar is alle geloof aan een waarachtige God volledig verdwenen. Zo ziet het geloof in God er nu bij de joden uit! En vraagje nu tenslotte eens zelf af, hoe sterk jullie eigen geloof in een ware God was! Voor je bij Mij kwam zochten jullie nog iets goddelijks in de tempel en kwam je diens instellingen zoveel mogelijk na, -maar aan het echte bestaan van een God twijfelden jullie zelf, en jullie geloof was alleen maar een reeds vanaf de wieg aangenomen gewoonte, die jullie heel moeilijk af hadden kunnen leggen, omdat jullie daarvoor in de plaats niets beters wisten te vinden en jullie oude gewoontegeloof een deel van je levenswijze was geworden. Daarom stelde dan ook jullie geloof zo goed als niets voor .
[14] Dus bij de Joden als het uitverkoren volk van God is nu helemaal geen geloof meer; maar als dáár al geen geloof meer te zoeken en te vinden is, hoe moet het dan bij alle heidenen te zoeken en te vinden zijn?f In vroeger tijden geloofden zij toch nog aan hun afgoden en orakels; maar nu geloven zij ook niets meer. Zij houden zich weliswaar aan de uiterlijke ceremoniën en gebruiken, maar van geloof is daar ook allang geen sprake meer .
[15] Alleen in Egypte vind je nog enkele volgelingen van Plato, Socrates en Aristoteles, die nog de mogelijkheid van een hoogste, maar aan niemand bekend goddelijk wezen aannemen; maar zij denken ook dat de mens het door een uiterst streng leven zover kan brengen dat hij de goddelijke geest op bepaalde geheiligde momenten zal kunnen voelen en dan tijdens dat voelen heldere blikken in de toekomst zal kunnen werpen. Maar verder kan geen sterveling het volgens hen brengen. Wat er met de mensen na de lichamelijke dood gebeurt, blijft een nooit te ontwarren Gordiaanse knoop, waarover wel zeer veel sagen en meningen in omloop zijn die in de mens een vage hoop opwekken, maar waar men totaal geen zekerheid over heeft.
[16] Zo denkt nu het beste deel van de heidenen. Maar als dat zo is, iets wat jullie nu zonder moeite kunnen zien en begrijpen, dan is het immers toch ook duidelijk dat juist nu sprake is van die rijpheid tussen Schepper en schepselen van waaruit de mensen pas volledig in de toestand zijn beland om door God, zonder hun zelfstandige leven schade te berokkenen, onderwezen en tot godgelijke levens-volmaaktheid geleid en gebracht te worden. - Is het jullie nu duidelijk?'
«« 64 / 248 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.