Over het juiste bekijken van de natuur

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)

«« 75 / 248 »»
[1] Maar IK zei: 'Dat duurt nog wel een uur, en het is hier op deze heuvel heel goed om te zijn, en te zien hoe Gods gedachten zich voor onze ogen belichamen.'
[2] DE WAARD zei: 'Heer, wat verstaat U daaronder?'
[3] IK zei: 'Dit, hier om ons heen, wat je met je ogen ziet, met je oren hoort en met ieder ander zintuig waarneemt, zijn louter belichaamde gedachten van God. Kijk eens hoe machtig de golven gaan. Wie zweept het water daar zo hoog op en laat het niet tot rust komen? Kijk, dat is Gods gedachte, tot leven gebracht door Zijn wil! Kijk eens naar al die vogels die bezig zijn met de golven! Wat zijn dat anders dan zuiver belichaamde gedachten van God?! De hele zee, alle bergen, alle dieren, al het gras, alle kruiden en bomen, alle mensen, de zon, de maan en alle talloos vele sterren zijn niets anders. Hun bestaan hangt helemaal alleen af van de voor jou nu nog totaal onbegrijpelijke bestendigheid van de wil van God.
[4] Stel dat God van een van de belichaamde gedachten die wij hier zien, Zijn wil wegnam, wat gezien de oneindige vrijheid van de goddelijke wil best mogelijk is, dan was de belichaming ook reeds op datzelfde ogenblik verdwenen. In God zou de geestelijke gedachte wel blijven, maar het lichaam zou zich als het ware in het totale niets oplossen. Hier voor ons hebben wij nu dit bestaan, zijn, worden en ook vergaan van de gedachten van God, dat voor de ware vriend van God zo belangrijk is! Is het niet een ware lust hiernaar te kijken en daardoor van dag tot dag Jehova's liefde, wijsheid en almacht nader te leren kennen?!
[5] Kijk naar die wolkjes daar in het oosten, hoe zij nu eens groter, dan weer kleiner worden, en vervolgens helemaal verdwijnen! Dat zijn eveneens Gods gedachten, die, door Zijn wil slechts heellichtjes uit de lucht samengetrokken en in een vluchtige lichamelijkheid overgaand, in steeds veranderlijke vormen voor ons zichtbaar worden. Deze vormen liggen duidelijk dichter bij de oorspronkelijke, geestelijke elementen dan de massieve bergen en alle andere scheppingen die ons hier aan alle kanten omringen; maar toch is hun bestaan nog onvolkomen en zij moeten eerst, door zich meermalen in een andere vorm te manifesteren, zoals bijvoorbeeld in regendruppels, overgaan en dan als voedingsstof in de een of andere plant een meer bepaalde, bestendiger vorm aannemen, en zo tot aan de mensen opklimmen, van waaruit zij dan als volledig vrije, zelfstandige en zelf vrij denkende, vrij willende wezens voor eeuwig onveranderbaar en bestendig in het zuiver geestelijke en aan God gelijke kunnen en ook zullen overgaan.
[6] Kijk, wie zo de schepselen van God beziet, ondervindt daarvan veel genoegen en vreugde! En Ik zegje dat zo'n beschouwing de mens meer kracht geeft dan een te vroeg gebruikte ochtendmaaltijd. Vind je dat nu ook niet?'
[7] Toen zei DE WAARD: 'O ja, Heer en Meester! Maar voor zo'n stimulerende beschouwing heb je ook Uw wijsheid nodig; ik zou wel een eeuw kunnen kijken en dan zou ik dat wat U nu aan ons heeft uitgelegd, toch niet ontdekt hebben! Van nu af aan zal het bij mij ook wel beter gaan; want ik ben een vriend van de natuur en verlustig mij graag in haar scheppingen en vormen. Alleen wanneer zij eens hier of daar uit de band springt, blijf ik daar graag zo ver mogelijk vandaan. Als er zware stormen komen en de wolken ons met bliksem en donder dreigen te vernietigen, dan houdt mijn vriendschap voor de natuur op; maar als zij zo rustig bezig en aanwezig is, houd ik bijzonder veel van haar. Weliswaar is nu deze golvenstorm op zee ook geen rustige bezigheid van de natuur, maar voor ons bewoners van het vaste land is het in ieder geval niet gevaarlijk en daarom nog met een gerust hart aan te zien; maar zou een geweldige orkaan de zee zo in beweging brengen, dan zou het hier niet zo erg behaaglijk zijn om de natuur in haar doen en laten gade te slaan en daarin de door Zijn wil tot leven gebrachte, grote goddelijke gedachten te herkennen.'
[8] IK zei: 'Dat is beslist zo; maar wat Ik je nu verteld heb, is ook geen gebod, maar alleen een goede raad, -want anders zouden de mensen ook in de diepten van de zee moeten afdalen en daar overal de belichamingen van de grote gedachten van God gade moeten slaan. Als een mens dat zonder gevaar en zonder nadeel voor zijn gezondheid kan doen, laat hij dat dan zo nu en dan doen, dan zal hij daaruit menig voordeel voor ziel en lichaam halen en ook meer en meer in zichzelf de geest van de ware liefde voor God en ook tot de naaste opwekken.
[9] Want om God waarachtig te kunnen liefhebben, moet men trachten om God steeds meer te leren kennen. Wie dat niet het belangrijkste vindt~ moet het uiteindelijk aan zichzelf wijten wanneer bij hem het innerlijke gevoel en bewustzijn van het eeuwige voortleven van de ziel na de lichamelijke dood slechts heel zwak is en blijft; want dit echte levensgevoel is enkel en alleen maar het gevolg van de ware, levende liefde tot God en daardoor tot de naaste .
[10] God op Zichzelf als Vader is immers juist in Zijn oerwezen de liefde en daardoor het Leven zelf, omdat liefde en leven een en hetzelfde zijn. Wie dus de liefde tot God in zich heeft, wat het enige levenselement is, die heeft ook het ware, goddelijke, eeuwige leven in zich. Wie echter die liefde niet heeft, is innerlijk dood; zijn leven is slechts een schijnleven en blijft daardoor zó lang een gericht, als het niet vrijwillig de liefde tot God in zich heeft opgewekt en door daden tot leven heeft gebracht. En kijk, juist daarom is het goed voor de ware mens als hij van tijd tot tijd diepere beschouwingen wijdt aan datgene wat zich aan zijn zintuigen ter waarneming voordoet! -Begrijp je nu wat Ik je gezegd heb?'
[11] Toen zei DE WAARD: 'Ja, Heer en Meester, nu is mij dat ook duidelijk; alleen is het thans hier op aarde te betreuren dat de meeste mensen van zulke belangrijke levenslessen totaal geen weet hebben! Maar het zal mij niet aan de juiste ijver ontbreken om in ieder geval ontvankelijke mensen, als de gelegenheid gunstig is, dat wat ik weet bij te brengen. Maar wat kan nu de voornaamste reden zijn dat de mensen in deze tijd zo ontzettend dwaas zijn geworden?'
«« 75 / 248 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.