Het menselijke en het goddelijke in de Heer

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)

«« 90 / 248 »»
[1] Maar Ik was met een aantal leerlingen al voor zonsopgang op de been en ging zoals gewoonlijk naar buiten naar de Eufraat, die hier al een aanzienlijke breedte heeft. Wij stonden daar echter nog niet lang toen er een groot houtvlot midden op de rivier met de stroom mee kwam drijven. Op dat ogenblik kwam ook de tollenaar met zijn zoon Jorabe en met de dokter ons achterna om ons uit te nodigen voor de ochtendmaaltijd.
[2] Niemand bestuurde het vlot; want het was door een slechte bevestiging aan de oever vanzelf weggedreven, en DE TOLLENAAR zei: 'Het is erg jammer van dat mooie hout, dat door nalatigheid van zijn eigenaar onbeheerd ronddrijft! Dreef het maar dicht bij de oever zodat we erbij konden komen, dan zou het zelfs kunnen gebeuren dat binnen een paar dagen de rechtmatige bezitter het nog achterna komt, en dan zouden we hem het hout tegen een kleine vergoeding terug kunnen geven. Maar zo drijft het hele vlot voorbij en gaat het natuurlijk verloren! Wel, misschien vangen de Samosaters het op!'
[3] IK zei, toen het vlot zich op onze hoogte bevond: 'Wil je het hout?'
[4] DE TOLLENAAR zei: 'Natuurlijk wil ik het, - maar hoe krijg ik het eruit?'
[5] IK zei: 'Kijk, heel gemakkelijk! Als je een levensmeester bent, moeten ook alle elementen je gehoorzamen, en daarom gebied Ik het water dat het het hout hier bij ons op deze oever brengt. Ik wil het; het geschiede!'
[6] T oen Ik dat gezegd had, stroomde het water snel naar ons toe en steeg aan de oever tot een hoogte van zeven span, bracht al het hout met het vlot helemaal aan land en stroomde daarna weer terug in de natuurlijke richting en verder .
[7] Daar schrokken de drie behoorlijk van, en DE DOKTER zei tegen Mij: 'Vriend, U bent geen mens van het gebruikelijke slag zoals wij, maar U bent een God! U bent door geen man op aarde in een moederlichaam verwekt! Ik zou zelfs willen beweren, dat U een ongeboren mens en dus duidelijk een God bent! ,
[8] IK zei: 'Laten we het daar niet over hebben; wie vlees draagt, heeft het uit een moederlichaam! Alleen het eerste mensenpaar ontving een lichaam uit de hand van Gods wil, -alle andere mensen echter uit een moederlichaam. En dus is dit lichaam van Mij ook uit een aardse moeder, ook al is het dan niet door een aardse vader op de gewone manier verwekt, maar alleen door de almachtige wil van de geest van God, wat bij volkomen reine en godgewijde mensen heel goed mogelijk is. Aan het begin der tijden, bij de nog geheelonbedorven, eenvoudige en God zeer toegewijde mensen, was dat helemaal niet zo zeldzaam, en in deze tijden gebeurt het zo nu en dan ook nog.
[9] Dat zulke mensen, die langs een zuiver geestelijke weg verwekt zijn, dan ook geestelijker zijn dan mensen die via de normale weg verwekt worden, is duidelijk; want kinderen van sterke en gezonde ouders worden ook sterk en gezond, - kinderen van zwakke en zieke ouders worden gewoonlijk ook zwak en ziekelijk. Ik als mens, zoals ik nu voor jullie sta, ben geen God, maar wel een zoon van God, wat eigenlijk ieder mens moet zijn; want de mensen van deze aarde zijn voorbestemd om kinderen van God te worden en te zijn, wanneer zij volgens de erkende wil van God leven.
[10] Eén van hen is echter door God reeds van eeuwigheid voorbestemd om de Eerste te zijn, het Leven in Zich te hebben, en het iedereen te geven die in Hem gelooft en volgens Zijn leer leeft. En deze Eerste ben Ik!
[11] Maar Ik heb dat leven uit God niet vanuit het moederlichaam in deze wereld gebracht! De kiem lag wel in Mij, maar die moest eerst ontwikkeld worden, wat Mij bijna volle dertig jaar tijd en moeite gekost heeft. Nu sta Ik echter volmaakt voor jullie en kan jullie zeggen dat Mij alle kracht en macht gegeven is in de hemel en op aarde, en dat de geest in Mij volledig één is met de geest van God, waardoor Ik dan ook zulke tekenen kan doen die vóór Mij nog nooit een mens gedaan heeft. Maar in het vervolg is dat geen bijzonder privilege uitsluitend van Mij, maar ook van ieder mens die gelooft dat Ik door God in de wereld ben gezonden om de mensen, die nu allen in het duister gaan, het licht des levens te geven, en die vervolgens handelt volgens Mijn leer die de mensen zonneklaar de wil van Gods geest toont, welke werkelijk volledig in Mij woont.
[12] Deze geest is wel God, maar Ik als pure mensenzoon niet; want zoals reeds gezegd, Ik heb als zodanig ook, net als ieder mens, door veel moeite en oefening Mij eerst de waardigheid van een God moeten verwerven, en kon Mij daarna pas verenigen met de geest van God. Nu ben Ik wel één met Hem in Mijn geest, maar nog niet in Mijn lichaam; maar ook daarmee zal Ik volledig één worden, echter pas na veellijden en de totale en de volkomen verdeemoedigende zelfverloochening van Mijn ziel.
[13] En zo, Mijn vriend en dokter, die van een betere wil is dan je collega's, kun je nu wel weten wie Ik ben en watje van Mij denken moet! Geloof dat en leef volgens de leer die je van Mijn leerlingen weldra zult horen, dan zul je leven en in al je doen en laten in het licht wandelen en niet meer in de nacht van de zonde van je vlees en bloed! -Begrijp je dat?'
[14] DE DOKTER zei: 'ja, grote Meester, dat begrijp ik, hoewel Uw woorden heel anders klinken dan die van de priesters in de tempel te Jeruzalem, waarvan ik zelf afstam en waar ik mijn geringe kennis ook geleerd heb! Aan U ligt heel duidelijk het goddelijke ten grondslag, en toch wilt U voor ons niet meer zijn dan een mensenzoon, terwijl de Farizeeën in de tempel zich gedragen alsof zij God geholpen hebben bij het scheppen van de wereld en de andere wezens, en alsof alleen van hen het wel en wee van de mensen van deze aarde afhangt.ja, Uw woorden, grote Meester, klinken wél als Gods woorden; want er ligt een heel eigenaardige kracht en macht in die het hart goed doet, het verheft en helemaal opnieuw levend maakt en verlicht, terwijl het zogenaamde goddelijke woord van de Farizeeën het mensenhart in hoge mate kwetst, bedroeft, verduistert en zelfs doodt! Want wie volgens hun leer leeft en handelt, wordt mettertijd zo dom en zo zinnelijk, hoogmoedig, zelfzuchtig en heerszuchtig, dat hij tenslotte helemaal vergeet dat ook hij maar een mens is. Alleen zichzelf houdt hij voor de hoogste menselijke autoriteit, - al het andere staat ver beneden hem. Maar wat Uw woorden zeggen, grote Meester, schijnt juist het volslagen tegendeel te zijn en te worden van datgene wat de Farizeeën leren, en wat zij eigenlijk van de mensen willen maken! -Heb ik gelijk of niet?'
[15] IK zei: 'ja, ja, daar zou je wel eens gelijk in kunnen hebben; maar nu niets meer daarover! Het vlot met het hout is gered en ligt daar op de volkomen droge oever, en jij, vriend Jored, kunt daar nu mee doen wat je wilt; want de eigenaar zal daar niet meer om komen omdat hij te ver hiervandaan woont en het verlies van dit hout hem ook niet arm zal maken daar hij erg rijk is. Geef daarom een offer aan de armen en gebruik het hout naar eigen goeddunken!'
[16] De tollenaar JORED zei: 'Meester, ik dank U zeer daarvoor, en de armen zullen bij mij niet te kort komen! Maar nu gaan we aan de ochtendmaaltijd; want die zal nu wel helemaal klaar zijn!'
«« 90 / 248 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.